Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5654

Datum uitspraak2003-03-11
Datum gepubliceerd2003-03-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers180228 CV 02-2661
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E sector kanton - locatie Zwolle Zaaknr.: 180228 CV 02-2661 datum : 11 maart 2003 Vonnis in de zaak van: de rechtspersoonlijkheid bezittende HERVORMDE GEMEENTE ZWARTSLUIS, te deze vertegenwoordigend door het College van Kerkvoogden, gevestigd en kantoorhoudende te Zwartsluis, eisende partij, gemachtigde mr. F.A. Bijlenga, jurist bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam, rolgemachtigde A. Agterhuis, gerechtsdeurwaarder te Zwolle, tegen [gedaagde], wonende te Zwartsluis, gedaagde partij, gemachtigde mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen. De procedure De kantonrechter heeft kennisgenomen van: - de dagvaarding van 29 juli 2002 - het antwoord van de gedaagde partij - de nadere toelichting van partijen. Het geschil De vordering van eiseres strekt er toe dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 2.350,60, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure. Daartegen heeft [gedaagde] verweer doen voeren met conclusie dat de vorderingen van eiseres zullen worden afgewezen onder haar veroordeling in de kosten van de procedure. De beoordeling 1. Nu [gedaagde] bij zijn nadere toelichting het bij zijn antwoord opgeworpen verweer omtrent de niet-ontvankelijkheid van eiseres heeft laten varen, behoeft dit verweer geen bespreking. 2. Tussen partijen is onomstreden dat [gedaagde], geboren op 13 februari 1984, op 5 februari 2000 van het consistoriegebouw van eiseres een zevental ramen heeft ingegooid. [gedaagde] is daarvoor, ter zake van vernieling, door de kinderrechter veroordeeld. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid van deze jegens eiseres gepleegde onrechtmatige daad erkend. 3. Partijen strijden evenwel over de hoogte van de door eiseres gevorderde schadevergoeding. 4. [gedaagde] heeft in dat kader allereerst ten verwere aangevoerd dat eiseres in een gedeelte van de vordering, voor zover deze ziet op vergoeding van vernielde vitrage ad fl. 800,--, niet ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien de kinderrechter de vordering met betrekking tot dit gedeelte van de schade bij zijn uitspraak van 14 juli 2000 heeft afgewezen. Dit verweer slaagt. Nu eiseres er voor heeft gekozen om langs strafrechtelijke weg vergoeding van schade te ontvangen, heeft tot dat gevolg dat zij bij afwijzing van (een gedeelte van) de vordering niet ook nog eens bij de burgerlijke rechter terecht kan (zie Kamerstukken II, 1991/1992, nr. 21.345, nr. 3 (MvT), p.13) behoudens de eventuele mogelijkheid van hoger beroep zoals vervat in de leden 3 en 4 van artikel 421 van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat eiseres in haar vordering, voor zover die ziet op vergoeding van vernielde vitrage, niet kan worden ontvangen. 5. Het resterende gedeelte van de vordering van eiseres ad fl. 4.380,05 heeft betrekking op door eiseres gemaakte kosten van vervanging van de vernielde ruiten en met bijkomende kosten aan materialen en werkzaamheden. Het debat tussen partijen spitst zich daarbij toe op het antwoord op de vraag of eiseres met de korting van fl. 750,-- op het schadebedrag voldoende rekening heeft gehouden met de verbetering van enkel glas naar dubbel glas. [gedaagde] heeft in dat kader een tweetal offertes overgelegd waaruit zou blijken dat de reële schade op niet meer dan een bedrag van fl. 1.500,-- kan worden gesteld, welk bedrag hij op 15 april 2000 aan eiseres heeft betaald. Het betoog van [gedaagde] miskent allereerst dat de door hem overgelegde offertes sluiten op bedragen van fl. 1.797,50 respectievelijk fl. 2.226,63, beide bedragen inclusief btw. Verder blijkt dat in deze offertes geen rekening is gehouden met de kosten van de getroffen noodvoorziening ad fl. 470,-- (inclusief btw), zodat - ter reële vergelijking - deze offertes met minstens dat bedrag dienen te worden opgehoogd, nu [gedaagde] niet heeft weersproken dat die nood-voorziening is getroffen. Tenslotte kan uit deze offertes niet worden opgemaakt in hoeverre rekening is gehouden met de kosten van nieuwe glaslatten die in het schadebedrag zijn inbegrepen. Anders dan [gedaagde] veronderstelt, volgt uit het enkele feit dat dubbel in plaats van enkel glas is geplaatst nog niet dat de bestaande glaslatten daardoor onbruikbaar zouden zijn. Een dergelijke stelling had hij moeten toelichten, hetgeen niet is gedaan. Anderzijds moet worden vastgesteld dat een korting van fl. 750,-- (anders dan eiseres stelt inclusief btw) op een schadebedrag, gebaseerd op plaatsing van dubbel in plaats van enkel glas, van fl. 4.660,05 (fl. 5.130,05 minus fl. 470,--) slechts een vermindering van 16% inhoudt. De kantonrechter is van oordeel dat een aftrek met zo'n omvang geen recht doet aan de gepleegde verbetering. Niet alleen is het gebouw nu voorzien van nieuwe beglazing, maar deze is ook kwalitatief beter, terwijl bovendien daardoor een risico van inbraak is afgenomen. Gelet op de gepleegde verbetering, de daarmee gepaardgaande kosten aan materiaal en arbeidsuren en de bij de door [gedaagde] overgelegde offertes te maken kanttekeningen, dient naar het oordeel van de kantonrechter de aftrek ex aequo et bono op 32% te worden gesteld, aldus op een bedrag van fl. 1.500,-- (inclusief btw). 6. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] gehouden is om van de door eiseres gestelde schade een gedeelte van fl. 3.630,05 te vergoeden. Nu eiseres niet heeft weersproken dat [gedaagde] reeds een gedeelte van fl. 1.500,-- heeft voldaan, is aldus een bedrag van fl. 2.130,05, zijnde € 966,57, voor toewijzing vatbaar. 7. De gevorderde wettelijke rente, de ingangsdatum daaronder begrepen, is als niet afzonderlijk weersproken eveneens toewijsbaar. 8. Gelet op de omstandigheden van het geval wordt [gedaagde] in de kosten van het geding verwezen. Daarbij zal de veroordeling worden gebaseerd op de tarieven die gelden bij het toewijsbare bedrag. De overige kosten worden, als door haarzelf veroorzaakt, bij eiseres gelaten. De beslissing De kantonrechter: - verklaart eiseres niet ontvankelijk in haar vordering voor zover die betrekking heeft op vergoeding van vitrage; - veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 966,57, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2000 tot de dag van algehele voldoening; - veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op: * € 180,-- voor salaris gemachtigde * € 83,38 voor explootkosten * € 116,-- voor vastrecht; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af. Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 11 maart 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.