Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF3984

Datum uitspraak2003-01-07
Datum gepubliceerd2003-04-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/1004 AKW
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage sector bestuursrecht eerste afdeling, enkelvoudige kamer Reg. nr. AWB 02/1004 AKW UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 23 oktober 2001 heeft verweerder besloten, dat de kinderen van eiser ([kind 1, 2, 3 en 4]) niet meer tot zijn huishouden behoren en dat eiser niet heeft voldaan aan de onderhoudseis, zodat eiser met ingang van het derde kwartaal van 2001 geen recht meer heeft op kinderbijslag. Bij besluit van 4 februari 2002 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 18 maart 2002, ingekomen bij de rechtbank per fax op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 16 december 2002 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, vergezeld van mr. A. Bozbey, advocaat te Den Haag. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg. Motivering Op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft een verzekerde recht op kinderbijslag voor kinderen die jonger zijn dan 16 jaar en tot zijn huishouden behoren of voor kinderen die jonger zijn dan 18 jaar en in belangrijke mate door hem worden onderhouden. Eiser is ingezetene van Nederland en verzekerd ingevolge de AKW. Zijn kinderen [kind 1, 2, 3 en 4] wonen bij hun moeder in Marokko. Eiser woont niet bij hen. Het begrip huishouden in de AKW ziet op de feitelijke situatie van gezamenlijk wonen: indien de verzekerde op dezelfde plaats woont als zijn kinderen, vormt hij met hen een huishouden. In het algemeen moet er vanuit worden gegaan dat een verzekerde ingevolge de AKW niet meer dan één huishouden heeft. Bij een verzekerde die vanuit het buitenland naar Nederland is gekomen, hier ingezetene is en zijn gezin in het land van herkomst heeft achtergelaten, behoren de kinderen die in het land van herkomst wonen in beginsel niet meer tot zijn huishouden. Hierop heeft verweerder tot 2001 voor eiser en andere Marokkanen een uitzondering gemaakt. Verweerder heeft namelijk steeds aangenomen dat eiser, naast zijn woonplaats in Nederland, een huishouden met zijn in Marokko achtergebleven gezin is blijven voeren (dubbele woonplaats). Eiser moest daartoe wel een voortdurende band met zijn gezin onderhouden, maar hoefde niet bij hen te verblijven. Hij hoefde ook niet aan te tonen dat hij zijn kinderen in Marokko in belangrijke mate zoals bedoeld in de AKW, onderhield. In december 2000 heeft verweerder aan degenen die net als eiser een dubbele woonplaats in zowel Nederland als Marokko hadden, een “mailing meerdere huishoudens” gestuurd. In deze mailing is medegedeeld, dat vanaf 1 januari 2001 andere voorwaarden zouden gaan gelden voor betrokkenen die kinderbijslag ontvangen voor kinderen die buiten Nederland wonen en daar verzorgd worden door een ander persoon en dat vanaf 1 januari 2001 slechts aangenomen wordt dat een betrokkene die in Nederland woont, naast zijn huishouden in Nederland ook een huishouden in het buitenland heeft, indien hij voldoet aan de volgende twee voorwaarden: - hij onderhoudt regelmatig contact met zijn gezin in het buitenland, en - hij verblijft minstens drie maanden per jaar daadwerkelijk op het adres van zijn in het buitenland wonende gezin. In de mailing is voorts aangegeven dat als de betrokkene minder dan drie maanden per jaar op het buitenlandse adres van zijn kinderen verblijft, hij voortaan dient aan te tonen dat hij voldoende bijdraagt in de kosten van die kinderen door middel van bankafschriften of originele betaalbewijzen. Verder is in de mailing geschreven dat aan de betrokkenen een overgangstermijn van zes maanden, dus tot 1 juli 2001, wordt gegund. Eiser heeft niet minstens drie maanden per jaar bij zijn kinderen in Marokko verbleven. Evenmin heeft hij kinderen tot 23 oktober 2001 voldoende onderhouden in de zin van de AKW. Daarom heeft verweerder in het primaire besluit beslist dat eiser met ingang van het derde kwartaal van 2001 geen recht meer heeft op kinderbijslag. Ter zitting is gebleken dat tussen partijen alleen het recht van eiser op kinderbijslag over het derde kwartaal van 2001 in geschil is. Ingaande het vierde kwartaal van 2001 heeft eiser weer kinderbijslag ontvangen, omdat hij toen kon aantonen dat hij voldoende bijdroeg in de kosten van de kinderen. Eiser heeft aangevoerd dat hij al sinds 1990 