Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF1228

Datum uitspraak2002-08-02
Datum gepubliceerd2002-11-28
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/53901 BEPTDN, 02/53899 BEPTDN
Statusgepubliceerd


Indicatie

Azerbeidzjan / vestigingsalternatief / Nagorno-Karabach. Eiseres stelt van Armeense afkomst te zijn. Zij is in 1990 door Russische soldaten van Azerbeidzjan naar Oekraïne geëvacueerd. Er bestaat twijfel aan de stelling dat eiseres etnisch Armeense uit Azerbeidzjan is. Zij heeft een vals document overgelegd ter staving van haar identiteit. Hierdoor bestaat tevens twijfel aan de geloofwaardigheid van het relaas, hetgeen wordt versterkt door het ontbreken van documenten met betrekking tot het twaalfjarig verblijf in Oekraïne en de Russische Federatie. Dat eiseres bijna twaalf jaar illegaal in genoemde landen zou hebben verbleven, wordt niet aannemelijk geacht, gelet op de door verweerder aangehaalde berichtgeving hieromtrent. Ten overvloede: Nagorno-Karabach kan als vestigingsalternatief gelden. Een brief van een medewerkster van de UNHCR, afdeling Wenen, van 14 juni 2002 over de situatie van etnische Armeniërs in Azerbeidzjan, waarin wordt gesteld dat Nagorno-Karabach niet als vluchtalternatief kan gelden, leidt niet tot een ander oordeel. Daargelaten de vraag wat de status is van deze brief, overweegt de rechtbank dat eiseres niet als verdragsvluchteling wordt aangemerkt. De vraag of eiseres een vestigingsalternatief in Armenië heeft, behoeft geen nadere bespreking. Beroep ongegrond, afwijzing verzoek.


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG zittinghoudende te Utrecht Reg.nrs.: AWB 02/53901 BEPTDN (beroepszaak) AWB 02/53899 BEPTDN (voorlopige voorziening) UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter, inzake het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening van: A, geboren op [...] 1969, van Azerbajdzjaanse nationaliteit, eiseres/verzoekster, gemachtigde: mr. W.M. Hompe, advocaat te Utrecht, tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. L. Verheijen, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag. 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 11 juli 2002 heeft eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres), mede namens haar minderjarige kind, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 14 juli 2002 heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet ingewilligd in het kader van de zogenaamde AC-procedure. Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep bij deze rechtbank ingesteld. Eiseres heeft de rechtbank verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten totdat op het beroep is beslist. De openbare behandeling van beide geschillen heeft plaatsgevonden op 26 juli 2002. Ter zitting hebben eiseres en verweerder bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader uiteengezet. 2. OVERWEGINGEN Ten aanzien van het beroep In de hoofdzaak dient te worden beoordeeld of de bestreden beslissing in rechte stand kan houden. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient te worden beoordeeld of het desbetreffende besluit binnen 48 uur op zorgvuldige wijze is genomen. Eiseres legt aan de aanvraag ten grondslag dat zij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij heeft daartoe ten overstaan van de contactambtenaar verklaard dat zij van Armeense afkomst is. In 1990 is zij door Russische soldaten geëvacueerd uit Azerbajdzjan. Vlak voor haar vertrek uit Azerbajdzjan is de echtgenoot van eiseres vermoord. Voordat eiseres werd geëvacueerd naar Oekraïne heeft zij haar paspoort moeten inleveren bij de Russische soldaten. Eiseres heeft geprobeerd het Oekraïens staatsburgerschap te krijgen, maar dit werd haar geweigerd omdat zij haar paspoort niet kon overleggen. Vanaf het moment dat zij het staatsburgerschap had aangevraagd ondervond eiseres problemen van de politie. Eiseres is tot 1999 in Oekraïne gebleven. Zij maakte woningen van rijke zigeuners schoon. In 1999 is eiseres met haar zoontje naar Moskou vertrokken. In Moskou maakte zij twee tot drie keer in de week een café schoon. Toen eiseres in november 2001 op het politiebureau kwam om te vragen of het mogelijk was het Russisch staatsburgerschap te verkrijgen werden zij en haar zoon mishandeld door de politie. Eiseres is voorts door een onbekende kale man verkracht. In januari 2002 is eiseres op het politiebureau door twee functionarissen verkracht. Op 27 juni 2002 werden eiseres en haar zoon opgehaald met een minibusje door twee Russische mannen. Op 30 juni 2002 kwamen zij aan in Nederland. Eiseres was bij inreis in het bezit van een identiteitsboekje, dat zij volgens haar verklaring van haar moeder heeft gekregen. