Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0567

Datum uitspraak2002-05-23
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2002/229
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toelatingscriteria; praktische wenken. Uit het enkele feit dat verzoeker niet ter zitting is verschenen, mag niet worden opgemaakt dat haar verzoek als ingetrokken moet worden beschouwd. Praktische wenken.


Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem Arrest X., Wonende te P., appellant, procureur: mr. P.C. Plochg. 1. Het geding in eerste aanleg Bij vonnis van de rechtbank te Zwolle van 9 april 2002 is het verzoek van appellante (hierna te noemen X.) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar voornoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij ter griffie van het hof op 17 april 2002 per fax en op 19 april 2002 per gewone post ingekomen verzoekschrift is X. in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht het voormelde vonnis te vernietigen en alsnog het verzoek om de toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen. 2.2. Het hof heeft kennisgenomen van de bij het verzoekschrift behorende stukken. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2002, waarbij namens X. is verschenen mr. D.H. Sloof, advocaat te Almere. 2.4. Per fax van 21 mei 2002 heeft mr. Sloof brieven van de gemeente Almere van 22 november 2000 en 6 februari 2002 ingezonden. 3. De motivering van de beslissing in hoger beroep 3.1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 3.2. X. kan zich niet verenigen met het vonnis waarvan beroep, waarin de rechtbank het verzoek van X. heeft afgewezen op de grond dat er vanuit gegaan moet worden dat zij niet persisteert bij haar verzoek nu zij, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting is verschenen. Hiertoe voert X. aan dat zij de oproep om ter zitting van 4 maart 2002 bij de rechtbank te verschijnen wel heeft ontvangen, maar dat zij ernstig werd bedreigd door haar ex-vriend en zij zich genoodzaakt voelde om onder te duiken. De oproep voor de zitting van 2 april 2002 zou X. nooit hebben ontvangen. 3.3.Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat het verzoek van X. moet worden toegewezen. Uit het enkele feit dat X. niet ter zitting is verschenen, mag niet worden opgemaakt dat haar verzoek als ingetrokken moet worden beschouwd. Wanneer de schuldenaar die een schuldsaneringsregeling aanvraagt niet in persoon verschijnt, kan de beoordeling van het verzoek tot schuldsanering en het onderzoek naar afwijzingsgronden bemoeilijken. Voorts kan het niet verschijnen van de schuldenaar een aanknopingspunt opleveren voor een gunstige prognose van het verloop van de schuldsaneringsregeling. In de gegeven omstandigheden is één en ander niet aannemelijk geworden. Daarom bestaat er geen grond te oordelen dat er een gegronde vrees bestaat dat X. tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal trachten haar schuldeisers te benadelen of haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtigen niet naar behoren zal nakomen. Tevens is het hof niet gebleken van een andere afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 288 Faillissementswet op grond waarvan het verzoek van X. moet worden afgewezen. Het hof zal derhalve het vonnis waarvan beroep vernietigen en het verzoek van X. toewijzen. 4. De beslissing het hof, rechtdoende in hoger beroep: vernietigt het vonnis van de rechtbank te Zwolle van 9 april 2002 en, opnieuw rechtdoende: verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van X,. Dit arrest is gewezen door mrs. Steeg, Van den Heuvel en De Vries en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2002.