Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5684

Datum uitspraak2003-01-21
Datum gepubliceerd2003-03-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers02/00049
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem achtste enkelvoudige belastingkamer nummer02/00049 (omzetbelasting) Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : [X] Beheer BV c.s. te : [Z] verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] (hierna: de Inspecteur) beslissing : uitspraak op een bezwaarschrift beschikking : naheffingsaanslag omzetbelasting, aanslagnummer [...F.01.95-1] tijdvak : 1 januari 1996 tot en met 31 december 1999 mondelinge behandeling : met schriftelijke instemming van partijen niet gehouden gronden: 1. Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting en exploiteert (onder meer) een groothandel in relatiegeschenken, premiums en reclameartikelen. In 1999 heeft zij op feestelijke wijze een nieuw bedrijfspand betrokken. Het horecagedeelte van de openingsfestiviteiten is verzorgd door een (externe) cateraar. De omzetbelasting die aan belanghebbende ter zake van deze prestaties in rekening is gebracht heeft zij, op de voet van artikel 2 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) in aftrek gebracht op de door haar verschuldigde omzetbelasting. 2. De Inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek voor de omzet-belasting doen instellen. Naar aanleiding daarvan heeft hij de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd waarin - onder meer - de in 1. bedoelde aftrek is gecorrigeerd. 3. Op grond van artikel 15, vijfde lid, van de Wet, vindt geen aftrek plaats van belasting welke in rekening is gebracht ter zake van het verstrekken van spijzen en dranken voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden. 4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd voor zover die betrekking heeft op de hiervoor bedoelde factuur van de cateraar. Zij verwijst daartoe naar het arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2000, nr. 35 651, BNB 2000/386*. 5. De onderhavige situatie is niet vergelijkbaar met die in het door belanghebbende aangehaalde arrest van de Hoge Raad. Naar het oordeel van het Hof verdedigt de Inspecteur op goede gronden, onder meer gelet op het arrest van de Hoge Raad van 25 november 1992, nr. 28 526, BNB 1993/51, dat de in 1. bedoelde belasting niet in aftrek kan worden gebracht. 6. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig. beslissing: Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak op het bezwaarschrift, waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 21 januari 2003 door mr. J.P.M. Kooijmans, raadsheer, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Sitsen als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (J.M. Sitsen) (J.P.M. Kooijmans) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 januari 2003 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor een griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.