
Jurisprudentie
AF0403
Datum uitspraak2000-04-17
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers99-2522
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers99-2522
Statusgepubliceerd
Indicatie
De Kantonrechter oordeelt dat een schuldsaneringsregeling een ontbinding van een huurovereenkomst wegens een (oude) huurschuld en executie van de daaromtrent gewezen uitspraak niet in de weg staat.
Uitspraak
Kantongerecht Middelburg
( mr. Melens)
Schuldsaneringsregeling. Verhuurder is bevoegd om na van toepassing verklaring van schuldsaneringsregeling de huurovereenkomst te doen ontbinden wegens huurachterstand die is ontstaan voordat die regeling van toepassing is verklaard. Veroordeling in verstekvonnis geen rechtskracht jegens boedel, nu verhuurder niet van bevoegdheid ex. Art. 28 lid 1 FW gebruik heeft gemaakt. Executie van ontruimingsvonnis kan niet op grond van art. 301 lid 2 Fw worden geschorst, nu daarbij geen sprake is van verhaal van schulden.
( Fw art. 28 lid 1, 301, 305 lid 2; BW art. 6:265)
De vordering wegens huur bestond ten tijde dat de schuldsaneringsregeling van toepassing werd verklaard. Op grond van art. 299 Fw werkt de regeling ten aanzien van deze vorderingen dient deze vordering ter verificatie te worden aangemeld. Nu ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding de schuldsaneringsregeling nog niet van toepassing was verklaard en er nog geen bewindvoerder was benoemd, konden de vorderingen ook niet tegen de bewindvoerder worden ingesteld. De zaak heeft voor het eerst gediend op 23 augustus 1999 en op die datum was de schuldsaneringsregeling wel van toepassing verklaard met benoeming van bewindvoerder. Op grond van het ook op de schuldsaneringsregeling toepasselijke art. 28 lid 1 Fw was de verhuurder bevoegd om schorsing van het geding te verzoeken teneinde de bewindvoerder op te roepen. Nu de verhuurder van die bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt en de procedure tegen de huurder heeft voortgezet, hebben de veroordelingen in het verstekvonnis tegenover de boedel geen rechtskracht. De huurder heeft dan ook geen belang bij vernietiging van het verstekvonnis ten aanzien van die veroordelingen. Kern van het verschil is of de verhuurder na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling nog bevoegd was om de huurovereenkomst te doen ontbinden wegens een huurachterstand die is ontstaan voordat die regeling van toepassing is verklaard. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat niet is beoogd een regeling op te nemen die erop neerkomt dat het verzuim, waarin de schuldenaar verkeert, eindigt door het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling, aangezien daardoor de ontbindingsmogelijkheid ( door partijen of door de rechter) zou komen te ontbreken. Nu ten tijde van het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling nog geen executie was aangevangen ten aanzien van het verstekvonnis, kan executie ook niet worden geschorst op grond van art. 301 lid 2 Fw. Bovendien worden slechts die executies geschorst die strekken tot verhaal van schulden, en daarvan is bij een ontruiming geen sprake.
X.te P.,
Opposant,
Tegen Algemene Woningbouwvereniging Y. te P.,
geopposeerde
(….; red.)
De beoordeling van de zaak
Tussen partijen staat het volgende vast:
X. huurt van Y. de woning aan de ... te ... tegen een huurprijs van f 347,47 per maand.
Bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 28 juli 1999 is ten aanzien van X. de definitieve schuldsanering uitgesproken met benoeming van X. 's gemachtigde tot bewindvoerder.
Stellende dat X. een huurachterstand heeft doen ontstaan van f 3.353,15 berekend tot 15 augustus 1999, dat hij daarover incassokosten is verschuldigd van f 353,48, dat hij f 2.505,42 heeft betaald en dat hij nog f 1.201,21 is verschuldigd, heeft Y. bij inleidende dagvaarding gevorderd ontbinding van de huurovereenkomst met nevenvorderingen en veroordeling van X. tot betaling van f 1.201,21 met wettelijke rente vanaf 26 december 1998 en tot betaling van f 347,47 per maand wegens vergoeding voor het gebruik van het gehuurde na 15 augustus 1999.
Bij voormeld verstekvonnis zijn die vorderingen toegewezen met veroordeling van X. in de proceskosten.
Bij verzetdagvaarding heeft X. verzocht hem te ontheffen van de veroordelingen tegen hem uitgesproken en de vorderingen alsnog af te wijzen. X. heeft daartoe gesteld dat niet hij in rechte had moet worden betrokken maar de bewindvoerder, dat op grond van art. 28 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) het geding had kunnen worden geschorst teneinde de bewindvoerder in het geding op te roepen, dat het vonnis van de kantonrechter op grond van artikel 305 Fw de verhuurder de huur slechts kan beëindigen indien hij in gebreke zou zijn gebleven de na toepassing van de schuldsanering ontstane verplichtingen na te komen en dat daarvan geen sprake is.
