Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0496

Datum uitspraak2000-01-06
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersKG HA 99/1812
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afkoelingsperiode doet niet af aan een ontruimingsbevoegdheid. Na belangenafweging toch verbod ontruiming.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Rotterdam VONNIS van de president in kort geding in de zaak van: l. X. wonende te P., 2. Y. in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van requirant sub 1, kantoorhoudende te Rotterdam, wonende te Capelle aan den IJssel, eisers, procureur:. Jhr. mr. Th. Sandberg, advocaat : mr. H.D.L.M. Schruer, tegen de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting Stichting Volkswoningen gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam, gedaagde, vertegenwoordigd door deurwaarder F.H.M. Bazuin. Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als "eisers" respectievelijk "gedaagde", 1. Het verloop van het geding Dit blijkt uit het navolgende, door eiser ter vonniswijzing overgelegde stukken: - de dagvaarding d.d. 17 december 1999; - pleitnotities en producties van mr. Schruer; - de toevoeging 3BY0855 d.d. 28 december 1999. De raadsvrouwe van eisers en de heer Z. hebben ter terechtzitting van 30 december 1999 hun standpunten nog nader toegelicht. 2. De beoordeling 2.1 Eiser sub 1 is sinds 1 september 1994 huurder van de woning aan de ... . Gedaagde is eigenaresse van deze woning. 2.2 De huurovereenkomst tussen eiser sub 1 en gedaagde is bij vonnis van de kantonrechter te Rotterdam d.d. 19 mei 1998 ontbonden. Gedaagde werd hierbij gemachtigd om het gehuurde te ontruimen, doch heeft deze ontruiming nog niet geëffectueerd. 2.3 Eiser sub 1 heeft inmiddels van april 1998 tot en met september 1999 op regelmatige tijden zijn huurbetalingen voldaan. Over de maanden oktober en november 1999 is eiser sub 1 door omstandigheden met de huurbetaling in gebreke gebleven, waarvan gedaagde in kennis is gesteld door eiser sub 2. Gedaagde heeft vanwege deze (nieuwe) wanbetaling de ontruiming van de woning aan eiser sub 1 aangezegd. 2.4 Op 8 december 1999 is op verzoek van eiser sub 1 bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen definitief op hem van toepassing verklaard, waarna op 9 december 1999 een beschikking als bedoeld in artikel 309 van de Faillissementswet (een moratoriumbeschikking) is gegeven. In dit kader vorderen eisers opschorting van de ontruiming. 2.5 Wij achten de ontruiming in beginsel toelaatbaar, immers na eerdere waarschuwingen is eiser sub 1 andermaal in gebreke gebleven met correcte huurbetaling. Het moratorium doet op zichzelf niet af aan de bevoegdheid van gedaagde, de verhuurder, om op grond van het vonnis van 19 mei 1998 tot ontruiming over te gaan. 2. 6 Inmiddels achten Wij in dit geval, mede belangen-afwegend, aanleiding die ontruiming niet te gedogen. Er is na het ontruimingsvonnis meer dan één jaar correct huur betaald en toen het even, door ter zitting verduidelijkte, invoelbare omstandigheden te problematisch werd om verder te betalen, is dat ook deugdelijk en correct aan gedaagde duidelijk gemaakt. De huurbetalingen staan inmiddels weer op de rails. Er is een "gat" van "slechts" 2 maanden. 2.7 Voor het opleggen van enig dwangmiddel (boete) voor geval onze beslissing niet getrouwelijk wordt nagekomen, achten Wij geen aanleiding aanwezig. uit de houding van gedaagde ter zitting bleek genoegzaam dat zij in beginsel, behoudens hoger beroep, zich naar Onze beslissing zal gedragen. 2.8 De kostenveroordeling sluit enerzijds aan bij de principiële "toelaatbaarheidsbeslissing van de ontruiming" en anderzijds bij het resultaat van deze procedure. Op deze gronden, die ter zitting uitgebreider zijn weergegeven, wordt als volgt beslist: 3. De beslissing De president, verbiedt gedaagde in dit stadium, en mits geen verdere huurachterstanden ontstaan, het ontruimingsvonnis d.d. 19 mei 1998 ten uitvoer te leggen; veroordeelt eiser sub 1 om van de proceskosten f 100,- aan gedaagde te voldoen; compenseert de proceskosten voor het overige, des dat elke partij de eigen kosten draagt; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.B. Boot, president, in tegenwoordigheid van mr. M.G.P. de Jong, griffier.