Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF4589

Datum uitspraak2002-03-14
Datum gepubliceerd2004-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.001115.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt veroordeeld wegens "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, meermalen gepleegd", "medeplegen van een feit uit de Opiumwet", "medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving", "medeplegen van opzetheling", "medeplegen van uitgeven van vals geld" en "opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet" tot een gevangenisstraf voor de tijd van 7 jaren en 6 maanden.
Verwerping bewijsverweren.


Uitspraak

parketnummer : 20.001115.01 uitspraakdatum : 14 maart 2002 tegenspraak; GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 8 mei 2001 in de strafzaak onder parketnummers 01/089049-00 en 01/089100-99(gev) tegen: [verdachte], geboren te Breda, op 16 februari 1968, wonende te [woonadres], thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01/089049-00, sub 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 en onder parketnummer 01/089100-99, sub 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging met parketnummer 01/089049-00, alsmede de weergave van de tenlastelegging met parketnummer 01/089100-99 over. In de weergave van de tenlastelegging met parketnummer 01/089049-00 zijn de in hoger beroep toegelaten wijzigingen ten aanzien van het sub 1 ten laste gelegde, begrepen. In de weergave van de tenlastelegging met parketnummer 01/089100-99 zijn de verbeteringen door de eerste rechter ten aanzien van het sub 3 ten laste gelegde, begrepen. De bewezenverklaring Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten aanzien van parketnummer 01/089100-99, sub 1 en 2 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 01/089049-00, sub 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 en onder parketnummer 01/089100-99, sub 1 subsidiair, sub 2 subsidiair en sub 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij: Ten aanzien van parketnummer 01/089049-00; 1. in de periode van 4 april 2000 tot en met 18 mei 2000 te Kerkrade en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk ongeveer 10 kg, van een materiaal bevattende MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I aanwezig heeft gehad; 2. in de periode van 4 april 2000 tot en met 15 mei 2000 te Schaijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een hoeveelheid of hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen (te weten PMK en kanisters en een ketel en kannen) voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat/die/dat voorwerp(en) en/of stof(fen) bestemd was/waren tot het plegen van die feiten; 3. op 20 mei 2000 te Schaik en Eindhoven en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk 19,9 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft vervoerd en/of heeft afgeleverd; 4. op een tijdstip in de periode van 21 mei 2000 tot en met 31 mei 2000 te Best, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen, voornoemde [slachtoffer 1] tegen diens wil in een auto te laten plaatsnemen, in die auto te houden en naar elders te vervoeren en door die [slachtoffer 1] te slaan en met een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, te bedreigen; 5. op 30 augustus 2000 te Megen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 66,94 kilogram of daaromtrent, van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 7. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 september 1999 tot en met 18 januari 2001 op plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II heeft geteeld en/of verwerkt, te weten: a. in een garage behorende bij perceel [adres 1] te Heeswijk Dinther en b. in perceel [adres 2] te Zundert en c. in perceel [adres 3] te Oss en d. in perceel [adres 4] te Oss; 8. in de periode van 27 maart 2000 tot en met 30 maart 2000 te Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een aantal schoenen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van die schoenen wist(en) dat die schoenen door enig misdrijf waren verkregen. Ten aanzien van parketnummer 01/089100-99; 1. op 10 november 1999 te Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een aantal valse bankbiljetten van DM 100, waarvan de valsheid hem, toen hij en/of zijn mededader(s)ze ontvingen, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad. 2. op 10 november 1999 te Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een aantal valse bankbiljetten van f.1000,- waarvan de valsheid hem, toen hij en/of zijn mededader(s)ze ontvingen, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad. 3. op 30 november 1999 te Oss in een schuur behorend tot perceel [woonadres], hennep, zijnde een middel zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01/089049-00, sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 7 en sub 8 en onder parketnummer 01/089100-99 sub 1 subsidiair en sub 2 subsidiair en sub 3, meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering; deze aanvulling is aan dit arrest gehecht. De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De bijzondere overwegingen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 01/089049-00. 1. Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van de onder bovengenoemd parketnummer, sub 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde feiten, slechts hand en spandiensten verichtte voor anderen en geen wetenschap had van het feit dat deze diensten betrekking hadden op het bij de Opiumwet verboden middel MDMA. Derhalve kan naar mening van de raadsman niet worden bewezen dat de verdachte ten aanzien van genoemde feiten opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het in de Opiumwet gegeven verbod. Uit de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] d.d. 31 oktober 2000 bij de politie, welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] d.d.18 oktober 2000, blijkt het volgende. In maart 2000 werd door de twee bovengenoemde getuigen in een laboratorium in de [X-straat] te Tilburg, XTC-poeder vervaardigd met het doel daarvan pillen te laten slaan. Op 31 maart 2000 is het laboratorium door [slachtoffer 1] en [getuige 2] ontmanteld. De stoffen en voorwerpen uit het laboratorium werden door hen elders onder gebracht. Enkele dagen na de ontmanteling van het laboratorium is de getuige [slachtoffer 1] bezocht door de verdachte en een andere man die [medeverdachte 1] werd genoemd. Zij zeiden dat zij alle spullen en alle PMK uit Tilburg wilden hebben. Kort hierop is de getuige [slachtoffer 1] gesommeerd te komen naar het [restaurant] te Kerkrade. Daar trof hij de verdachte vergezeld van [medeverdachte 2] en een man genaamd [medeverdachte 1]. [slachtoffer 1] is daar door de verdachte geslagen en beschuldigd van het rippen van de PMK. Hierop is hij door de verdachte en de andere mannen meegenomen in hun auto. Op verzoek van de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1], nadat hij was teruggebracht, 10 kilogram MDMA, afkomstig uit het laboratorium te Tilburg, opgehaald bij [getuige 2] waar het was ondergebracht en aan de verdachte en zijn bovengenoemde metgezellen overgedragen. Op grond van het voorgaande blijkt naar het oordeel van het hof genoegzaam, dat de verdachte wist dat in het laboratorium te Tilburg XTC-poeder werd vervaardigd. Nu de onder bovengenoemd parketnummer, sub 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, blijkens de aan de bewezenverklaring van die feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, zijn voortgekomen uit de ontmanteling van het laboratorium in Tilburg, acht het hof bewezen dat verdachte ten aanzien van die feiten opzettelijk in strijd met de Opiumwet heeft gehandeld. Het hof verwerpt aldus het verweer van de raadsman. 2. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, ten aanzien van het onder bovengenoemd parketnummer, sub 8 ten laste gelegde feit -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het om door misdrijf verkregen schoenen ging en derhalve niet kan worden bewezen dat sprake is van opzetheling door de verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende. a. Op 31 maart 2000 heeft [koper] gebeld met verdachte met de klacht dat er in meer dan de helft van de door hem bij de verdachte gekochte dozen met schoenen, maar eentje zit. De verdachte antwoordt hierop -zakelijk weergegeven- dat de dozen zijn nagekeken en dit hoogstens in een paar dozen het geval kan zijn. (telefoontap, 31-03-00, PV p.g. 4052) b. Bovengenoemde dozen waren reeds voorzien van prijsstickers met daarop vermeld verkoopprijzen van f. 229,- en f. 279,-. (verklaring [getuige 3], d.d. 11-09-00, PV p.g. 4068) c. Voor de schoenen is door [koper] slechts f. 60,- per paar betaald. (verklaring [koper], d.d. 11-09-00, PV p.g. 4063) d. [koper] begreep ten tijde van de koop van de partij schoenen bij [verdachte] dat het "geen eerlijke schoenen" waren. (verklaring [koper], d.d. 11-09-00, PV p.g. 4063) Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat de onderhavige schoenen van diefstal afkomstig waren en derhalve sprake is van het medeplegen van opzetheling door de verdachte. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. De overwegingen met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 01/089100-99. 1. Ten aanzien van de vrijspraak van het onder parketnummer 01/089100-99 sub 1 primair en sub 2 primair ten laste gelegde, acht het hof in het bijzonder niet bewezen dat de verdachte de bankbiljetten als echt en onvervalst heeft uitgegeven, nu degene aan wie de bankbiljetten zijn uitgegeven wist dat het valse bankbiljetten betrof. 2. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, het in eerste aanleg gevoerde verweer, te weten dat het naar aanleiding van de aanhouding van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] jegens verdachte verkregen bewijs, op grond van de "Schutznorm" niet tot bewijs jegens verdachte mag worden gebezigd herhaald. De rechtbank heeft immers [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] vrijgesproken omdat zij onrechtmatig zijn aangehouden en de uit die aanhouding voortvloeiende bewijsmiddelen niet als bewijs kunnen dienen, aldus de raadsman. In het midden kan blijven of de aanhouding van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] onrechtmatig was, nu in elk geval door een onrechtmatige aanhouding van hen, verdachte niet in een rechtens te respecteren belang kan zijn geschaad. De overwegingen met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 01/089049-00, sub 7 en parketnummer 01/089100-99 sub 3. Het is het hof ambtshalve bekend dat een hoeveelheid planten als blijkens de bewijsmiddelen zijn aangetroffen op de onder parketnummer 01/089049-00, sub 7 en parketnummer 01/089100-99 sub 3 genoemde locaties, meer dan 30 gram hennep opleveren. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Ten aanzien van parketnummer 01/089049-00; Het bewezen verklaarde sub 1 is als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid van die wet, juncto artikel 47, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde sub 2 is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde sub 3 en sub 5 is als misdrijf voorzien bij artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid van die wet, juncto artikel 47, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde sub 4 is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 282, eerste lid, juncto artikel 47, eerste van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde sub 7 is als misdrijf voorzien bij art 3, eerste lid en onder B en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van die wet juncto artikel 47, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde sub 8 is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 416, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 47, eerste lid, van die wet. Ten aanzien van parketnummer 01/089100-99; Het bewezen verklaarde sub 1 subsidiair en sub 2 subsidiair is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 47, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde sub 3 is als misdrijf voorzien bij artikel 3, eerste lid, onder C van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van die wet, juncto artikel 47, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het hof houdt tevens rekening met; - het grote aantal strafbare feiten dat de verdachte gedurende een lange periode heeft gepleegd; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld; - de omstandigheid dat de verdachte door zijn gedragingen bij het onder parketnummer 01/089049-00, sub 4 bewezenverklaarde feit welbewust het slachtoffer heeft gebracht in een situatie die deze als levensbedreigend kan hebben ervaren; -de omstandigheid dat de verdachte door het plegen van de hem sub 1, 2, 3, en 5 verweten feiten, enkel uit winstbejag heeft bijgedragen tot het in de handel brengen van harddrugs welke, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Ten aanzien van parketnummer 01/089049-00; De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn van zulke aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het sub 1, 2, 3, 5 en 7 bewezen verklaarde is begaan of voorbereid. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken. Het hof heeft bij zijn beslissing deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is. Ten aanzien van parketnummer 01/089100; De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn van zulke aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met behulp waarvan het sub 3 bewezen verklaarde is begaan of voorbereid. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken. Het hof heeft bij zijn beslissing deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 36c, 47, 57, 63, 209, 282 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11, en 13 van de Opiumwet. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 01/089100-99 sub 1 primair en sub 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 01/089049-00 sub 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 en het onder parketnummer 01/089100-99, sub 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 01/089049-00 sub 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 en het onder parketnummer 01/089100-99, sub 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: Ten aanzien van parketnummer 01/089049-00; sub 1:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod"; sub 2:" Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit"; sub 3:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod"; sub 4:" Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden"; sub 5:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod"; sub 7:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod, meermalen gepleegd"; sub 8:" Medeplegen van opzetheling"; ten aanzien van parketnummer 01/089100-99; sub 1 en 2:" Medeplegen van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven, in voorraad hebben"; sub 3:"Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid en onder C van de Opiumwet, gegeven verbod". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte ten aanzien van parketnummer 01/089049-00 en parketnummer 01/089100-99 tot; een gevangenisstraf voor de tijd van zeven jaren en zes maanden. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Ten aanzien van parketnummer 01/089049-00; Verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, genummerd 2 tot en met 40; Ten aanzien van parketnummer 01/089100-99; Verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, genummerd 1 tot en met 14. Dit arrest is gewezen door Mr. Koster-Vaags, als voorzitter Mrs. De Poorter en Denie, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Verhagen, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2002. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 01 tijd : 09.30 rolnummer: 20.001115.01 verdachte: [verdachte], geboren te Breda, op 16 februari 1968, wonende te [woonadres], thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 8 mei 2001 ter zake van: Ten aanzien van parketnummer 01/089049-00 sub 1:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod"; sub 2:" Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit"; sub 3:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod"; sub 4:" Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden"; sub 5:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod"; sub 7:" Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod, meermalen gepleegd"; sub 8:" Medeplegen van opzetheling"; ten aanzien van parketnummer 01/089100-99; sub 1 en 2:" Medeplegen van opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was"; sub 3:"Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid en onder B van de Opiumwet, gegeven verbod". veroordeeld tot: een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, met ten aanzien van parketnummer 01/089049-00 onttrekking aan het verkeer van de nummers 2 tot en met 40 voorkomend op de aan het vonnis gehechte lijst, met ten aanzien van 01/089100-99 onttrekking aan het verkeer van de nummers 1 tot en met 14 voorkomend op de aan het vonnis gehechte lijst.