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de echtheid van dit document. In het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, bureau falsificaten AC Zevenaar, van 12 juli 2002 met nummer F1013/02 is vastgesteld dat het door eiseres overgelegde document vervalst is, daar er na radering van het betreffende document nieuwe gegevens op zijn aangebracht. Verweerder heeft de bestreden beslissing, voor zover hier van belang en samengevat, doen steunen op de volgende overwegingen. Naar het oordeel van verweerder bestaat geen enkel vermoeden dat eiseres in het land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging. Daarbij is vooropgesteld dat gebleken is dat het door eiseres overgelegde document vervalst is. Op grond daarvan wordt geen geloof gehecht aan de verklaring van eiseres dat zij van Armeense afkomst is en in Azerbajdzjan is geboren. Voorts is eiseres niet in staat om een indicatief bewijs van de reis te overleggen, noch in staat om gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen omtrent de reisroute te geven en heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat ontbreken van verifieerbare verklaringen niet aan haar zijn toe te rekenen. De verklaring van eiseres dat zij zich, na haar evacuatie in 1990 uit Azerbajdzjan naar het huidige Oekraïne, niet kon laten registreren en voor een periode van twaalf jaar - van 1990 tot 2002 - illegaal in de Russische Federatie en Oekraïne heeft verbleven, wordt niet aannemelijk geacht. Uit de brief van Amnesty International van 30 maart 2000 aan Vluchtelingenwerk is gebleken dat gedwongen migranten zich kunnen (konden) laten registreren bij de Federale Migratie Dienst. Deze dienst draagt zorg voor vervangende documenten en biedt hulp bij opvang. Voorts blijkt uit een geaccordeerde telefoonnotitie van 19 november 1999 dat illegaal verblijf in de Russische Federatie niet aannemelijk beschouwd dient te worden. Naar het oordeel van verweerder wordt door deze verklaring de ongeloofwaardigheid verder bevestigd. Genoemde onaannemelijkheden alsmede het overleggen van een vervalste document maakt dat aan de door eiseres aangedragen asielmotieven voorbij kan worden gegaan. Indien in weerwil van het vorenstaande toch zou worden uitgegaan van de verklaringen van eiseres, dan zou zij als etnisch Armeense een vestigingsalternatief in Nagorny Karabach danwel Armenië hebben en kan evenmin tot vluchtelingschap worden geconcludeerd. Ten aanzien van het beroep van eiseres op klemmende redenen van humanitaire aard heeft verweerder overwogen dat de door eiseres gestelde gebeurtenissen niet leiden tot verblijfsaanvaarding op grond van het traumatabeleid. De verklaringen van eiseres worden op voorhand niet geloofwaardig geacht en daarnaast heeft eiseres een vestigingsalternatief in Nagorny Karabach dan wel Armenië. De gestelde gebeurtenissen in de Russische Federatie, hoe betreurenswaardig ook, kunnen niet tot een ander oordeel leiden nu deze gebeurtenissen buiten het land van herkomst hebben plaatsgevonden. Eiseres bestrijdt dit besluit en verwijst naar pagina 8 van de door verweerder aangehaalde brief van Amnesty International van 30 maart 2000 met betrekking tot de Russische Federatie en asielbeleid waarin - kort weergegeven - staat vermeld dat "de onderbetaalde en corrupte bureaucratie er voor zorgt dat de geldende wetgeving slechts gedeeltelijk of nauwelijks wordt toegepast. Voor de meeste migranten is een verblijfsvergunning niet weggelegd". Voorts is eiseres de mening toegedaan dat de vraag of aan haar een vestigingsalternatief in Nagorny Karabach en Armenië kan worden tegengeworpen te complex is om in het kader van de AC-procedure te beantwoorden. Eiseres heeft tenslotte een beroep gedaan op het traumatabeleid. Eiseres komt op grond van bijzondere individuele klemmende redenen van humanitaire aard in aanmerking voor toelating. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 13 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts ingewilligd indien, -voor zover hier van belang- internationale verplichtingen dan wel klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw kan aan de vreemdeling die verdragsvluchteling is een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend. Op grond van artikel 1(A) van het Verdrag van Genève is van vluchtelingschap sprake in geval de vreemdeling afkomstig is uit een land waar hij gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens zijn godsdienstige of politieke overtuiging, zijn nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling, van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst. Voorop staat dat de situatie in Azerbajdzjan niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land in het algemeen zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. De omstandigheid dat eiseres, zoals zij stelt, behoort tot Armeense bevolkingsgroep brengt evenmin met zich mee dat zij reeds om die reden als vluchteling aangemerkt dient te worden. Eiseres zal derhalve aannemelijk moeten maken, dat met betrekking tot haar persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan die de conclusie rechtvaardigen dat zij verdragsvluchteling is als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daar niet in geslaagd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat in de eerste plaats getwijfeld moet worden aan de stelling van eiseres dat zij etnisch Armeense uit Azerbajdzjan is. Eiseres heeft immers een vals document overgelegd ter staving van haar identiteit. De hiervoor ter zitting gegeven verklaring maakt dit niet anders. Nu er getwijfeld wordt aan de afkomst van eiseres, wordt de oprechtheid en geloofwaardigheid van het asielrelaas op voorhand aangetast. De twijfel omtrent de geloofwaardigheid van het relaas wordt versterkt door de omstandigheid dat eiseres geen aanknopingspunten heeft aangedragen waaruit de door haar gevolgde reisroute kan worden vastgesteld. Bovendien heeft eiseres verzuimd enig document inzake haar twaalfjarig illegaal verblijf in Oekraïne en in de Russische Federatie te overleggen. Voorts is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de verklaring van eiseres dat zij sinds haar evacuatie uit Azerbajdzjan in 1990 bijna twaalf jaar illegaal in Oekraïne en Moskou heeft verbleven, gelet op de door verweerder aangehaalde berichtgeving hieromtrent, weinig aannemelijk geacht moet worden. Dit te meer nu eiseres volgens haar verklaringen door het Russische leger is geëvacueerd en juist in dat geval niet valt in te zien dat het bij aankomst in Oekraïne onmogelijk was tot registratie over te gaan. Niet is gebleken dat eiseres ooit heeft geprobeerd zich te laten registreren bij een kantoor van de Federale Migratie Dienst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld stellen dat, gelet op het voorgaande, aan de asielmotieven voorbij kan worden gegaan. Ten aanzien van de overweging die verweerder ten overvloede in het bestreden besluit heeft opgenomen, te weten dat indien toch zou worden uitgegaan van de gestelde Azerbajdzjaanse nationaliteit en Armeense afkomst, voor eiseres een vestigingsalternatief in Nagorny Karabach bestaat, overweegt de rechtbank het volgende. Voor zover van eiseres vanwege haar gestelde Armeense afkomst niet verwacht zou kunnen worden dat zij zich hervestigt in Azerbajdzjan, kan Nagorny Karabach als vestigingsmogelijkheid worden aangemerkt, aangezien het formeel tot het grondgebied van Azerbajdzjan behoort. De omstandigheid dat het voor etnisch Armeniërs niet mogelijk is om Nagorny Karabach vanuit Azerbajdzjan zelf te bereiken, doch dat zij via Armenië de enclave kunnen bereiken, kan er naar het