Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0514

Datum uitspraak1999-12-16
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersZA 99-464
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schorsing executie ontruimingsvonnis in verband met afkoelingsperiode.


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Zwolle De president in kort geding Vonnis In de zaak, aanhangig tussen: 1 X. 2 Y. beiden wonende te P., eisers, toevoeging aangevraagd, procureur: mr J.A.van Wijmen, advocaat: mr A.J. Noordam te Amsterdam, en de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING PHILIPS PENSIOENFONDS, gevestigd te Eindhoven, gedaagde, niet verschenen. Procesgang Eisers hebben gedaagde doen dagvaarden in kort geding. Tegen de niet-verschenen gedaagde is verstek verleend nu ter zitting haar statutair bevoegde directeur noch een procureur is verschenen. Eisers hebben geconcludeerd van eis. De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren, gedaagde primair te verbieden de executie van het ontruimingsvonnis van de kantonrechter te Lelystad van 24 november 1999 alsmede de ontruiming van de door eisers bewoonde woning aan de ... te P. voort te zetten, en subsidiair te gelasten de executie van het ontruimingsvonnis alsmede de ontruiming van de woning op te schorten zolang een afkoelingsperiode van kracht is, althans een redelijke termijn te bepalen voor ontruiming, een en ander op straffe van een dwangsom van fl 1.000,00 voor iedere dag dat gedaagde na berekening van het vonnis in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, onder veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure. Eisers hebben hun vordering doen toelichten en vervolgens, onder overlegging van de stukken, verzocht vonnis te wijzen. Motivering Bij gebreke van betwisting door gedaagde staan de navolgende door eisers aan hun vordering ten grondslag gelegde feiten vast. Eisers huren sedert 1 november 1996 van gedaagde een woonruimte gelegen aan de ... te P. tegen een maandelijkse huur van fl 1.014,36. Bij vonnis van 24 november 1999 heeft de kantonrechter te Lelystad de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden en eisers bevolen de woonruimte te ontruimen binnen twee weken na berekening van het vonnis. Namens gedaagde is bij deurwaardersexploit van 29 november 1999 het vonnis aan eisers betekend en is hen de ontruiming aangezegd tegen 15 december 1999. Bij vonnissen van 7 december 1999 van de rechtbank Zwolle is ten aanzien van eisers de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. Tevens heeft de rechtbank Zwolle bij deze vonnissen een afkoelingsperiode voor de duur van één maand bepaald. Het vonnis luidt dienaangaande: "bepaalt, gelet op artikel 309 FW, dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op de tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar of de bewindvoerder bevinden, gedurende een periode van 1 maand, ingaande 7 december 1999, niet kan worden uitgeoefend dan met toestemming van de rechtercommissaris; ". De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak. Op grond van artikelen 25 jo. 313 Fw worden rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen die tot de boedel behoren tot onderwerp hebben, zowel tegen als door de bewindvoerder ingesteld. De onderhavige rechtsvordering heeft evenwel niet tot onderwerp een recht behorende tot de boedel - door het vonnis van de kantonrechter Lelystad van 24 november 1999 verblijven eisers zonder recht of titel in de woning aan de ... te P. -, weshalve zij de boedel evenmin raakt. Mitsdien zijn eisers ontvankelijk in hun vordering. Eisers kunnen evenwel op de voet van artikel 134 Rv niet worden ontvangen in hun ter gelegenheid van de conclusie van eis voorgestelde verandering van eis, zodat het geding zal worden afgedaan op de oorspronkelijke eis. De vordering van eisers strekt ertoe de executie van het vonnis van de kantonrechter te Lelystad van 24 november 1999 tot ontruiming van de woning van eisers te verbieden dan wel op te schorten zolang de afkoelingsperiode ex artikel 309 Faillissementswet, bepaald bij vonnis van 7 december 1999 waarbij ten aanzien van eisers de schuldsaneringsregeling van toepassing werd verklaard, van kracht is. Vooropgesteld wordt dat een vóór (of eventueel tijdens) de (voorlopige) toepassing van de schuldsaneringsregeling verkregen ontruimingsvonnis tijdens de schuldsaneringsregeling mag worden geëxecuteerd, nu een ontruiming geen executie tot verhaal van een huurvordering betreft en het vermogen van de schuldenaar niet raakt. Dit is evenwel anders in het geval er een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 309 Fw is bepaald. Immers blijkens de tekst van dat artikel blokkeert de afkoelingsperiode elke bevoegdheid van derden tot onder meer opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaren bevinden. Hoewel de huurovereenkomst door het vonnis van de kantonrechter is geëindigd, bevindt de onderhavige woning, zijnde een (onroerende) zaak als bedoeld in artikel 3:1 BW, zich nog in de feitelijke macht van eisers zolang zij deze woning als gewezen bewoners bewonen. Daaraan doet niet af dat eisers deze woning, nu de huurovereenkomst is ontbonden, thans zonder recht of titel bewonen. Een en ander brengt met zich mee dat tijdens een afkoelingsperiode, ontruiming niet is toegestaan anders dan met machtiging van de rechter-commissaris. Gesteld noch gebleken is dat de rechter-commissaris deze machtiging heeft verleend. De slotsom luidt derhalve dat de subsidiaire vordering die onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, met maximering van de dwangsommen, als navolgend dient te worden toegewezen. Gedaagde dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding te worden veroordeeld. Beslissing De president, 1. gelast gedaagde de executie van het vonnis van de kantonrechter te Lelystad van 24 november 1999, voor zover het betreft de ontruiming van de door eisers bewoonde woonruimte op te schorten zolang een afkoelingsperiode van kracht is, tenzij de rechtercommissaris gedaagde op de voet van artikel 309 eerste lid Fw machtiging verleent de executie uit te voeren, zulks op verbeurte van een dwangsom van fl 1.000,00 per dag dat gedaagde, na berekening van het vonnis, in gebreke blijft om daaraan te voldoen, met een maximum van fl 50.000,00; 2. houdt de beslissing voor wat betreft de kostenveroordeling aan totdat door de Raad voor de Rechtsbijstand op de toevoegingsaanvraag van eisers is beslist; 3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; 4. wijst af het meer of anders gevorderde. Gewezen door mr J. van der Hulst, fungerend president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.