Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0413

Datum uitspraak1999-06-09
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers99/290 EA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrees voor niet nakoming verplichtingen vanwege op voorhand weigering om verliesgevende onderneming te staken. Eerder faillissement binnen 10 jaar is mede grond voor afwijzing.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Rotterdam, Enkelvoudige kamer X. wonende te P. h.o.d.n. heeft op 7 juni 1999 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter zitting van 9 juni 1999. Uit de stukken, alsmede uit het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de verklaring van verzoeker zelf, is het volgende gebleken. Verzoeker is op 17 januari 1995 failliet verklaard, welk faillissement op 9 januari 1996 is opgeheven bij gebrek aan baten. Verzoeker stelt enkel dat het ontstaan van het faillissement niet aan hem lag. Gebleken is dat de ten tijde van dit faillissement bestaande schulden niet op de verklaring ex artikel 285 van de Faillissementswet voorkomen en derhalve nog aan de huidige schuldenlast moeten worden toegevoegd. Verzoeker is in maart 1996, derhalve kort na beƫindiging van eerdergenoemd faillissement, een nieuwe onderneming begonnen. Verzoeker heeft in het kader van deze onderneming wederom een aanzienlijke schuldenlast opgebouwd, thans van in totaal f. 300.000,00. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij deze onderneming, ondanks de sedert begin 1996 gemaakte nieuwe hoge schulden, wil voortzetten, zelfs gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling en ongeacht het feit of de bewindvoerder hem dit al dan niet zal toestaan. Uit het voorgaande blijkt dat verzoeker binnen tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, in staat van faillissement heeft verkeerd. Verzoeker heeft na opheffing van dit faillissement in relatief korte tijd opnieuw grote schulden gemaakt. Verzoeker heeft verder uitdrukkelijk geweigerd zijn verliesgevende onderneming te (zullen) staken. Gelet hierop bestaat er dan ook de gegronde vrees dat verzoeker zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. Reeds op grond hiervan dient het verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling te worden afgewezen. BESLISSING De rechtbank: wijst het verzoek af. Aldus gewezen door mr Buchner, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.