Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF4514

Datum uitspraak2003-02-12
Datum gepubliceerd2003-02-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers68494 / HA ZA 01-825
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Vonnis : 12 februari 2003 Zaaknummer : 68494 / HA ZA 01-825 De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: 1. De vennootschap naar het recht van de Amerikaanse staat Nevada PLANET CORPORATION, te lezen als EPLANET CORPORATION, gevestigd te Las Vegas, Verenigde Staten van Amerika, 2. Dino ECONOMI, wonende te Elisabeth, Colorado, Verenigde Staten van Amerika, eisers in conventie, gedaagden in reconventie, procureur mr. CH.M.E.M. Paulussen; tegen: [Partij C.], wonende te Heerlen, gedaagde in conventie, eiser in reconventie, procureur mr. I.M.A.H. Pijls (toevoeging). 1. Het verloop van de procedure Nadat deze rechtbank bij incidenteel vonnis d.d. 18 oktober 2001 de vordering van [Partij C.] tot het stellen van zekerheid door Eplanet c.s. in de zin van artikel 152 (oud) van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering had afgewezen, heeft [Partij C.] onder het overleggen van producties geantwoord in conventie en geconcludeerd voor eis in reconventie. Eplanet c.s. heeft vervolgens geantwoord in reconventie, zulks onder overlegging van producties. Op de voet van artikel 141a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oud) is een comparitie na antwoord gelast. Bij brief van 9 januari 2002 zijn door Eplanet c.s. stukken overgelegd ten behoeve van de comparitie. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. De in de kop van dat proces-verbaal vermelde datum van de comparitie dient gelezen te worden als 23 januari 2002. Eplanet c.s. heeft daarop gerepliceerd in conventie, zulks onder overlegging van een productie. [Partij C.] heeft geconcludeerd voor dupliek in conventie en repliek in reconventie, waarbij hij een productie in de procedure heeft gebracht. Daarop heeft Eplanet c.s. nog een conclusie van dupliek in reconventie genomen. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden. 2. Het geschil In conventie: 2.1. Eplanet c.s. stellen dat eiser sub 2, handelend voor eiseres sub 1, aan [Partij C.] gelden heeft geleend krachtens een op of omstreeks 13 maart 2000 tot stand gekomen overeenkomst van geldlening. Eplanet c.s. stellen primair dat [Partij C.] een overeenkomst tot geldlening is aangegaan met eiser sub 1. Voor zover dat niet het geval mocht zijn stellen ze dat Op de Camp de overeenkomst tot geldlening met eiser sub 2 heeft gesloten. De hiervoor genoemde overeenkomst zou zijn vastgelegd in een document (de "promessory note") waarin is opgenomen dat [Partij C.] een bedrag verschuldigd is van [$] 7.181,-, welk bedrag door Op de Camp dient te worden terugbetaald op of voor 12 september 2000, bij gebreke waarvan [Partij C.] een boete van 20% van de hoofdsom zou zijn verschuldigd. [Partij C.] zou het verschuldigde bedrag van [$] 7.181,- , alsmede de verschuldigde boete niet hebben betaald, ook niet na door Eplanet c.s. tot betaling te zijn gesommeerd, bij welke sommering aan [Partij C.] een termijn voor betaling werd gegeven tot 21 april 2001. Tevens werd daarbij aangezegd dat Op de Camp vanaf dat moment rente verschuldigd zou zijn, wanneer, zo begrijpt de rechtbank, het verschuldigde bedrag niet voor 21 april 2000 zou zijn voldaan. Ondanks de hiervoor genoemde sommatie is [Partij C.] niet tot betaling overgegaan, aldus Eplanet c.s.. Eplanet c.s. maken op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c van het Burgerlijk wetboek aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van [fl. 2.500,--]. 2.2. Op grond van het vorenstaande vorderen Eplanet c.s. om [Partij C.] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eplanet c.s. te betalen een bedrag van [$] 8.617,-, zijnde het bedrag van [$] 7.181,- vermeerderd met de contractueel bedongen boete, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 september 2000, dan wel 13 april 2001, dan wel de dag der dagvaarding (8 augustus 2001), tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van [fl. 2.500,--] vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [Partij C.] in de kosten van het geding. De vordering wordt door [Partij C.] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en dupliek. In reconventie: 2.1. [Partij C.] stelt een investeerder te hebben aangebracht die in juli 2000 een bedrag van $ 675.000 investeerde en een optie nam voor een aanvullend investeringsbedrag van $ 325.000 na 6 maanden, waarvoor hij van Eplanet c.s. 1% "finders fee" over het geïnvesteerde bedrag zou ontvangen. Daarnaast zou hij nog fl. 15.000 tegoed hebben, zijnde de tegenwaarde van een luxe cruise in de Caribean welke hij als "incentive" zou hebben ontvangen. 2.2. [Partij C.] heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat Eplanet c.s. bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen een bedrag van fl. 39.475,01 het een en ander met veroordeling van Eplanet c.s. in de kosten van de procedure. De vordering wordt door Eplanet c.s. weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en dupliek. 3. De beoordeling In conventie: 3.1. [Partij C.] heeft zich voor het eerst tijdens de comparitie van partijen op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen aangezien in de tekst van de "promessory note" van 13 maart 2000, die Eplanet c.s. aan haar vordering (mede) ten grondslag legt, staat vermeld dat de State Courts of Nevada (USA) or Federal Court District of Nevada (USA) bevoegd is van eventuele geschillen kennis te nemen. 3.2. Eplanet c.s. heeft zich beroepend op artikel 141 lid 2 jo 154 lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (oud) zich op het standpunt gesteld dat dit verweer tardief is nu dit verweer niet bij conclusie van antwoord vóór alle weren ten gronde is gevoerd. 3.3. Aan Eplanet c.s. kan worden toegegeven dat, zoals thans in artikel 11 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (nieuw) uitdrukkelijk is bepaald, het verweer dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft op straffe van verval van dat recht moet worden gevoerd vóór alle weren ten gronde. Een redelijke wetstoepassing brengt echter met zich mee dat op deze regel een uitzondering moet worden gemaakt indien de aanleiding voor het opwerpen van de onbevoegdheid eerst na conclusie van antwoord is ontstaan . Nu [Partij C.] - niet dan wel onvoldoende door Eplanet c.s. weersproken - heeft gesteld dat hij nooit een afschrift van de "promessory note" had ontvangen en hiervan pas heeft kennis kunnen nemen nadat deze bij brief van 9 januari 2002 ten behoeve van de comparitie na antwoord in het geding was gebracht, en derhalve aannemelijk geworden is dat hij niet eerder op de hoogte was van de daarin opgenomen forumkeuze-clausule, acht de rechtbank het door [Partij C.] ten tijde van die comparitie op 23 januari 2002 gedane beroep op de onbevoegdheid van de rechtbank desalniettemin tijdig. De rechtbank zal derhalve Eplanet c.s. niet-ontvankelijk verklaren onder veroordeling in de kosten van deze procedure. In reconventie: 3.4. Nu de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft ten aanzien van de vordering in conventie, komt hem deze ook niet toe ten aanzien van de vordering in reconventie (artikel 7 lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (nieuw)), zodat de rechtbank [Partij C.] eveneens niet-ontvankelijk zal verklaren onder veroordeling in de kosten van deze procedure. 4. De uitspraak De rechtbank: In conventie: verklaart Eplanet c.s. niet- ontvankelijk; veroordeelt Eplanet c.s. in de kosten van de procedure aan de zijde van [Partij C.] gevallen en tot op heden begroot op: vast recht Euro 215,55 salaris procureur Euro 993,00 op de voet van het bepaalde in artikel 57b (oud)/ 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te voldoen aan de griffier van deze rechtbank; In reconventie: verklaart [Partij C.] niet-ontvankelijk; veroordeelt [Partij C.] in de kosten van de procedure aan de zijde van Eplanet c.s. gevallen en tot op heden begroot op € Euro 496,50 aan salaris van de procureur; in conventie en reconventie: verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, vice-president, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.