Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF6406

Datum uitspraak2003-03-26
Datum gepubliceerd2003-03-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/030359-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/030359-02 Uitspraakdatum: 26 maart 2003 V E R K O R T V O N N I S Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Limburg-Zuid, De Geerhorst te Sittard. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2003. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 november 2002. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 12 maart 2003 gewijzigd Aan verdachte is na wijziging tenlastegelegd: hij op of omstreeks 23 maart 2002 te Asten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of GSM-telefoon en/of (een) autosleutel(s) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders -zich met een of meer vuurwapens naar en/of op het erf van de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven, en of -zich heeft hebben voorzien van handschoenen en/of (bivak)mutsen, althans van gezicht verhullende kleding , en/of -een op dat erf staande stal/schuur heeft/hebben betreden en/of in die stal/schuur een of meer kogels heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van die [slachtoffer] en (daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben geraakt in (de romp van) diens lichaam, en/of -die [slachtoffer] meermalen (dreigend) heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld moest/moesten hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en/of -(vervolgens) zich met die [slachtoffer] heeft/hebben begeven naar en/of in de woning van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] (aldaar) al dan niet terwijl die [slachtoffer] aan armen en/of benen gekneveld was, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt tegen het hoofd en/of (de romp) van het lichaam ten gevolge van welk feit die [slachtoffer] werd gedood. artikel 312 eerste lid junctis leden 2 en 3 alsmede art. 310 Wetboek van strafrecht; De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting aangevoerd dat de politie na een door de officier van justitie verstrekt bevel ex artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering de printgegevens heeft verkregen van het telefoon-verkeer op 23 maart 2002 in het postcodegebied van de woning van het slachtoffer. Op het moment dat deze gegevens werden opgevraagd en verstrekt bestond er geen vermoeden dat verdachte zou hebben deelgenomen aan een telefoongesprek in de omgeving van de woning van het slachtoffer omstreeks het vermoedelijke tijdstip van de overval. De officier van justitie heeft derhalve onrechtmatig gehandeld door de zendmastgegevens van alle GSM-gebruikers op te vragen. Er bestond geen vermoeden dat verdachte aan de telecommunicatie zou hebben deelgenomen. Dit heeft tot gevolg, dat het bewijsmateriaal dat door en tengevolge van de onrechtmatigheid is verkregen van de eventuele bewijsvoering zal dienen te worden uitgesloten, aldus de verdediging. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. De rechtbank is niet gebleken van enige onrechtmatigheden bij de inlichtingenverstrekking ingevolge artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering. Ten tijde van het opvragen van de zendmastgegevens stond vast dat er een misdrijf was gepleegd waarbij vermoedelijk meerdere daders betrokken waren. Het door de verdediging gevoerde verweer miskent dat dergelijke gegevens opgevraagd kunnen worden indien de verdenking bestaat dat een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is gepleegd door nog niet bekende verdachte(n), de zogenaamde NN-verdachte(n) waarbij het vermoeden bestaat dat door de verdachte van dat misdrijf gebruik is gemaakt van telecommunicatie. De vordering tot het verstrekken van inlichtingen van telecommunicatieverkeer is naar het oordeel van de rechtbank gebaseerd op de wet en dit betekent dat de daaruit voortvloeiende bewijsmiddelen rechtmatig zijn verkregen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen van - kortgezegd - diefstal met geweld de dood ten gevolge hebbende. Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende: - verdachte is op 22 maart 2002, één dag voor het misdrijf, met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de plaats van het misdrijf gereden (zie onder meer de verklaring van verdachte p. 1215-1216 en de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] p. 1169); - verdachte heeft op 23 maart 2002 de medeverdachten met zijn auto afgezet voor de woning van het slachtoffer (verklaring verdachte ter terechtzitting); - blijkens de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] (p. 1068) wist verdachte dat zij onderweg waren naar een boer die ze zouden gaan overvallen; - verdachte zag dat zijn medeverdachten bij het verlaten van de auto bivakmutsen bij zich hadden (verklaring verdachte ter terechtzitting); - verdachte wist dat er iets niet goed zat toen de vijf medeverdachten van zijn auto wegliepen (verklaring verdachte ter terechtzitting); - verdachte heeft (desondanks) de vijf medeverdachten weer, met gedoofde lichten, opgehaald nadat hij, zoals was afgesproken, daartoe een telefonisch bericht had ontvangen van een medeverdachte (verklaring verdachte ter terechtzitting); - bij het instappen van de medeverdachten in de auto van verdachte om hen te vervoeren van de plaats van het misdrijf heeft verdachte de medeverdachte [medeverdachte 1] horen zeggen "Wij hebben een man vermoord" (onder meer p. 1218 verklaring verdachte). Verdachte heeft vervolgens de mededaders vervoerd van de plaats van het misdrijf (verklaring verdachte ter terechtzitting); - de bijdrage van verdachte bij de uitvoering van het strafbare feit was onmisbaar voor de uitvoering ervan. Uit de hierboven vermelde omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd van de gedragingen van zijn medeverdachten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het feit substantieel is geweest zodat gesproken kan worden van een bewuste nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. De bewezenverklaring. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het feit heeft begaan zoals hierna is weergegeven hij op 23 maart 2002 te Asten tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en GSM-telefoon en een autosleutel en geld toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of een of meer van zijn mededaders -zich met vuurwapens naar en op het erf van de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben begeven, en -zich heeft hebben voorzien van handschoenen en (bivak)mutsen, althans van gezicht verhullende kleding , en -een op dat erf staande stal/schuur heeft/hebben betreden en in die stal/schuur kogels heeft/hebben afgevuurd op/in de richting van die [slachtoffer] en (daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben geraakt in (de romp van) diens lichaam, en -die [slachtoffer] meermalen (dreigend) heeft/hebben gezegd dat hij/zij geld moest/moesten hebben, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en -(vervolgens) zich met die [slachtoffer] heeft/hebben begeven naar en in de woning van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] (aldaar) al dan niet terwijl die [slachtoffer] aan armen en/of benen gekneveld was, heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt tegen het hoofd en/of (de romp) van het lichaam ten gevolge van welk feit die [sla[slachtoffer] werd gedood. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: 10, 24, 27, 33, 33a, 47, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID. De eis van de officier van justitie. Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoon. De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en). Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij zijn de volgende omstandigheden ten bezware van verdachte gebleken: - de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor zijn medemens in het leven geroepen; - verdachte heeft het door hem gepleegde strafbare feit gepleegd in georganiseerd verband en heeft willens en wetens zijn rol in die organisatie vervuld, terwijl zijn bijdrage noodzakelijk was voor de uitvoering van het strafbare feit; - verdachte heeft bij het plegen van het strafbare feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezenverklaarde, mede gelet op de hierboven genoemde omstandigheden, onvoldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat -zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting- dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hiervoor omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft. (artikel 310 en artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering) Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en): een gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaar. Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf. Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen telefoontoestel (gsm), merk: Nokia, type: 5110. Dit vonnis is gewezen door, mr. Van Biesbergen, voorzitter, mr. Kobussen en mr. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van Roelofsen, griffier en is uitgesproken op 26 maart 2003. Mr. Verbunt is buiten staat dit verkort vonnis mede te ondertekenen. Parketnummer 01/030359-02 paginanummer 8 Verkort vonnis inzake [verdachte] -------------------------------------------------------------------------------