Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF1400

Datum uitspraak2002-08-27
Datum gepubliceerd2002-12-03
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsZwolle
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/45156
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schorsende werking / beëindiging verstrekkingen. In deze zaak is sprake van een herhaald asielverzoek. Verweerder heeft bij het uitreiken van de beschikking meegedeeld dat bij indiening van een beroep de rechtsgevolgen van artikel 45 Vw 2000 worden opgeschort, met uitzondering van het beëindigen van de verstrekkingen. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat een scheiding van rechtsgevolgen niet in overeenstemming is met de tekst van Vw 2000 en het in de parlementaire geschiedenis van deze wet aangegeven belang van het voorkomen van aparte procedures over bijvoorbeeld de verstrekkingen. Toewijzing verzoek.


Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE nevenzittingsplaats Zwolle sector vreemdelingenrecht voorzieningenrechter regnr.: Awb 01/45156 UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1969, B, geboren op [...] 1971, mede namens hun minderjarige kinderen, van Chinese nationaliteit, IND dossiernummer 9506.14.8082, gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, verzoekers; tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, vertegenwoordigd door mr. A.L. de Mik, ambtenaar ten departemente, verweerder. 1 Procesverloop 1.1 Op 2 juli 2001 hebben verzoekers een tweede aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikkingen van 30 augustus 2001 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd. Bij brief van 10 september 2001 is daartegen beroep ingesteld. 1.2 In de beschikkingen is aangegeven dat indien tijdig beroep wordt ingesteld, de rechtsgevolgen als opgesomd in artikel 45 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw2000) worden opgeschort, met uitzondering van het beëindigen van de verstrekkingen. Bij verzoekschrift van 10 september 2001 is verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de verstrekkingen niet worden beëindigd tot op het beroep is beslist. 1.3 Op 1 augustus 2002 zijn de verstrekkingen daadwerkelijk beëindigd. 1.4 Het verzoek is ter zitting van vrijdag 23 augustus 2002 behandeld. Namens verzoekers is hun gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 Toetsingskader 2.1 Ter zitting is door de gemachtigde van verzoekers uitdrukkelijk naar voren gebracht dat het onderhavige verzoek slechts betrekking heeft op het hangende de beroepsprocedure onthouden van verstrekkingen. De voorzieningenrechter (hierna: de rechter) zal zich dan ook hiertoe beperken en zich niet uitlaten over de asielmotieven van verzoekers. 2.2 De rechter stelt vast dat terzake voldaan wordt aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). 3 Overwegingen 3.1 Verzoekers hebben zich op het standpunt gesteld dat zij verstrekkingen genoten op grond van hun eerste asielverzoek en dat deze verstrekkingen dan ook alleen beëindigd kunnen worden conform de daarvoor geldende procedure, zoals beschreven in het Stappenplan 1997. Verweerder heeft deze stelling in het verweerschrift weersproken en daarbij verwezen naar de toelichting bij het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 19 december 2000 tot wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) 1997 (Stcr. 27 december 2000, nummer 250/pagina 31) waaruit blijkt dat door de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag, de vreemdeling een nieuw beslismoment voor de overheid creëert en daardoor, gelet op het nieuwe terugkeerbeleid, komt te vallen onder de systematiek van dit beleid. Verweerder heeft tevens gewezen op de toelichting bij het Besluit tot wijziging van de Rva van 27 maart 2001 (Stcr. 29 maart 2001, nummer 63/pagina 18) waarin is opgenomen dat artikel III alleen betrekking heeft op de vreemdeling die na 1 april 2001 niet opnieuw een beschikking ontvangt, hetzij op een aanvraag, hetzij op bezwaarschrift, al dan niet na een gegrond beroep. Een beschikking in eerste aanleg, dan wel op een bezwaarschrift, die na 1 april 2001 wordt genomen, (...), is een meeromvattende beschikking als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000. Dat volgt uit het overgangsrecht van de nieuwe wet. Indien er een nieuwe, meeromvattende beschikking tot stand komt, heeft dat tot gevolg, dat er geen afzonderlijke beschikking meer wordt genomen door het COA inzake de beëindiging van de voorzieningen en dat er geen ontruimingsprocedure meer gevoerd wordt. De beschikkingen van 30 augustus 2001 zijn meeromvattende beschikkingen in bovengenoemde zin, als gevolg waarvan naar het voorlopig oordeel van de rechter het Stappenplan 1997 niet (langer) op verzoekers van toepassing is. Beoordeeld dient dan ook te worden of verweerder terecht heeft besloten hangende de behandeling van het beroep gericht tegen de (meeromvattende) beschikkingen van 30 augustus 2001 de beëindiging van de verstrekkingen niet op te schorten. 