onafgebroken kinderbijslag ingevolge de AKW ontving zonder dat het voeren van een huishouden met zijn kinderen in Marokko betwist werd en dat hij pas per besluit van 23 oktober 2001 geconfronteerd werd met de voorwaarden die verweerder per 1 januari 2001 - feitelijk voor eiser per 1 juli 2001 - aan het voeren van een dubbel huishouden stelde. De mailing heeft hij nooit ontvangen. Verweerder heeft erkend dat eiser de mailing niet ontvangen heeft, maar heeft daarover - met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam d.d. 3 oktober 2002 (AKW 02/414-KRD) - aangevoerd dat de nieuw gestelde voorwaarden aan het hebben van een dubbele woonplaats op behoorlijke wijze zijn bekend gemaakt, te weten in de Staatscourant 2000, zodat het niet van belang is of eiser de mailing heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder eiser niet ingaande het derde kwartaal van 2001 houden aan de aangescherpte voorwaarden voor het voeren van een dubbel huishouden, vanwege de volgende omstandigheden tezamen: - Tengevolge van de wijziging door verweerder van de invulling van het begrip huishouden, zoals in de mailing weergegeven, moest eiser om de kinderbijslag te behouden op dezelfde wijze als voorheen, bij overigens gelijkblijvende omstandigheden, aan strengere voorwaarden ter zake van verblijf in het buitenland en onderhoud voldoen dan waaraan hij voordien voldeed. - Bij verweerder was (middels het geautomatiseerde bestand) bekend wie werden aangemerkt als verzekerden met een dubbel huishouden. Verweerder heeft besloten om naast publicatie in de Staatscourant aan deze betrokkenen een mailing te sturen. Het was de bedoeling dat ook eiser zo’n mailing zou krijgen. Zo’n mailing kan als een meer geschikte wijze van bekendmaking worden beschouwd dan (enkel) publicatie in de Staatscourant, omdat dat blad door de doelgroep meestal niet wordt gelezen. - Vast staat dat verweerder de mailing niet aan eiser heeft verzonden. Eiser heeft de Staatscourant niet gelezen. Hij is ook niet eerder langs een andere weg van de inhoud van de mailing op de hoogte geraakt dan via de beschikking van 23 oktober 2001. - Eiser heeft geen een aparte, nieuwe aanvraag voor kinderbijslag over het derde kwartaal van 2001 gedaan. Eiser ontving voorheen kinderbijslag en hoefde daartoe niet ieder kwartaal een nieuwe aanvraag te doen. Aan de zijde van eiser hebben zich geen (relevante) wijzigingen voorgedaan. Hij is zijn kinderen in het derde kwartaal van 2001 blijven onderhouden zoals voorheen en onderhield ook op dezelfde wijze contact. Eiser mocht er daarom vanuit gaan en ging er ook vanuit, dat hij over het derde kwartaal van 2001 net als voorheen recht op kinderbijslag had. - Eiser vernam eerst op 23 oktober 2001 van de wijziging van zijn recht op kinderbijslag ingaande het derde kwartaal van 2001. Op dat moment was het derde kwartaal al geëindigd. Daardoor bestond er feitelijk niet meer de mogelijkheid om te voldoen aan de nieuwe eisen. Het was ook niet meer mogelijk om voor het vierde kwartaal van 2001 aan de eis van drie maanden verblijf in Marokko te voldoen. Al deze omstandigheden tezamen maken dat verweerder eiser niet ingaande het derde kwartaal van 2001 kon houden aan de nieuwe voorwaarden voor het hebben van een huishouden in Marokko. Verweerder had eiser tenminste een termijn moeten gunnen die genoeg was om te voldoen aan de voor eiser nieuw gestelde voorwaarden. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder wordt opgedragen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Verweerder wordt in de door eiser gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op gemiddeld en voor de door mr. Bozbey beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) twee punten worden toegekend. Aangezien ten behoeve van eiser ter zake van dit beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van het bedrag van de proceskosten te geschieden aan de griffier van de rechtbank. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 29,-, vergoedt; veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,-, welke kosten de Sociale verzekeringsbank aan de griffier moet vergoeden. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Aldus gegeven door mr. G. Dulek en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2003, in tegenwoordigheid van de griffier T.N.F. van der Gaarden. Voor eensluidend afschrift, de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage, Verzonden op: