Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF4600

Datum uitspraak2003-01-31
Datum gepubliceerd2003-05-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAwb 02 - 503 ZW
Statusgepubliceerd


Uitspraak

reg. nr: Awb 02 - 503 ZW uitspraakdatum: 31 januari 2003 RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht enkelvoudige kamer U I T S P R A A K in de zaak van: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: mr. I.E. Elgersma, juridisch medewerker bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Arnhem, -- tegen -- de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding (de Raad van bestuur van) het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens verstaan het Lisv. Bij brief van 27 november 2001 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 3 december 2001 geen recht meer heeft op ziekengeld. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 9 december 2001 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 februari 2002 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 26 maart 2002, aangevuld bij brief van 3 mei 2002, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 18 november 2002, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Elgersma voornoemd en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door R. Hahn, werkzaam bij Uwv Gak te Haarlem. 2. Overwegingen 2.1. Eiseres, werkzaam als uitzendkracht, is op 26 februari 2001 voor haar werk als secretarieel medewerkster uitgevallen wegens ziekte. 2.2. Verweerder heeft het besluit gebaseerd op het standpunt dat eiseres met ingang van 3 december 2001 weer in staat was haar eigen werk te verrichten. 2.3. Eiseres stelt dat de door verweerder mede aan het besluit ten grondslag gelegde werkbeschrijving niet juist is, omdat daarin de specifieke, voor eiseres belastende, omstandigheden niet zijn opgenomen. 2.4. In artikel 19 van de Ziektewet (ZW) is bepaald dat de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht heeft op ziekengeld. Het gaat hierbij om de arbeid zoals de verzekerde deze feitelijk heeft verricht. Volgens vaste jurisprudentie behoren alle omstandigheden waarmee de verzekerde in de werksfeer kan worden geconfronteerd tot ‘zijn arbeid’ (onder meer CRvB 16 maart 1988, RSV 1988/271). 2.5. Verweerder stelt dat de specifieke arbeidsomstandigheden in dit geval buiten beschouwing dienen te blijven, omdat eiseres niet meer zou kunnen terugkeren bij haar laatste inlener. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verwezen naar jurisprudentie gevormd naar aanleiding van geschillen met betrekking tot verzekerden die tijdens werkloosheid ziek werden. 2.6. De rechtbank deelt het standpunt van verweerder niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar b.v. de uitspraak van de CRvB, gepubliceerd in RSV 1979/37. In deze uitspraak heeft de CRvB overwogen dat ongeschiktheid tot werken van een werkloze verzekerde in het alge-meen moet worden beoordeeld naar de laatstelijk verrichte arbeid, met in begrip van de voor de aard van die arbeid wezenlijk te achten (in dit geval verlichtende) omstandigheden. Indien vaststaat dat de verzekerde niet meer in dienst van zijn vroegere werkgever kan terugkeren, dient het al dan niet (voort)bestaan van ongeschiktheid tot werken te worden gemeten naar diezelfde arbeid in dienst van een soortgelijke werkgever, met inachtneming van eerder ge-noemde verlichtende omstandigheden. De rechtbank verwijst voorts naar de uitspraak van de CRvB van 11 december 1991, geregistreerd onder nr. ZW 89/404. In deze uitspraak over-weegt de CRvB dat, nu betrokkene die sedert 18 december 1986 als uitzendkracht bij diverse inleners verschillende werkzaamheden heeft verricht, dient te worden uitgegaan van de arbeid die betrokkene laatstelijk voor zijn ziekmelding heeft verricht. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling een on-juiste maatstaf heeft aangelegd en ten onrechte de bijzondere omstandigheden bij inlener […] niet in aanmerking heeft genomen. 2.7. Het bovenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat het besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 19 ZW. 3. Beslissing De rechtbank 3.1. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; 3.2. veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekerin-gen in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, te betalen aan eiseres; 3.3. gelast dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 29,-- aan haar vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Boogaart, lid van de enkelvoudige kamer, in tegen-woordigheid van mr. J.H. Bosveld, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2003 in tegenwoordigheid van de griffier. Afschrift verzonden op: RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.