Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF5918

Datum uitspraak2003-03-19
Datum gepubliceerd2003-03-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/810118-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan [..] het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag.


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboortegegevens verdachte], wonende te [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 05 maart 2003. De verdachte is verschenen, bijgestaan door F. Sieders, advocaat te Coevorden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.M. Wolters. De vordering houdt in: een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan een gedeelte groot 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts vorderde hij de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van [hoogte bedrag] en het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van die benadeelde partij tot genoemd bedrag subsidiair [duur hechtenis] hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2001 tot en met 27 november 2002, in de gemeente Emmen, in elk geval in het arrondissement Assen, althans in Nederland, en/of in Venezuela en/of in Frans Guyana en/of in België en/of Brits Guyana en/of Suriname opzettelijk de minderjarige(n), [namen en geboortedata minderjarigen] die toen beneden de twaalf jaar oud waren/was, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige(n) gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige(n) uitoefende, immers heeft verdachte toen aldaar die minderjarige(n) ondergebracht op een of meer adres(sen), onbekend aan [naam met gezag belaste ouder], aan wie de minderjarige(n) bij Beschikking van de Tweede enkelvoudige kamer van de Arrondissementsrechtbank te Assen d.d. 16 mei 2000 waren/was toevertrouwd. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij in de periode van 26 juli 2001 tot en met 27 november 2002 in de gemeente Emmen en in Venezuela en in België en Brits Guyana en Suriname opzettelijk de minderjarigen, [namen en geboortedata minderjarigen], die toen beneden de twaalf jaren oud waren, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarigen gestelde gezag, immers heeft verdachte toen aldaar die minderjarigen ondergebracht op adressen onbekend aan [naam met gezag belaste ouder], aan wie de minderjarigen bij Beschikking van de Tweede enkelvoudige kamer van de Arrondissementsrechtbank te Assen d.d. 16 mei 2000 waren toevertrouwd. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op: Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gestelde gezag, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. VERWERPING VERWEREN STRAFUITSLUITINGSGRONDEN De raadsman van verdachte heeft een beroep gedaan op noodtoestand en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Er was sprake van een actuele noodtoestand waarin de kinderen zich bevonden. Hij kon de onhoudbare situatie alleen opheffen door de kinderen, die bij hem waren in het kader van een omgangsregeling bij zich te houden en naar het buitenland te vertrekken. Voorts heeft de raadsman indien de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de noodsituatie niet voldoende objectiveerbaar is, gesteld dat uit de geschetste omstandigheden moet worden afgeleid dat er sprake is van psychische overmacht. Verdachte voelde zijn verantwoordelijkheid als vader, constateerde de situatie waarin de kinderen zich bevonden en ervoer dat zowel de rechtbank als de Raad voor de Kinderbescherming hem lieten vallen en geen oog hadden voor het belang van de kinderen. Dit legde op hem zo'n grote psychische druk, dat hij niet anders kon dan met de kinderen te vluchten. Beiden weren dienen te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Naar het oordeel van de rechtbank is geenszins komen vast te staan of aannemelijk geworden, dat het slecht ging met de kinderen, laat staan dat het zo slecht met hen ging dat verdachte moest ingrijpen op de wijze die hij heeft gedaan. Het beroep op noodtoestand wordt derhalve verworpen. De rechtbank verwerpt ook het beroep op psychische overmacht. Psychische overmacht veronderstelt een van buiten komende kracht, dwang of drang, waartegen weerstand bieden redelijkerwijs niet mogelijk is. Indien de druk niet zozeer van buitenaf komt, maar van vooral van binnenuit, dan wordt het terrein van de (on)toerekeningsvatbaarheid betreden. Naar het oordeel van de rechtbank is in casu geen sprake geweest van een van buiten komende kracht, dwang of drang, omdat - zoals gezegd - niet is komen vast te staan of aannemelijk geworden dat het slecht ging met de kinderen. Verdachte heeft daarover echter andere denkbeelden. Hij vond dat hij moest ingrijpen. Voor zover zijn handelen is ingegeven, of althans beïnvloed door, door hem ervaren krachten, zijn dat krachten van binnenuit geweest. STRAFBAARHEID Bij de stukken is aanwezig een psychologisch rapport d.d. 20 februari 2003 opgemaakt door psycholoog drs. E. de Vrij. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie: Er is bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsontwikkeling waarbij narcistische en theatrale elementen de boventoon voeren. Gezien het feit dat deze persoonlijkheidsstructuur op diverse levensfronten (relatie, werk, sociaal) van invloed is (geweest) op zijn interpersoonlijk functioneren kan gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis. Deze persoonlijkheidsstructuur (nb. bedoeld zal zijn: persoonlijkheidsstoornis) deed zich ook voor in de periode voorafgaand en ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Indien bewezen, is het tenlastegelegde verdachte in enigszins verminderde mate aan te rekenen. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de gebleken toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen geachte aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in enigszins verminderde mate. De rechtbank acht de verdachte deswege strafbaar en komt tot de hierna te vermelden strafoplegging. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - De aard en de ernst van de gepleegde feiten. - De omstandigheden waaronder deze zijn begaan. - Hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. - De eis van de officier van justitie. - De inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 30 november 2002. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Hoe ernstig de wetgever het onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag wenst te bestempelen, komt tot uitdrukking in de maximumstraf: 6 jaar gevangenisstraf als het kind ouder dan 12 jaar is en zelfs 9 jaar bij een kind dat jonger is. Gaat het om meer dan een kind, dan wordt dat maximum nog eens met eenderde opgehoogd. Dat betekent dat het bewezen verklaarde feit met maximaal 12 jaar gevangenisstraf is bedreigd. In verdachtes voordeel spreekt dat er geen aanwijzingen bestaan dat hij de kinderen niet goed zou hebben verzorgd. Voorts neemt de rechtbank aan dat verdachtes belangrijkste drijfveer om de kinderen onder zich te nemen en te houden is gevormd door zijn overtuiging dat de kinderen door de moeder niet goed werden verzorgd en dat het zijn vaderplicht was om in te grijpen. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten voor zijn daad. Anderzijds valt het verdachte zwaar aan te rekenen dat hij zich totaal niet heeft bekommerd om de situatie waarin hij de moeder van de kinderen heeft gebracht en gedurende bijna 1 1/2 jaar heeft gelaten. Hij heeft op geen enkel moment overwogen, laat staan een poging gedaan om haar - voor zover mogelijk - gerust te stellen over het lot van haar kinderen. Hij heeft haar welbewust in volstrekte onzekerheid gelaten en toonde zelfs ter zitting nog geen enkel begrip voor het leed en de wanhoop die zij heeft ervaren. De rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel, dat in dit geval niet kan worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf van de hierna te vermelden duur. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De civiele vordering is weersproken en voorts niet van zo eenvoudige aard, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding (Sv 361 lid 3), zodat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT: verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: een gevangenisstraf voor de tijd van drie jaren. Beveelt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot een jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat [naam benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M van Veen, voorzitter en mr. H. de Wit en Mr. M.P.C.J. van Bavel, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 19 maart 2003.