3.2 In de beschikkingen van 30 augustus 2001 is met betrekking tot de rechtsgevolgen het volgende opgenomen: "De afwijzing van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft de gevolgen als opgesomd in artikel 45 van de Vreemdelingenwet. Dat houdt onder meer in dat betrokkene, met ingang van de dag waarop de beroepstermijn is verstreken, niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Betrokkene dient Nederland uit eigen beweging te verlaten voor het einde van de beroepstermijn. Bij gebreke hiervan kan betrokkene worden uitgezet. Tevens zullen verstrekkingen op de voorgeschreven wijze worden beëindigd. Indien betrokkene tijdig beroep instelt tegen dit besluit worden de hier genoemde rechtsgevolgen, met uitzondering van het beëindigen van de verstrekkingen, echter opgeschort." 3.3 De rechter stelt vast dat, nu verzoekers tijdig beroep hebben ingesteld tegen de beschikkingen van 30 augustus 2001, zij de behandeling van het beroep in Nederland mogen afwachten. Dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 82 Vw2000, wellicht niet gehouden was te bepalen dat verzoekers niet zullen worden uitgezet tot op het beroep is beslist, doet daaraan niet af. 3.4 Het derde lid van artikel 45 Vw2000 bepaalt dat de in het eerste lid bedoelde gevolgen van de beschikking niet intreden zolang het beroep van de vreemdeling de werking van de beschikking opschort. In de Memorie van Toelichting (TK 26 732, nummer 3) is met betrekking tot artikel 43 (thans artikel 45) opgenomen dat "Het systeem waarin van rechtswege bepaalde gevolgen intreden beoogt het aantal zelfstandige procedures te verminderen. (...) Strikt genomen is het voorgestelde derde lid overbodig, omdat uit de aard van de opschorting al volgt dat de rechtsgevolgen niet meteen na de bekendmaking van de beschikking intreden. Toch is het derde lid opgenomen teneinde ieder misverstand te voorkomen en bijvoorbeeld te voorkomen dat de opvang wordt beëindigd terwijl het beroep van de vreemdeling schorsende werking heeft". Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder niet kunnen aangeven waarom in de onderhavige zaak het rechtsgevolg genoemd in artikel 45, eerste lid, en onder c, Vw2000, niet is opgeschort, in tegenstelling tot de overige in dat artikellid genoemde rechtsgevolgen. De rechter is voorshands van oordeel dat een dergelijke scheiding van rechtsgevolgen niet in overeenstemming is met de tekst van Vw2000 en het in de parlementaire geschiedenis van deze wet aangegeven belang van het voorkomen van aparte procedures over bijvoorbeeld de verstrekkingen. 3.5 De regelgeving met betrekking tot de verstrekkingen aan asielzoekers wijst eveneens in de richting van voormelde conclusie. Immers: op grond van artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (Wet COA) heeft de Minister in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (Rva 1997) regels gesteld met betrekking tot de verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen. Blijkens de Rva 1997, zoals laatstelijk gewijzigd bij het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 27 maart 2001 wordt voor de toepassing van de Rva onder 'rechtmatig verwijderbare vreemdeling' verstaan een vreemdeling op wiens asielaanvraag in eerste aanleg in negatieve zin is beslist, tenzij: a. de uitzetting van betrokkene ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 of een rechterlijke uitspraak achterwege dient te blijven, b. (...) 3.6 Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 3.3 is opgenomen, is de rechter voorshands van oordeel dat hieronder tevens moet worden begrepen een geval als het onderhavige, waarin verweerder zonder daartoe gehouden te zijn schorsende werking heeft verleend. Verzoekers dienen derhalve te worden aangemerkt als vreemdelingen die niet rechtmatig verwijderbaar zijn. 3.7 De rechter ziet aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en te bepalen zoals hieronder weergegeven. 3.8 Er bestaat aanleiding voor veroordeling van verweerder in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs hebben moeten maken. 4 BESLISSING De voorzieningenrechter: - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt opgedragen om binnen 24 uur na ontvangst van deze uitspraak het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers mede te delen dat het beëindigen van de verstrekkingen wordt opgeschort zolang niet op het beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag is beslist; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoekers dient te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar als griffier op 27 augustus 2002. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden: 27 augustus 2002