Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF4954

Datum uitspraak2003-02-25
Datum gepubliceerd2003-02-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers56800/KG ZA 03-44
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector civiel recht afdeling handelsrecht Korte Gedingen Uitspraak: 25 februari 2003 Kort-geding-nummer: 56800/KG ZA 03-44 VONNIS van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van: [namen van de 31 eisers] eisers sub 1 t/m 31, hierna gezamenlijk te noemen: eisers, eisers sub 1 t/m5: wonende, althans verblijvende, in de AVO-lokatie De Hoop aan de Zuiderlaan 11 te Hollum (gemeente Ameland), hierna: AVO-lokatie De Hoop; eisers 6 t/m 11: wonende, althans verblijvende, in de AVO-lokatie De Jong aan de Polderweg 5 te Nes (gemeente Ameland), hierna: AVO-lokatie De Jong; eisers 12 t/m 31: wonende, althans verblijvende in de AVO-lokatie Zeewind aan de Torenstraat 22 te Nes (gemeente Ameland), hierna: AVO-lokatie Zeewind. procureur: mr. A.H. Lanting, advocaten: mr. E.J.M. Klip te Lekkerkerk en mr. M. Timmer te Den Haag. tegen het CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS (COA), rechtspersoon volgens artikel 2 van de wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, gevestigd te Rijswijk, gedaagde, hierna te noemen: het COA, procureur: mr. V.M.J. Both, advocaat: mr. D. Nobel te Den Haag, PROCESGANG Eisers hebben het COA in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 20 februari 2003. Eisers hebben toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - het COA verbiedt het vonnis van 6 februari 2003 strekkende tot ontruiming van eisers ten uitvoer te leggen op straffe van verbeurte van een dwangsom van 50.000 EURO, het COA veroordeelt tot betaling aan hen uit hoofde van vorenbedoelde toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn zorgplicht, althans onrechtmatig handelen, alle door eisers gemaakte kosten, waaronder de kosten voor geheven griffierechten, reiskosten en ongedekte kosten voor rechtskundige bijstand in totaal 2.391,08 EURO te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van heden tot aan de dag van algehele voldoening, een en ander met veroordeling van het COA in de kosten van dit geding. Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun advocaat, die mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd. Het COA heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht. Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt. RECHTSOVERWEGINGEN Het geschil en de beoordeling daarvan 1. De voorzieningenrechter neemt hier over hetgeen vermeld staat in zijn tussen dezelfde partijen in gewezen vonnis d.d. 6 februari 2003. 2. De nu door eisers (toen: gedaagden) ingestelde vordering strekt ten eerste tot een verbod van de tenuitvoerlegging van de op 6 februari uitgesproken veroordeling tot ontruiming van drie AVO-lokaties op Ameland, en ten tweede tot vergoeding van gemaakte reiskosten, kosten van rechtskundige bijstand en (kennelijk in andere procedures dan dit kort geding gemaakte) proceskosten. De voorzieningenrechter zal dit tweede onderdeel van de eis aanstonds afwijzen op grond dat zo'n geheel ongespecificeerde geldvordering niet, en zeker niet in kort geding, voor toewijzing vatbaar is. 3. Het gevorderde verbod tot tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis van 6 februari is toewijsbaar ten aanzien van die toenmalige gedaagden, thans eisers, die het COA heeft overgeplaatst naar het AZC in Kollum, op grond dat de bestuursrechter nu twee overplaatsingsbesluiten betreffende de families [naam 1] en [naam 2], die het COA naar Kollum heeft overgeplaatst, heeft geschorst. Met die schorsing vervalt de overweging onder 2.2 in het vonnis van 6 februari, voorzover inhoudende dat 'niet te verwachten valt dat de besluiten van het COA in een bezwaarprocedure zullen worden vernietigd'. Op grond van de schorsing van deze twee besluiten tot overplaatsing naar Kollum gaat de voorzieningenrechter er voorshands van uit, dat voor beëindiging van de verstrekkingen aan deze twee families, bestaande in huisvesting op Ameland, een nieuw besluit van het COA op basis van een nieuwe belangenafweging nodig kan zijn. Op de inhoud van zo'n nieuw besluit behoort in dit vonnis niet te worden geanticipeerd. 4. Op grond van het voorgaande valt voorts te verwachten dat in alle zaken, waarin het COA asielzoekers naar Kollum heeft overgeplaatst, nieuwe besluiten nodig zullen zijn. Het gaat daarbij om de eisers sub 1, 3, 4, 9, 11, 12, 18 en 24, zoals opgesomd in de pleitnota van het COA. Ook ten aanzien van deze eisers moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid, dat de besluiten tot hun overplaatsing naar Kollum niet in stand zullen blijven. Daarom behoort hun veroordeling tot ontruiming van hun huidige huisvesting op Ameland niet te worden gehandhaafd, en is hun vordering tot een verbod om die ontruimingsveroordeling uit te voeren, toewijsbaar. Dat geldt echter niet voor de door deze eisers gevorderde dwangsommen, aangezien van een overheidsorgaan als gedaagde verwacht mag worden dat een rechterlijke uitspraak zonder meer wordt nageleefd. 5. De eis van een verbod tot tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis d.d. 6 februari is echter niet toewijsbaar voor zover dit wordt gevorderd door die eisers, die het COA niet naar AZC Kollum heeft overgeplaatst. Immers, in hun juridische positie ten opzichte van het COA is sedert de uitspraak van 6 februari geen wijziging opgetreden. Voor hen blijven (zoals is overwogen en beslist in het vonnis van 6 februari) de volgende feiten en omstandigheden van kracht: - Krachtens artikel 7 lid 1 Rva bepaalt het COA in welk centrum een asielzoeker wordt geplaatst; - Het COA heeft met toepassing van die wettelijke bepaling besloten om de opvang in de desbetreffende lokatie(s) op Ameland te beëindigen; - De bestuursrechter heeft in zijn uitspraak van 27 januari 2003 geoordeeld dat niet te verwachten valt, dat dit besluit van het COA in een bezwaarprocedure zal worden vernietigd; - Hieruit volgt dat gedaagden thans zonder recht of titel in de AVO-lokatie(s) op Ameland verblijven, hetgeen juridisch betekent dat zij onrechtmatig handelen jegens het COA; - Het COA heeft een rechtmatig financieel belang bij ontruiming, ook op korte termijn, omdat het evident in de rede ligt dat het samenbrengen van een sterk dalend aantal asielzoekers in een kleiner aantal grotere centra grote financiële, logistieke en personele voordelen kan bieden. 6. Anders dan eisers nu aanvoeren kan hieraan niet afdoen dat AVO Zeewind op Ameland sinds 10 februari een nieuwe eigenaar heeft. Verandering van identiteit van de eigenaar(s) op zichzelf verandert niets aan de financiële verplichtingen van het COA jegens eigenaars/verhuurders voor de duur van het verblijf van in de desbetreffende huisvesting door het COA ondergebrachte asielzoekers. Zowel tijdens de looptijd van de exploitatieovereenkomsten als na beëindiging daarvan zal het COA voor voortgezette bewoning moeten betalen, omdat immers voortgezette bewoning door het achterwege blijven van tijdige ontruiming na beëindiging van het contract het COA jegens de desbetreffende eigenaars/verhuurders schadeplichtig maakt. Ook de gestelde, maar qua omvang en tijdsduur tot nu toe vage aanbiedingen van lokale en provinciale overheden kunnen niet leiden tot een andere uitspraak dan op 6 februari, omdat uit die aanbiedingen niet blijkt of, en zo ja in hoeverre, het COA daarmee kan worden ontslagen of ontheven van haar huidige financiële verplichtingen jegens de aanbieders van verblijfsruimte en van haar zorgplicht jegens de asielzoekers. 7. De vorderingen van de eisers, die het COA niet naar Kollum heeft overgeplaatst, moeten dus worden afgewezen. 8. Omdat de partijen in dit kort geding dus over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren. BESLISSING De rechter, rechtdoende in kort geding: 1. verbiedt het COA het vonnis van 6 februari 2003 (kort gedingnr. 56437/KG ZA 03-16) voor zover strekkende tot ontruiming van eisers sub 1, 3, 4, 9, 11, 12, 18 en 24 ten uitvoer te leggen; 2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; 3. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt; 4. wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2003. fn 149