Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF4739

Datum uitspraak2003-02-19
Datum gepubliceerd2003-02-19
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200204554/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200204554/1. Datum uitspraak:19 februari 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: burgemeester en wethouders van Texel, appellanten, tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 10 juli 2002 in het geding tussen: [partij], wonend te [woonplaats] en appellanten. 1. Procesverloop Bij besluit van 20 februari 2001 hebben appellanten (hierna: burgemeester en wethouders) [partij] naar aanleiding van zijn melding bouwvoornemen medegedeeld dat de zonwering aan het zomerhuis [locatie] wegens strijd met het bestemmingsplan niet mag worden gebouwd. Daarbij hebben zij aangegeven geen toepassing te geven aan artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij besluit van 29 mei 2001 hebben burgemeester en wethouders het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie Bezwaar- en beroepschriften van 21 mei 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 10 juli 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 mei 2001 vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na datum van verzending een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Tegen deze uitspraak hebben burgemeester en wethouders bij brief van 19 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 september 2002. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 5 november 2002 heeft [partij] een memorie van antwoord ingediend. Deze zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2002, waar burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door O.W.M. Storms, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat [partij] de zonwering niet overeenkomstig artikel 42, eerste lid, van de Woningwet heeft gemeld. Hij heeft niet het voornemen tot het bouwen van de zonwering gemeld, doch is eerst na oprichting daarvan tot melding overgegaan. De rechtbank heeft hieraan de conclusie verbonden dat burgemeester en wethouders er bij het nemen van de beslissing op bezwaar ten onrechte vanuit zijn gegaan dat artikel 42 van de Woningwet van toepassing is en dat voor de zonwering geen bouwvergunning is vereist. 2.2. Burgemeester en wethouders betogen dat de rechtbank vervolgens ten onrechte heeft overwogen dat de melding, ondanks dat dit op een “meldingsformulier bouwvoornemen” is gedaan, als een aanvraag voor een bouwvergunning in behandeling kan worden genomen. 2.3. Dit betoog slaagt. Niet is gebleken dat [partij] bij burgemeester en wethouders een aanvraag om bouwvergunning heeft ingediend dan wel dat hij, ondanks gebruikmaking van het “meldingsformulier bouwvoornemen”, niettemin beoogde een bouwaanvraag in te dienen. Burgemeester en wethouders hebben het “meldingsformulier bouwvoornemen” dan ook terecht niet aangemerkt als een aanvraag om bouwvergunning en een beslissing op de door hem op 18 januari 2001 gedane melding genomen. Nu er in het stelsel van de Woningwet geen plaats is voor een beslissing omtrent de verlening van een bouwvergunning anders dan op grondslag van een daartoe strekkende aanvraag, moet worden geoordeeld dat de rechtbank de beslissing op bezwaar ten onrechte heeft vernietigd. Burgemeester en wethouders hebben het bij de beslissing op bezwaar gehandhaafde besluit van 20 februari 2001 – waarbij de melding niet is geaccepteerd – terecht genomen, zij het dat beslissend was dat er geen sprake was van een voornemen als bedoeld in artikel 42 van de Woningwet. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal derhalve doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het beroep alsnog ongegrond verklaren. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Alkmaar van 10 juli 2002, 01/1263; III. verklaart het door [partij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Van Roosmalen Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2003 53-406.