
Jurisprudentie
AF0394
Datum uitspraak2001-03-07
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers99/102 R
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers99/102 R
Statusgepubliceerd
Indicatie
Overlijden van de schuldenares leidt tot tussentijdse beëindiging zonder faillissement van rechtwege.
Uitspraak
definitieve beëindiging schuldsanering
Arrondissementsrechtbank te Groningen,
eerste enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 27 juli 1999 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
X.
Geboren op ... te P.,
Overleden op ..., v/h
Wonende te Q.,
Hierna te noemen de schuldenares.
De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris bericht, dat de schuldenares op 2 januari 2001 is overleden en zij tot die tijd aan al haar verplichtingen voortvloeide iot de schuldsaneringsregeling naar behoren heeft voldaan.
Op 5 maart 2001 heeft de rechter-commissaris terzake de rechtbank voorgedragen de schuldsanering te beëindigen
Nu uit het voorgaande volgt dat de schuldenares niet meer in staat is haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen, brengt zulks met zich mee, dat de schuldsaneringsregeling beëindigd dient te worden.
Daarbij is van belang. Dat krachtens artikel 287 Faillissementswet alleen ten behoeve van een natuurlijke persoon een schuldsanering kan worden uitgesproken en dat zulks niet geldt voor andere in het rechtsverkeer te onderscheiden entiteiten, en met name niet voor een nalatenschap, welke overigens krachtens uitdrukkelijke wetsbepaling ( artikel 198 Faillissementswet) wel failliet verklaard kan worden.
Het voorgaande brengt met zich mee, dat de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd.
De rechtbank is voorts van oordeel, dat artikel 350, vijfde lid Faillissementswet, voorzover daarin wordt bepaald, dat beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350, derde lid sub c Faillissementswet van rechtswege het faillissement van de schuldenares tengevolge heeft, in casu geen toepassing kan vinden.
Immers, nu de schuldenares is overleden en zijzelf krachtens de Faillissementswet niet meer failliet verklaard kan worden, zou het in strijd met het systeem van de Faillissementswet zijn om aan te nemen, dat een overleden natuurlijke persoon na beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog in staat van faillissement zou kunnen geraken. Uit de wetgeschiedenis met betrekking tot de invoering van de schuldsaneringsregeling blijkt ook niet van een andere bedoeling van de wetgever.
De rechtbank acht bij gebreke van een wettelijk voorschrift terzake zich niet bevoegd om ambtshalve het faillissement over de nalatenschap van de schuldenares uit te spreken. Krachtens artikel 198 Faillissementswet kan een dergelijk faillissement alleen door de schuldeisers worden verzocht.
Nu naar het oordeel van de rechtbank de beëindiging van de schuldsaneringsregeling noch het faillissement van de overleden schuldenares noch dat van haar nalatenschap tot gevolg heeft, zal de rechtbank geen toepassing geven aan artikel 350, vijfde lid, laatste zin en derhalve niet overgaan tot benoeming van een rechter-commissaris en curator.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de schuldsaneringboedel van de schuldenares.
Beslissing
De rechtbank:
· beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
· stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op f. 1.050,-- (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting);
· bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ten laste van de schuldsaneringboedel van de schuldenares komen.
Gewezen door mr. Griffioen, lid van de genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van7 maart 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.