
Jurisprudentie
AF0518
Datum uitspraak2000-08-21
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2000/408
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2000/408
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ernstig verwijtbare criminele activiteiten uit het oogpunt van financieel gewin is voldoende om aan te nemen dat er gegronde vrees bestaat dat de schuldenaren hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zullen nakomen.
Uitspraak
Gerechtshof te Arnhem
Arrest
In de zaak van:
1. X.
wonende te P. en
2. Y.
zich thans in detentie bevindende te Q.,
echtelieden,
appellanten,
procureur: mr. P.C. Plochg.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank te Zutphen van 25 juli 2000, die in fotokopie aan dit arrest zijn gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij het ter griffie van het hof op 1 augustus 2000 ingekomen beroepschrift zijn appellanten ( hierna te noemen X. en Y.) in hoger beroep gekomen van voornoemde vonnissen, waarbij hun verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn afgewezen.
2.2 Bij voormeld beroepschrift hebben zij het hof verzocht de beschikking (het hof leest: voormelde vonnissen) te vernietigen en de schuldsaneringsregeling alsnog op hen van toepassing te verklaren.
2.3 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder twee verkorte vonnissen van de rechtbank te Amsterdam (parketnrs. 13/037639-98 en 13/037640-98) van 6 augustus 1999, diverse achterliggende stukken met betrekking tot de bestaande schuldenlast, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Amsterdam van 4 mei 1998, een winstanalyse, resultatenrekening, BTW-aangifte, alle betreffende 1998, en een Tussen Balans met betrekking tot de periode 1 mei 1998 tot en met 4 juli 1998 betreffende Snackbar Shoarma Z.
2.4 De mondelinge behandeling is vastgesteld op 14 augustus 2000 en op schriftelijke verzoek van X. en Y., welk verzoek is toegewezen, aangehouden. Op de voortgezette mondelinge behandeling van 17 augustus 2000 zij X. en Y. verschenen in persoon, bijgestaan door mr. S. Raven advocaat te Harderwijk. Overlegd is een pleitnota met bijlagen.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het beroep is tijdig ingesteld.
3.2 De rechtbank heeft in de bestreden vonnissen overwogen dat er gegronde vrees bestaat dat X. en Y. de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zullen nakomen en dat het voldoende aannemelijk is dat zij ten aanzien van het ontstaan en het onbetaald laten van de, gemeenschappelijke, schulden niet ter goeder trouw zijn geweest.
3.3 X. en Y. bestrijden het oordeel van de rechtbank dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden niet te goeder trouw zijn geweest. Zij voeren daartoe het volgende aan. Sinds vele jaren gaan zij gebukt onder een hoge schuldenlast. In 1997 en 1998 zijn zij begonnen hun schulden door middel van termijnbetalingen af te lossen. Om te ontkomen aan de drukkende schuldenlast, hebben zij voor derden verdovende middelen van Turkije naar Nederland getransporteerd. Met het hiervoor door hen te ontvangen bedrag van f. 25.000,- wilden zij hun schulden aflossen. Zij zijn voor deze misdrijven veroordeeld tot gevangenisstraffen. Y. verblijft op grond hiervan thans nog in detentie. De rechtbank heeft op basis van de verkeerde veronderstelling dat zij veel geld hebben overgehouden aan de transporten ten onrechte hun verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.
3.4 Het hof is van oordeel dat de verzoeken om de schuldsaneringsregeling alsnog van toepassing te verklaren, dienen te worden afgewezen. Immers, gebleken is dat appellanten hun oorspronkelijke schulden van f 20.000,- รก f 25.000,- alsmede een lening van de vader van X. van f 35.000,- wilden aflossen met geld dat zij met drugstransporten zouden verkrijgen. Beiden zijn voor de gepleegde misdrijven veroordeeld, Y. tot vijf jaar onvoorwaardelijk en X. tot 36 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk. Tijdens hun beider detentie liepen verschillende betalingsverplichtingen door, waaraan door hen niet werd voldaan, zodat nieuwe schulden zijn ontstaan tot een bedrag van f 62.000,- ( de schuld van de vader van X. niet meegerekend), waardoor hun totale schuldenlast opliep.
Het enkele feit van het bestaan van ernstig verwijtbare criminele activiteiten uit het oogpunt van financieel gewin, is naar het oordeel van het hof reeds voldoende om aan te nemen dat er gegronde vrees bestaat dat de schuldenaren tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zullen nakomen.
Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat zij niet te goeder trouw waren ten aanzien van de schulden die zijn ontstaan of onbetaald gebleven nadat zij werden gearresteerd, welke schulden een groot deel uitmaken van de totale schuldenlast. Immers zij hebben welbewust misdrijven gepleegd, waarbij het risico om veroordeeld te worden en in detentie te geraken - ten gevolge waarvan zij volgens hun eigen verklaring niet meer aan hun betalingsverplichtingen konden voldoen - voor hun rekening dient te komen. Derhalve dienen de verzoeken om alsnog te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling te worden afgewezen. De bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigd de vonnissen van de rechtbank te Zutphen van 25 juli 2000.
Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Hilverda en Groen en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2000.