Jurisprudentie
AF3338
Datum uitspraak2003-03-11
Datum gepubliceerd2003-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00660/02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00660/02
Statusgepubliceerd
Conclusie anoniem
Nr. 00660/02
Mr Wortel
Zitting: 14 januari 2003
Conclusie inzake:
[Verzoeker=verdachte]
1. Verzoeker is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens "overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van f 815,=, subsidiair 15 dagen hechtenis, in een vijftal maandelijkse termijnen te voldoen. Daarnaast heeft het Hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast in dier voege dat de eertijds opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf thans wordt tenuitvoergelegd in de vorm van het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 180 uren.
2. Namens verzoeker heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Dat middel bevat de klacht dat het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
4. Ten laste van verzoeker is bewezenverklaard dat:
"hij op 18 november 2000 te Dordrecht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 250 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn."
5. Het arrest bevat als bewijsmiddelen:
- de verklaring van verzoeker ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, voor zover inhoudende dat hij op 18 november 2000 te Dordrecht een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij van tevoren alcoholhoudende drank, te weten whisky, bier en wijn had gedronken;
- een proces-verbaal van politie, als relaas van de opsporingsambtenaren inhoudende dat zij op 18 november 2000 een persoon een personenauto zagen besturen op de openbare weg te Dordrecht en dat zij, na te hebben waargenomen dat de adem van de bestuurder rook naar het inwendig gebruik van alcholhoudende drank en dat hij bloeddoorlopen ogen had, deze bestuurder hebben onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid sub a van de Wegenverkeerswet;
- Een ademanalyseformulier, als bijlage gevoegd bij het hiervoor genoemde proces-verbaal, inhoudende het resultaat van het bij de verdachte verrichte onderzoek, te weten 250 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
6. In de toelichting op het middel wordt terecht betoogd dat uit deze bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verzoeker het bewezenverklaarde heeft begaan. Zoals het proces-verbaal van politie en het ademanalyseformulier als bewijsmiddelen zijn weergegeven is daarin niet te vinden dat zij op verzoeker betrekking hebben. Dientengevolge volgt uit de bewijsmiddelen niet zonder meer dat het alcoholgehalte is vastgesteld tijdens een onderzoek waaraan verzoeker is onderworpen.
7. Ik meen echter dat zich hier een kennelijke misslag voordoet die door de Hoge Raad eenvoudig hersteld kan worden. Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden, bevinden zich het proces-verbaal en het ademanalyseformulier die het Hof tot het bewijs heeft gebezigd. Dat blijkt uit het nummer van het proces-verbaal en de namen van de verbalisanten, die in de weergegeven bewijsmiddelen zijn terug te vinden. Kennisneming daarvan leert dat het proces-verbaal betrekking heeft op de jegens verzoeker gerezen verdenking, terwijl ook het ademanalyseformulier vermeldt dat het daarop weergegevene het resultaat is van het onderzoek waaraan verzoeker is onderworpen.
8. Naar mijn inzicht kan 's Hofs verzuim om in de bewijsmiddelen de band tussen het door de verbalisanten verrichte onderzoek en de persoon van verzoeker weer te geven, hersteld worden door de bewijsmiddelen verbeterd te lezen.
Daardoor zal de feitelijke grondslag aan het middel komen te ontvallen.
9. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak
11 maart 2003
Strafkamer
nr. 00660/02
AG/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 december 2001, nummer 22/001500-01, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats], ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring (Unit 1) te 's-Gravenhage.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 14 maart 2001 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 850,-, subsidiair vijftien dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel berust op de klacht dat het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen en dat in verband daarmede ook de beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf op grond van overtreding van de algemene voorwaarde ontoereikend is gemotiveerd. Blijkens de toelichting op het middel houdt bedoelde klacht in dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat het geconstateerde ademalcoholgehalte het alcoholgehalte van de adem van de verdachte is geweest.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
"hij op 18 november 2000 te Dordrecht als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 250 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn."
3.3. Het Hof heeft tot het bewijs de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
"1. De verklaring van verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 14 maart 2001 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Op 18 november 2000 heb ik te Dordrecht een personenauto bestuurd, terwijl ik tevoren alcoholhoudende drank, te weten whisky, bier en wijn, had gedronken.
2. Een proces-verbaal van politie Zuid-Holland-Zuid, nummer PL1810/00-141405, d.d. 22 november 2000, dossierparagraaf 2.1.1., opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R.R. Buitink, en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de opsporingsambtenaren:
Op 18 november 2000, omstreeks 00.30 uur, zagen wij dat een persoon als bestuurder van een personenauto, merk Toyota, dit bestuurde op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Singel te Dordrecht. Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gegeven voorschriften gaven wij de bestuurder een stopteken waaraan hij voldeed. Wij namen waar dat de adem van de bestuurder rook naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank en dat hij bloeddoorlopen ogen had.
De verdachte heeft zich vervolgens onder leiding van mij, verbalisant Buitink, onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, 2e lid, sub a van de Wegenverkeerswet.
Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, overeenkomstig de als bijlage bijgevoegde afdruk, waarvan het resultaat aanstonds is meegedeeld aan de verdachte.
3. Een geschrift, zijnde een ademanalyseformulier, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 2 vermelde proces-verbaal, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
- als aanvangstijdstip van de analyse van de adem van verdachte: 01.02 uur.
- de weergave van het verrichte onderzoek.
- als onderzoeksresultaat: 250 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht."
3.4. Het hiervoor onder 3.3 sub 3 weergegeven geschrift, dat zich als bijlage bij het hierboven onder 2 bedoelde proces-verbaal bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt, houdt naast vorenvermelde gegevens voorts onder meer in:
"18 NOVEMBER, 2000 (...)
NAAM VERDACHTE (...):
[...]
GEBOORTEDATUM: [...]-[...]-60
GEBOORTEPLAATS:
[...]
NAAM BEDIENAAR:
BUITINK R.R."
Als gevolg van een kennelijke misslag heeft het Hof verzuimd deze gegevens op te nemen in de weergave van het onder 3 tot het bewijs gebezigde geschrift. De Hoge Raad leest de bestreden uitspraak met verbetering van deze misslag, zodat de feitelijke grondslag aan het middel is komen te ontvallen en het niet tot cassatie kan leiden.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 11 maart 2003.