Y. heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroordeling tot betaling van de huurachterstand op grond van de wettelijke bepalingen niet kan worden tenuitvoergelegd en bij de bewindvoerder zal worden aangemeld. Voor het overige heeft zij de vorderingen van X. bestreden.
De kantonrechter overweegt als volgt:
6.1. De vordering wegens huur betreft een vordering die bestond ten tijde dat de schuldsanering van toepassing is verklaard. Op grond van het bepaalde in art. 299 Fw werkt de regeling ten aanzien van deze vordering en partijen zijn het terecht er over eens dat deze vordering ter verificatie moet worden aangemeld.
6.2. Ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding was de schuldsaneringsregeling nog niet van toepassing verklaard en was er geen bewindvoeder benoemd zodat de vorderingen ook niet tegen bewindvoerder ingesteld konden worden.
6.3. De zaak heeft voor het eerst gediend op 23 augustus 1999 en op die datum was de schuldsaneringsregeling wel van toepassing verklaard met benoeming van de bewindvoerder. Op grond van het ook op de schuldsaneringsregeling toepasselijke art. 28 lid 1 Fw was Y. bevoegd om schorsing van het geding te verzoeken teneinde de bewindvoerder op te roepen. Nu Y. van die bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt en de procedure tegen X. heeft voortgezet, hebben de veroordelingen in het verstekvonnis tegenover de boedel geen rechtskracht. X. heeft dan ook geen belang bij vernietiging van het verstek vonnis ten aanzien van die veroordelingen.
6.4. Na het voorgaande is kern van het geschil of Y. na het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling nog bevoegd was om de huurovereenkomst te doen ontbinden wegens een huurachterstand die is ontstaan voordat die regeling van toepassing is verklaard; dat Y. niet bevoegd was om de huurovereenkomst tussentijds op te zeggen volgt uit art. 305 lid 2 Fw.
6.5. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Uit de wetsgeschiedenis (memorie van antwoord, Tweede Kamer, 1992-1993, 22 969, p. 6 en 7) blijkt dat niet beoogd is een regeling op te nemen die erop neerkomt dat het verzuim, eindigt door het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling aangezien daardoor de ontbindingsmogelijkheid ( door partijen of door de rechter) zou komen te ontbreken. Daarbij heeft ook de gedachte een rol gespeeld dat het ongewenst zou zijn dat regelingen omtrent de bevoegdheden in de schuldsaneringsregeling en in faillissement te zeer uiteen zouden lopen.
6.6. Uitgaande de bevoegdheid van Y. om de ontbinding te vorderen, heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden omdat de onweersproken (dus vaststaande) huurachterstand een tekortkoming opleverde die tot ontbinding moest leiden en er geen feiten en/of omstandigheden waren gesteld op grond waarvan geoordeelde werd dat die tekortkomingen gezien de bijzondere aard of de geringe betekenis ervan de ontbinding niet rechtvaardigde. Nu dergelijke feiten en/of omstandigheden ook in deze verzetprocedure niet zijn gesteld of gebleken, is er geen grond om over de ontbindingsvordering anders te oordelen.
6.7. Partijen hebben ook nog gedebatteerd over de vraag of de executie van het verstekvonnis is geschorst op grond van art. 301 lid 2 Fw. Ten tijde van het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling ( op 28 juli 1999) was er nog geen executie aangevangen aangezien het verstekvonnis pas op 23 augustus 1999 is uitgesproken en bovendien worden slechts die executies geschorst die strekken tot verhaal van schulden en daarbij is bij een ontruiming geen sprake.
6.8. Partijen hebben tenslotte ook nog gedebatteerd over de vraag welke afspraken er zijn gemaakt bij de behandeling van het kort geding tot schorsing van de executie van het verstekvonnis. Uit de niet erg heldere standpunten van partijen leidt de kantonrechter af dat partijen bij die gelegenheid de afspraak hebben gemaakt dat Y. niet tot ontruiming zou overgaan nadat X. de gemeente had gemachtigd de toekomstige huurtermijnen rechtstreeks aan haar over te maken. Aangezien er geen sprake is geweest van een voorlopige beslissing in kort geding maar van een partijafspraak, is Y. gehouden deze afspraak na te komen. Dit moet dan ook leiden tot de beslissing dat het verstekvonnis niet ten uitvoer kan worden gelegd ten aanzien van de veroordeling tot ontruiming zolang die machtiging geldt.
In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gezien om de proceskosten van de verzetprocedure te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter
Bekrachtigt het tussen partijen op 23 augustus 1999 bij verstek gewezen vonnis; Bepaalt dat het bevel tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd zolang X. een machtiging heeft verstrekt om de lopende huurtermijnen rechtstreeks aan Y. te betalen; compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten zal dragen; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.