Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0595

Datum uitspraak2002-10-30
Datum gepubliceerd2002-11-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 02/00031
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 02/00031 30 oktober 2002 CJIB 36433360 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Roermond van 10 oktober 2001 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats] 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Roermond ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Bij brief van 15 februari 2002 is de betrokkene hiervan in kennis gesteld. Bij faxbericht d.d. 1 maart 2002 heeft de betrokkene gereageerd op de brief van de griffier van 15 februari 2002. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Bij brief van 26 juni 2002 heeft het hof vragen gesteld aan de advocaat-generaal. Bij brief van 11 september 2002 heeft de advocaat-generaal de gestelde vragen beantwoord. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De betrokkene heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 240,- (= Euro€ 108,91) opgelegd ter zake van "de doorgetrokken streep overschrijden tussen rijstroken/op paden met verkeer in beide richtingen naar links", welke gedraging zou zijn verricht op 21 augustus 2000 op de Rijksweg Noord te Swalmen. 3.2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Hiertoe voert de betrokkene aan, dat de gedraging niet is verricht met zijn auto en dat er kennelijk nog een auto rondrijdt met hetzelfde kenteken als het kenteken van zijn auto. Voorts voert de betrokkene aan, dat het bewijs dat er nog een auto rondrijdt met hetzelfde kenteken moeilijk te leveren valt, dat aan dit bewijs niet al te hoge eisen mogen worden gesteld en dat hij al het mogelijk heeft gedaan om aan zijn bewijslast te voldoen. De betrokkene heeft in dit verband gewezen op het arrest van het hof De Haag van 28 mei 1997, gepubliceerd in Belastingblad 1998/12. Tevens voert de betrokkene aan, dat de gedraging is waargenomen met behulp van fotoapparatuur die is opgesteld ten behoeven van het constateren van snelheidsovertredingen en dat deze apparatuur niet geschikt is voor andere verkeersovertredingen. 3.3. In de regel mag de rechter het ervoor houden dat het motorrijtuig (met het kenteken zoals dat blijkens de stukken door de politie is waargenomen) waarmee de gedraging is verricht hetzelfde motorrijtuig is als dat waarvan het kenteken staat geregistreerd in het kentekenregister. Bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat een nader - eventueel aan de politie op te dragen - onderzoek moet worden ingesteld ter beantwoording van de vraag of bedoelde waarneming juist is en zo ja of het motorrijtuig waarmee de gedraging is verricht het juiste kenteken voerde. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn indien door de betrokkene concrete feiten en omstandigheden worden aangevoerd waaruit kan volgen dat het motorrijtuig waarmee de gedraging is verricht een ander is dan dat waarvan het kenteken ten name van de betrokkene staat geregistreerd in het kentekenregister. 3.4. Bij de stukken bevinden zich twee fotografische afdrukken waaruit blijkt dat een Peugeot 406 met het kenteken SP-LV-91 een doorgetrokken streep heeft overschreden. Voorts bevindt zich bij de gedingstukken een zaakoverzicht van het CJIB, waarin wordt vermeld dat de gedraging op 21 augustus 2000 met dit voertuig is verricht. 3.5. Nu de betrokkene geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan volgen dat het motorrijtuig waarmee de gedraging is verricht een ander is dan dat waarvan het kenteken ten name van de betrokkene staat geregistreerd in het kentekenregister, doch slechts heeft volstaan met de stelling dat er een ander voertuig met hetzelfde kenteken rondrijdt, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de gedraging is verricht met een ander voertuig dan dat waarvan het kenteken ten name van de betrokkene staat geregistreerd in het kentekenregister. De betrokkene heeft bijvoorbeeld geen getuigenverklaringen overgelegd, waaruit blijkt dat het voertuig van de betrokkene ten tijde van de gedraging niet ter plaatse van de gedraging is geweest. Voorts overweegt het hof dat de bij de advocaat-generaal ingewonnen informatie geen concrete aanwijzingen oplevert, dat er nog een auto met hetzelfde kenteken rondrijdt. Naar de overtuiging van het hof is derhalve komen vast te staan, dat de bestreden gedraging is verricht met het motorrijtuig waarvan het kenteken op naam van de betrokkene is gesteld. 3.6. Bij het hof is aanhangig de zaak van de betrokkene met registratienummer WAHV 02/00032. In deze zaak gaat het om een snelheidsovertreding, die zou zijn begaan met het voertuig van de betrokkene op hetzelfde tijdstip en op dezelfde plaats als in de onderhavige zaak. Uit het zaakoverzicht in die zaak leidt het hof af, dat de onderhavige gedraging is waargenomen met een radarsnelheidsmeter voor stationaire meting. 3.7. Art. 1.1. van de Bijlage bij de Regeling meetmiddelen Politie houdt in dat radarsnelheidscontrolemeters voor stationaire meting instrumenten zijn, die uitsluitend bestemd zijn om vanuit een niet bewegend punt de snelheid van voertuigen te meten. 3.8. Het hof kan zich verenigen met de stelling van de advocaat-generaal, dat uit voormelde bepaling op zichzelf niet volgt, dat wanneer bij gebruik van radarsnelheidscontrolemeters voor snelheidsmeting conform deze bepaling, materiaal beschikbaar komt waarmee een andere verkeersovertreding dan een snelheidsovertreding wordt waargenomen, dat materiaal niet zou kunnen of mogen worden gebruikt om vast te stellen dat een gedraging is verricht. Immers, van belang is de vraag of de radarsnelheidscontrolemeter is gebruikt waarvoor deze is bestemd, nl. om uitsluitend vanuit een niet bewegend punt de snelheid van voertuigen te meten. Daarvan is in casu sprake, zoals uit de zaak met registratienummer WAHV 02/00032 blijkt. Nu op de beide foto's duidelijk waarneembaar is dat een voertuig met het kenteken SP-LV-91 een doorgetrokken streep overschrijdt, kan niet worden gezegd, dat deze foto, gemaakt door een radarsnelheidscontrolemeter voor stationaire meting, niet geschikt is om als bewijs voor de gedraging te dienen. 3.9. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beslissing bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Van Dijk en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting, zijnde mr. Van Dijk buiten staat dit arrest te ondertekenen.