
Jurisprudentie
AF0562
Datum uitspraak2001-11-26
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2001/676
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2001/676
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hernieuwd verzoek tot toepassing schuldsaneringsregeling op dezelfde gronden dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Uitspraak
Gerechtshof te Arnhem
Arrest
In zaak van:
X.,
Wonende te P.,
Appellant,
Procureur: mr. J.C.N.B. Kaal.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 15 oktober 2001, waarbij het verzoek van appellant om op hem de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren is afgewezen en dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij ter griffie van het hof op 23 oktober 2001 per fax ingekomen verzoekschrift is appellant (hierna te noemen: X.) in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft X. het hof verzocht het voormelde vonnis te vernietigen en alsnog het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen.
2.2. Het hof heeft kennisgenomen van de bij verzoekschrift behorende stukken, alsmede van een brief (met bijlagen) van de advocaat van X. mr. K. Langelaar, van 1 november 2001, waarbij onder meer was gevoegd een fotokopie van een aan de Officier van Justitie te Zwolle gericht voorlichtingsrapport van de Unit Flevoland Zuid van de Reclassering Nederland van 21 juni 2001.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 november 2001, waarbij X. is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. K. Langelaar, advocaat te Almere.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2. Een eerder verzoek van X. om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken heeft de rechtbank te Zwolle bij vonnis van 16 juli 2001 afgewezen. Daartegen heeft X. geen hoger beroep ingesteld. Op 14 september 2001 heeft X. zijn verzoek aan de rechtbank herhaald. Ten opzichte van zijn eerder verzoek heeft X. geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. De enkele omstandigheid dat X. niet tijdig van het vonnis van 16 juli 2001 kennis heeft gekregen en daarom niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld, kan niet als rechtvaardiging gelden om via een op dezelfde gronden herhaald verzoek alsnog een nieuwe rechtsgang, nu wél met een hoger beroep te creëren. Daarom had X. in zijn verzoek in eerste aanleg niet mogen worden ontvangen. Nu het verzoek van X. zij het op andere gronden, dient het vonnis nietemin te worden bekrachtigd.
Ten overvloede geldt het volgende.
3.3. X. heeft onder meer een schuld aan het GAK van ongeveer f.33.000,- ter zake van de terugvordering van door hem in 1998 en 1999 ten onrechte ontvangen uitkeringsgelden. Deze schuld is ontstaan doordat op door X. bij het GAK ingeleverde werkbriefjes ten onrechte niet was vermeld dat hij inkomsten uit arbeid genoot. X. heeft gesteld dat financiën in die tijd werden geregeld door zijn toenmalige vriendin, mevrouw Y. met wie hij toen samenwoonde. Zij zou de werkbriefjes voor het GAK hebben ingevuld, nadat hij die had ondertekend. X. heeft niet onderkend, zo voert hij aan, dat er een dubbel inkomen in de huishoudkas vloeide, omdat X. een drukke baan had als kok en zich niet met de financiën bemoeide. X. wijst erop dat de 100 uur taakstraf die de stafrechter hem in dat verband heeft opgelegd, geheel voorwaardelijk is. Dit zou volgens hem het gevolg zijn van het feit dat hem van het onjuist invullen van de werkbriefjes nauwelijks een verwijt zou zijn te maken.
Ter zitting is gebleken dat X. nog steeds contact onderhoudt met de reclasseringsambtenaar die het voormelde rapport voor hem heeft opgesteld. Deze zou toezicht houden op de afwikkeling van zijn financiële verplichtingen. X. zou ook hulp krijgen van het RIAGG en medicijnen gebruiken in verband met het feit dat hij "het soms niet ziet zitten".
Hij zou zijn huis hebben verkocht ter betaling van schulden en gedurende ongeveer een half jaar met zijn kinderen hebben gezworven. De relatie met mevrouw Y. is inmiddels geëindigd.
3.4. Het hof is van oordeel dat het verzoek van X. om de schuldsaneringsregeling alsnog op hem van toepassing te verklaren, indien wel ontvankelijk, zou dienen te worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
De schuld van f.33.000,-- bij het GAK is niet te goeder trouw ontstaan. X. is verantwoordelijk voor het invullen van de briefjes van het GAK en had aan het GAK moeten doorgeven dat hij naast de uitkering inkomsten uit arbeid ontving. Het verweer van X. dat het ontstaan van deze schuld hem niet kan worden verweten omdat hij de financiën volledig aan zijn vriendin overliet en alleen de briefjes ondertekende zonder te lezen, gaat derhalve niet op. Daarenboven behoorde X. redelijkerwijs te bemerken dat het gezinsinkomen als gevolg van de cumulatie van de uitkering en inkomsten uit arbeid hoger was dan normaal.
De schuld aan het GAK is aanzienlijk, van recente datum en bedraagt meer dan de helft van de totale schuldenlast ad ongeveer f.60.000,--. Uit het feit dat de strafrechter hem ter zake daarvan op 29 juni 2001 een (zij het voorwaardelijke) straf met verplicht reclasseringscontact heeft opgelegd, blijkt dat ook deze hem daarvoor verzntwoordelijk acht. Derhalve zijn er voldoende gronden aanwezig om het verzoek om de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren af te wijzen. Dat de overige schulden zijn veroorzaakt door mevrouw Y. is niet aannemelijk geworden.
3.5. Vervolgens zou dienen te worden beoordeeld of er sprake is van omstandigheden op grond waarvan X. desondanks tot de schuldsaneringsregeling zou dienen te worden toegelaten. Het feit dat X. contact heeft met een reclasseringsambtenaar die hem helpt zijn financiën te leren regelen is een goede stap vooruit. Ook zijn er de laatste tijd nog wel schulden gedeeltelijk afgelost. Naar het oordeel van het hof kunnen echter deze omstandigheden alsmede het feit dat X. volgens het reclasseringsrapport een moeilijke jeugd gehad, ook later met een aantal problemen heeft te kampen heeft gehad en in verband met depressies medicijnen moet gebruiken, gelet op al het voorgaande, niet rechtvaardigen dat X. zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
4. De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigd het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 15 oktober 2001.
Dit arrest is gewezen door mrs. Steeg, Van Wijland-Kalkman en Van Eupen en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2001.