Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5671

Datum uitspraak2002-02-14
Datum gepubliceerd2004-10-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.001286.01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren terzake moord.
Moord in relationele sfeer; echtgenoot met behulp van vuurwapen gedood.
Bijzonder overwegingen omtrent het bewijs.


Uitspraak

parketnummer : 20.001286.01 uitspraakdatum : 14 februari 2002 tegenspraak; GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 22 mei 2001 in de strafzaak onder parketnummer 04/051528-00 tegen: [verdachte], geboren te [plaats], op [datum] 1973, thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "P.I. de Nieuwersluis" te Nieuwersluis. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd. Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij: op 19 oktober 1998, in de gemeente Echt, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen een kogel in het hoofd en twee kogels in de rug, in elk geval in het lichaam, van die [slachtoffer] te schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen De door het hof gebruikte bewijsmiddelen staan vermeld in de aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. Deze aanvulling is aan dit arrest gehecht. De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Ten aanzien van het bewezenverklaarde overweegt het hof het navolgende. Het hof zal van de verklaringen van de getuige [getuige 1] geen gebruik maken. Het hof heeft ter terechtzitting van 31 januari 2002 als getuige gehoord [getuige 2]. Het hof acht zijn verklaring zodanig gedetailleerd en consistent, dat daaraan geloof wordt geschonken. Op grond van de verklaringen van verdachte is komen vast te staan, dat verdachte zowel onmiddellijk vòòr als onmiddellijk na de moord aanwezig was in de echtelijke woning, waar het misdrijf plaatsvond. Tevens is mede door onderzoek van de gegevens inzake het gebruik van verdachtes GSM komen vast te staan, dat verdachte op de ochtend van 19 oktober 1998 omstreeks 06.10 en 06.19 uur vanuit de omgeving van haar woning heeft getelefoneerd met [derde], en dat deze haar kort daarop bij de woning heeft opgehaald. Gebleken is, dat verdachte meteen na de dood van [slachtoffer] met hulp van [derde] gedurende negen dagen is ondergedoken zonder dat zij de politie en/of de familie van het slachtoffer op de hoogte heeft gesteld van het overlijden van haar echtgenoot. Voor deze handelwijze heeft verdachte geen enkele plausibele verklaring gegeven. Voorts heeft het hof kennis genomen van de door verdachte gedurende het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen. Het hof komt tot de overtuiging, dat verdachte opzettelijk onwaarheid heeft gesproken, in het bijzonder waar verdachte beschrijft, hoe de gang van zaken is geweest op en rond het tijdstip van de moord op [slachtoffer]. Deze kennelijke leugens kunnen slechts worden aangemerkt als pogingen om de waarheid inzake haar eigen betrokkenheid bij dit misdrijf te bemantelen. In het bijzonder heeft het hof daarbij acht geslagen op de navolgende verklaring. Verdachte heeft verklaard, dat zij na haar hondje te hebben uitgelaten, terugkeerde aan de flat, en dat zij toen constateerde, dat de mat, die tussen de deur was gelegd om die open te houden, op een andere manier was komen te liggen. Vervolgens -en daar spreekt zij niet de waarheid- zou zij naar eigen zeggen de hal een of twee stappen ("meer zeker niet") zijn ingegaan, en zou zij een of twee treden van de eerste trap zijn opgelopen. Later heeft zij die verklaring herroepen, en verklaard, dat zij wel degelijk de woning is ingegaan, en het levenloze lichaam van haar echtgenoot in bed heeft aangetroffen. Het hof is tot de overtuiging gekomen, dat zij opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verzwegen, dat zij na de moord nog in de woning is geweest, en het hof verbindt daaraan (in combinatie met de verklaring van de getuige [getuige 2]) de gevolgtrekking, dat zij ook tijdens de moord in de woning was, en dat zij aan de moord zelf schuldig is. Uit het sectierapport d.d. 25 november 1998, opgemaakt door C.J.J. Hens, patholoog-anatoom, blijkt, dat drie maal op [slachtoffer] is geschoten, waarvan twee maal vanaf een afstand van ca. 0 cm, en dat de letsels tengevolge van deze schoten de dood ten gevolge hebben gehad. Het hof leidt daaruit af, dat het opzet van verdachte er daadwerkelijk op was gericht [slachtoffer] van het leven te beroven. Het hof leidt in het bijzonder uit de door de getuige [getuige 2] geschetste toedracht van de moord, namelijk dat verdachte het wapen in de badkamer heeft gepakt, waarmee zij vervolgens het slachtoffer in de slaapkamer heeft doodgeschoten, alsmede uit de motieven die verdachte blijkens het verhoor door de politie van de getuige [getuige 2] d.d. 5 september 2000 aan die getuige heeft opgegeven, namelijk, dat zij van [slachtoffer] af wilde omdat zij gedwongen seks moest hebben met diens vrienden (de getuige heeft die verklaring bij de rechtbank herhaald), af, dat verdachte opzettelijk en met voorbedachte raad heeft gehandeld. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het betreft hier een zeer ernstig misdrijf met een gewelddadig karakter dat bij de nabestaanden van een slachtoffer veel leed teweeg heeft gebracht. De verdachte heeft haar partner van het leven beroofd. Vervolgens heeft zij op allerlei manieren getracht de ware toedracht van de feiten te verdoezelen teneinde zichzelf straffeloosheid te verzekeren. Zij heeft daarbij niet de moeite genomen de familie van het slachtoffer op de hoogte te stellen van zijn dood. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte geen enkele verantwoording voor haar daad genomen, noch enig berouw jegens de familie van het overleden slachtoffer getoond. Ten voordele van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister nog niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld. In het belang van een juiste normhandhaving, mede gelet op bovengenoemde omstandigheden, zal het hof een gevangenisstraf opleggen voor een hierna te bepalen duur. Bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvoor de verdachte is vervolgd, zijn de in de beslissing als zodanig te noemen voorwerpen in beslag genomen. Zij behoren aan de verdachte toe, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Uit de aard van de voorwerpen volgt dat zij kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken. Het hof heeft bij zijn beslissing deze voorwerpen als een gezamelijkheid van vcorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is. Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 36b, 36d en 289 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: "Moord". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van twaalf jaren. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een zwart lederen holster en twee doosjes munitie 6.35 mm merk PMP. Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, de verdachte in eigendom toebehorende, nog niet teruggegeven sieraden aan de verdachte. Dit arrest is gewezen door Mr. De Poorter, als voorzitter Mrs. Koster-Vaags en Denie, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Verhagen, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2002.