oordeel van de rechtbank niet aan afdoen dat Nagorny Karabach als een vestigingsalternatief moet worden gezien. Eiseres heeft in dit kader nog een beroep gedaan op de brief van een medewerkster van de UNHCR, afdeling Wenen, van 14 juni 2002 over de situatie van etnische Armeniërs uit Azerbajdzjan, waarin wordt gesteld dat Nagorny Karabach niet als vluchtalternatief kan gelden. Deze brief leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten de vraag of dit schrijven als officieel UNHCR-beleidsdocument moet worden aangemerkt, merkt de rechtbank op dat in de onderhavige zaak de vraag of Nagorny Karabach als vluchtalternatief kan worden aangemerkt geen rol speelt nu eiseres, zoals hierboven is overwogen, niet als verdragsvluchteling wordt aangemerkt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat zij ervan uitgaat dat het bestreden besluit mede is gebaseerd op informatie uit het ambtsbericht van 14 augustus 2001, waaruit blijkt dat met betrekking tot de toelatingsmogelijkheden en veiligheidssituatie in Nagorny Karabach geen belemmering bestaat voor vestiging van etnisch Armeniërs afkomstig uit Azerbajdzjan. Zo is de ook in het UNHCR-schrijven vermelde omstandigheid dat Nagorny Karabach niet rechtstreeks via Azerbajdzjan is te bereiken reeds in het bestreden besluit meegewogen. Voor het oordeel dat de interne situatie in Nagorny Karabach inmiddels dusdanig is veranderd dat een vestigingsalternatief niet langer tegengeworpen zou kunnen worden, acht de rechtbank in genoemde informatie vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten aanwezig. Gelet op het bovenstaande behoeft de vraag of eiseres een vestigingsalternatief in Armenië kan worden tegengeworpen, naar het oordeel van de rechtbank geen nadere bespreking. Gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van het asielrelaas is overwogen, is niet aannemelijk dat sprake zal zijn van een situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Eiseres kan aan deze bepaling derhalve geen aanspraak op een verblijfsvergunning ontlenen. Evenmin is gebleken van klemmende redenen van humanitaire aard als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw, op grond waarvan verweerder aan eiseres een verblijfsvergunning niet heeft kunnen onthouden. Ten aanzien van het beroep van eiseres op het traumatabeleid overweegt de rechtbank dat eiseres gelet op de ongeloofwaardigheid van haar asielrelaas niet in aanmerking komt van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw. Ten aanzien van de overweging die verweerder dienaangaande ten overvloede in het bestreden besluit heeft opgenomen, overweegt de rechtbank dat de beoordelingsvrijheid die bovengenoemde bepaling verweerder blijkens haar bewoordingen laat, is aangewend overeenkomstig de uitgangspunten, neergelegd in paragraaf C1/4 van de Vc 2000. In het licht van deze uitgangspunten bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van klemmende redenen, als bedoeld in de wet. Gelet op het voorgaande leende de asielaanvraag zich voor afdoening in het aanmeldcentrum. Aangezien ook overigens geen aanleiding bestaat om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, wordt het beroep ongegrond verklaard. Ten aanzien van de voorlopige voorziening Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek zal worden afgewezen. Ten aanzien van het beroep en de voorlopige voorziening Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken. 3. BESLISSING De rechtbank: Ten aanzien van de hoofdzaak: verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter: Ten aanzien van de gevraagde voorlopige voorziening: wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.D. Aardema, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, tevens voorzieningenrechter, en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2002, in tegenwoordigheid van mr. V.N. Sluiter als griffier. afschrift verzonden op: 2 augustus 2002 RECHTSMIDDEL Tegen de uitspraak op het beroep kunnen partijen binnen een week na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Artikel 85 Vw bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.