Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5179

Datum uitspraak2003-03-05
Datum gepubliceerd2003-03-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005681-02 + 03/005641-00 (ttzgev.)
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/005681-02 + 03/005641-00 (ttzgev.) Datum uitspraak: 5 maart 2003 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboortedatum/plaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Overmaze" te Maastricht. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2003. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. (03/005681-02) hij in of omstreeks de periode van 6 november 2002 tot en met 10 november 2002 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. (03/005681-02) hij op of omstreeks 10 november 2002 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere hoeveelheden, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. (03/005681-02) hij op of omstreeks 10 november 2002, in elk geval in of omstreeks de periode van 6 november 2002 tot en met 10 november 2002 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen (in een loods achter/bij de woning [adres]), althans in het arrondissement Maastricht,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,om (een) feit(en), bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het (meermalen, althans eenmaal) opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van enig op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermeld middel,voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen en/of voorwerpen, te weten hoeveelheden chemicaliën (zoals een aantal (plastic) verpakkingen bevattende BMK (benzylmethylketon) en/of een aantal jerrycans/verpakkingen bevattende zoutzuur en/of een (aantal) verpakking(en)/hoeveelheden/hoeveelheid ammoniak en/of mierenzuur en/of caustic soda en/of nog andere chemicaliën) en/of (een) buisventilator(en) en/of (een) koolstoffilter(s) en/of (een) trechter(s) en/of (een) drukvat(en) en/of (een) gasfles(sen) en/of een destillatieopstelling en/of (een) rondbodemkolven/rondbodemkolf en/of een gasbrander en/of (een) koelreflux(en) en/of diverse soorten laboratoriumglaswerk, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en); 4. (03/005681-02) hij op of omstreeks 27 september 2001 te Ubachsberg, althans in de gemeente Voerendaal, om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en MDA en MDMA en N-ethyl MDA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van enig op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermeld middel, voor te bereiden en/of te bevorderen een voorwerp, te weten een drukvat, althans een tot een drukvat omgebouwde en/of aangepaste gasfles, met kraan en vulopening, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en); 1. (005641-00) hij op of omstreeks 11 oktober 2000 in de gemeente Maastricht, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 33,65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine, zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. (005641-00) hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2000 tot en met 11 oktober 2000 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA en/of amfetamine, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen chemicaliën en/of produktiemiddelen, onder meer vaten en/of drukvaten en/of meerdere drukhouders/cilinders en/of (gevulde) jerrycans en/of 29 drums (met opschrift "Ether type 2") en/of een centrifuge en/of een zuurpomp en/of pompen en/of vaten caffeïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en). De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 (005681-02) is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (005681-02), 2 (005681-02), 3 (005681-02), 1 (005641-00) en 2 (005641-00) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. (03/005681-02) hij in de periode van 6 november 2002 tot en met 10 november 2002 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. (03/005681-02) hij op 10 november 2002 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. (03/005681-02) hij op 10 november 2002 te Hoensbroek, in de gemeente Heerlen, in een loods achter/bij de woning [adres], tezamen en in vereniging met een ander, om (een) feit(en), bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans van enig op de bij de Opiumwet behorende lijst I vermeld middel,voor te bereiden, stoffen en voorwerpen, te weten hoeveelheden chemicaliën zoals een aantal plastic verpakkingen bevattende BMK (benzylmethylketon) en een aantal jerrycans bevattende zoutzuur en een hoeveelheid mierenzuur en een hoeveelheid caustic soda en nog andere chemicaliën en een buisventilator en een koolstoffilter en een trechter en een drukvat en een gasfles en een destillatieopstelling en rondbodemkolven en een gasbrander en een koelreflux en diverse soorten laboratoriumglaswerk, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en); 1. (005641-00) hij op 11 oktober 2000 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 33,65 kilogram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. (005641-00) hij in de periode van 1 september 2000 tot en met 11 oktober 2000 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden, chemicaliën en produktiemiddelen, onder meer vaten en drukvaten en drukhouders en gevulde jerrycans en 29 drums (met opschrift "Ether type 2") en een centrifuge en een zuurpomp en een pomp en vaten caffeïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en). De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 (005681-02), 2 (005681-02), 3 (005681-02), 1 (005641-00) en 2 (005641-00) meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Nadere bewijsoverweging Ten aanzien van het bewijs van de feiten 1, 2 en 3 met parketnummer 03/005681-02 heeft de rechtbank het volgende overwogen. Na zijn aanhouding op 10 november 2002 heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij de hele avond en nacht in de loods is geweest en daar al die tijd bezig is geweest met het produceren van amfetamine (p. 162 van het dossier). [de medeverdachte] was al sinds woensdag bezig met het produceren van amfetamine. [getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat hij vanaf ongeveer 3 dagen voor de inval de installatie in de loods heeft zien staan. [verdachte] kende hij omdat deze daar in de voorgaande dagen al vaker was geweest. (p. 247 en 248) Verder verklaart [getuige] dat [verdachte] en [de medeverdachte] in de avond voor de inval in de loods aan het werken waren. Ter terechtzitting heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij -kort en zakelijk weergegeven- rond zes uur 's avonds bij de loods is aangekomen, daar een tweetal uren aan het afvoerputje heeft gewerkt en vervolgens enkele uren in het in de loods aanwezige kantoortje op [de medeverdachte] heeft gewacht, die niet is verschenen. Naar zijn zeggen heeft verdachte [verdachte] gedurende die tijd niemand gezien, en evenmin is hem een XTC-laboratorium opgevallen. De rechtbank constateert dat uit deze verklaringen blijkt dat [verdachte] in de dagen voor de inval vaker in de loods is geweest en dat hij daar op de avond voor de inval nagenoeg de gehele nacht heeft verbleven. Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] ook betrokken was bij het laboratorium en de hem verweten activiteiten in deze loods. Aan zijn verklaring dat hij hier niets mee te maken zou hebben en slechts aan een putje gewerkt zou hebben hecht de rechtbank geen geloof. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: 03/005681-02 feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht; en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder D, van de Opiumwet gegeven verbod, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht; 03/005681-02 feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht; 03/005681-02 feit 3: medeplegen van: om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, onder 3º, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid, onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht; 03/005641-00 feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10, tweede lid van de Opiumwet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht; 03/005641-00 feit 2: medeplegen van: om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, onder 3º, van de Opiumwet juncto artikel 47, eerste lid, onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, - de geproduceerde hoeveelheden MDMA en amfetamine, de in 2000 aangetroffen hoeveelheden grondstoffen waarmee uiteindelijk 91 kilogram MDMA-hydrochloride kon worden geproduceerd, en de in 2002 aangetroffen hoeveelheden grondstoffen voor de productie van amfetamine, - de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, - het tijdsverloop gerekend vanaf het plegen van de feiten in het najaar van 2000 en de uiteindelijke berechting van de verdachte. De op te leggen straffen zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13 van de Opiumwet. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder onder 4 (005681-02) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 (005681-02), 2 (005681-02), 3 (005681-02), 1 (005641-00) en 2 (005641-00) ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 (005681-02), 3 (005681-02), 1 (005641-00) en 2 (005641-00) meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf jaar en zes maanden; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - legt op een geldboete van € 10.000,= subsidiair 185 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren; - beveelt de teruggave aan [verdachte] voornoemd van de volgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: (2002166001-1) een gsm telefoontoestel Nokia 3210 en diverse kledingstukken (2002166001-2). Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. A.C.A. Schreinemakers en mr. R.A.J. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.M. van den Eshof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2003, zijnde mr. A.C.A. Schreinemakers buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.