
Jurisprudentie
AF0517
Datum uitspraak2000-07-10
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2000/350
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2000/350
Statusgepubliceerd
Indicatie
Reeds omdat niet of nauwelijks boekhouding is gevoerd van het bedrijf van verzoeker zijn de schulden niet te goeder trouw.
Uitspraak
Gerechtshof te Arnhem
eerste civiele kamer
Arrest
in de zaak van:
X.
wonende te P.,
appellante,
procureur: mr. W.J.G.M. van den Broek.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 19 juni 2000, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij het ter griffie van het hof op 27 juni 2000 ingekomen beroepschrift is appellante (hierna te noemen: X.) in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis, waarbij haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
2.2 Bij voormeld beroepschrift heeft zij het hof verzocht het voormelde vonnis te vernietigen en de schuldsaneringsregeling alsnog op haar van toepassing te verklaren.
2.3 Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken.
2.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2000, waarbij X. is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. O. Surquin, advocaat te Nijmegen.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 X. bestrijdt in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat zij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van enige schulden niet te goeder trouw is geweest. Zij voert daartoe het volgende aan. Zij heeft met ingang van 1 augustus 1997, gedurende ongeveer anderhalf jaar, een onderneming in de vorm van een eenmanszaak geƫxploiteerd in Winkelcentrum De Molenpoort te Nijmegen. Zij heeft zich van meet af aan geconfronteerd gezien met aanzienlijke problemen, onder andere met degene van wie zij de onderneming heeft gekocht en geleverd gekregen. Een leverancier heeft met een beroep op een eigendomsvoorbehoud ongeveer 80% a 90% van de voorraad weggehaald. Daardoor was zij genoodzaakt om te proberen haar onderneming te verkopen. Doordat op dat moment het Winkelcentrum de Molenpoort werd gerenoveerd, is zij daarin niet geslaagd en was zij gedwongen de winkel te sluiten. Het feit dat zij nimmer aangifte omzetbelasting heeft gedaan, noch omzetbelasting heeft afgedragen en geen jaarstukken heeft opgemaakt, heeft niet tot gevolg gehad dat aanzienlijke schulden zijn ontstaan bij onder meer de belastingdienst. De schuld aan de belastingdienst betreft met name ambtshalve opgelegde aanslagen. Zij heeft nauwelijks omzet gegenereerd met haar onderneming en heeft de bedragen die zij ontving noodgedwongen voor de betaling van de meest noodzakelijke schulden - zoals de huur - aangewend.
3.3 Het hof is van oordeel dat het verzoek van X. om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dient te worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe het volgende. Uit de stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat X. geen aangifte voor de omzetbelasting heeft gedaan, dat zij tot maart 1993 slechts summier haar boekhouding heeft (laten) voeren en dat er na maart 1998 in het geheel geen boekhouding meer is gevoerd. Uit het voorgaande volgt reeds dat X. ten aanzien van het ontstaan van de schulden niet te goeder trouw is geweest. X. diende er middels een deugdelijke boekhouding voor zorg te dragen dat zij steeds inzicht had in de bedrijfsvoering van haar onderneming, en in het bijzonder de vermogenspositie van haar bedrijf. Het ontbreken daarvan valt haar toe te rekenen. Het hof gaat voorbij aan het argument van X. dat de schuld aan de belastingdienst ambtshalve opgelegde aanslagen betreft en dat derhalve uiteindelijk deze schuld feitelijk lager zal uitvallen. X. heeft immers niet doen blijken dat zij na het staken van de onderneming - ongeveer anderhalf jaar geleden - (aantoonbaar) overleg heeft gevoerd met de belastingdienst teneinde de aanslagen lager te doen vaststellen op basis van de werkelijk gegenereerde omzet, zoals die volgens haar zou zijn vast te stellen aan de hand van de bescheiden inzake de bedrijfsvoering, die zij - naar zij ter zitting heeft verklaard - alle nog onder zich zou hebben. Het hof zal derhalve het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 19 juni 2000 bekrachtigen
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 19 juni 2000.
Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Van Wijland-Kalkman en Hilverda en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2000.