Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0541

Datum uitspraak2001-09-19
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers62339/HA ZA 01-24
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 305 lid 2 Fw staat in de weg aan ontbinding van de huurovereenkomst wegens huurachterstand, nu die huurachterstand onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt.


Uitspraak

Rechtbank te Zwolle Meervoudige civiele kamer X., Wonende te P., Appellant, Procureur mr. E.A.M. Claassen advocaat mr. R. te Leeuwarden Y., wonende te P., procureur mr. R.K.E. Buysrogge, advocaat mr. M.M.A. van Hoof te Amsterdam Partijen verder te noemen X. en Y. Geding in eerste aanleg De kantonrechter te Lelystad heeft in deze zaak tussen partijen op 23 februari 2000 een verstekvonnis en op 11 oktober 2000 eindvonnis in oppositie gewezen. Voor het verloop van de procedure bij het kantongerecht, de genomen beslissingen en motivering daarvan, wordt verwezen naar de inhoud van die vonnissen die in fotokopie aan dit vonnis zijn gehecht. Procesgang in hoger beroep Bij op 21 december 2000 uitgebrachte dagvaarding is door X. hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter te Lelystad. Partijen zijn verschenen, waarna de volgende processtukken zijn gewisseld: · een memorie van grieven van de zijde van X.; · een memorie van antwoord van de zijde Y. Ten slotte is op verzoek van partijen op het griffiedossier vonnis bepaald. Conclusie van partijen. De vordering van X. strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis zal vernietigen het voormeld vonnis op 11 oktober 2000 onder zaaknummer 124978/ CV/ 00-2656 door de kantonrechter te Lelystad tussen partijen gewezen en opnieuw rechtdoende (X) alsnog (te veroordelen), bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. zal ontbinden thans ontbonden zal verklaren de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning c.a. staande en gelegen te P. aan de Z.; b. Y. zal oordelen om binnen veertien dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen door de rechtbank te bepalen termijn, het gehuurde met alle personen en goederen te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van X. te stellen met machtiging van X. om zonodig die ontruiming zelf te doen bewerkstellen met behulp van de sterke arm van justitie en politie, indien Y. in gebreke blijft aan die veroordeling te voldoen; c. Y. zal veroordelen in de kosten van beide instanties. Motivering 1. Ontvankelijkheid Het hoger beroep is tijdig en op de juiste manier ingesteld. X. kan wegens gebrek aan procesbelang evenwel niet in haar appel worden ontvangen. Daartoe is het volgende overwogen. Ten aanzien van Y. is hangende de procedure in eerste aanleg de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De artikelen 25 juncto 313 van de Faillissementswet beletten niet dat X. hoger beroep instelt tegen Y. in persoon. X. heeft evenwel niet om de schorsing van de procedure verzocht teneinde de bewindvoerder van Y in het geding te roepen. De vorderingen tot ontbinding van een wederkerige overeenkomst moet worden aangemerkt als een rechtsvordering waarbij de boedel betrokken is. Het bepaalde in het tweede lid van artikel 25 brengt onder deze omstandigheden mee dat een - eventuele - veroordeling van Y. inhoudende de ontbinding van de huurovereenkomst geen rechtskracht heeft tegenover de boedel, zodat deze niet kan ontruiming van de woning als sequeel van de ontbinding van de huurovereenkomst evenmin voor executie in aanmerking zou komen. Dat de ontruiming van de woning een zuiver persoonlijk presentatie van Y betreft die op de boedel niet raakt, maakt dit laatste niet anders. Gelet op het voorgaande heeft X. geen belang bij toewijzing van haar vorderingen. 2. Inhoudelijk Hoewel geheel ten overvloede wil de rechtbank niet nalaten haar visie te geven op de door Y. in appel aan de orde gestelde, principiële vraag of de huurachterstand van Y., bestaande ten tijde van de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van zijn persoon, grondslag kan zijn voor ontbinding van de huurovereenkomst van partijen. De rechtbank is het eens met de kantonrechter dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Het tweede lid van artikel 305 van de Faillissementswet staat in de weg aan ontbinding van de huurovereenkomst op vordering van X. wegens de huurachterstand van Y. nu die achterstand - zoals vaststaat - onder de werking van schuldsaneringsregeling valt. Dit is _ zoals de kantonrechter terecht overweegt - een afwijking van de algemene regel dat oom na de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ontbinding van een overeenkomst op grond van niet - nakoming van een verbintenis door de schuldenaar mogelijk is. Aan X. moet worden toegegeven dat artikel 305 - anders dan artikel 304, tweede lid, van de Faillissementswet waar het om "energieschulden" gaat - de ontbinding van een overeenkomst niet uitdrukkelijk uitsluit. De wet gever gaar er echter kennelijk - blijkens de door X. onder punt 20. van memorie van grieven geciteerde memorie van antwoord aan de Eerste Kamer - vanuit dat de verhuurder niet de bevoegdheid toekomt tot tussentijdse beëindiging van de huurschulden die bestaan op de datum van de uitspraak van de schuldsaneringsregeling. Er is in zijn algemeenheid - mede gelet op de artikelen 7A:1623a e.v. BW neergelegde, beschermde positie van huurders van woonruimten - geen reden te bedenken, waarom dit uitgangspunt alleen zou hebben te gelden bij de opzegging van de huur door de overeenkomst op vordering van de huurder om dezelfde reden, hoewel bij acties tot dezelfde gevolgen leiden, namelijk het verlies van het huurrecht en het moeten verlaten van het gehuurde door de huurder. Het moet dan ook voor worden gehouden dat de wetgever met de tussentijdse beëindiging van de huur door de verhuurder in artikel 305 niet alleen het oog heeft gehad op de opzegging van de huur maar tevens op de ontbinding van de huurovereenkomst. X. voert ook geen argumenten aan, ingeval dat de huurder een verplichting die ontstaat na de alleen bevoegd is tot het opzeggen van de huur en niet tot het vorderen van de ontbinding can de huurovereenkomst. 3. Slotsom X. is niet ontvankelijk in haar hoger beroep. X. zal als het ongelijke gestelde partij in de kosten verwezen worden. Beslissing De rechtbank verklaart X. niet ontvankelijk in haar hoger beroep. X. wordt veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden, voorzover tot op heden aan de zijde van Y. gevallen, bepaald op fl.1.690,--. Dit vonnis is gewezen door mrs Th. A. Ariëns, W. J. B. Cornelissen, W. F. Boele en in het openbaar uitgesproken op woensdag 19 september 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.