Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF6451

Datum uitspraak2003-03-18
Datum gepubliceerd2003-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200380402
Statusgepubliceerd


Uitspraak

rolnummer 2200380402 parketnummer 1100511702 datum uitspraak 18 maart 2003 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 10 september 2002 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2003. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest en tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent het inbeslaggenomene als nader omschreven in het vonnis. Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet bewezen dat de verdachte de primair tenlastegelegde "doodslag" heeft begaan. De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage, die van dit arrest deel uitmaakt. BIJLAGE: dat hij op 12 maart 2002 te Dordrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over Brouwersdijk en Bosboom Toussaintstraat en Frans Lebretlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos en door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden immers is verdachte, - nadat hij een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne had gebruikt en - terwijl hij zeer vermoeid was (immers had hij gedurende de voorafgaande vier dagen en nachten weinig geslapen) en - op de vier voorafgaande dagen niet of nauwelijks had gegeten en gedronken en - terwijl hij daarvoor plotseling achter het stuur in slaap was gevallen, - slingerend over voornoemde openbare wegen gereden en - een vluchtheuvel op de Bosboom Toussaintweg aan de linkerzijde gepasseerd en - zonder te stoppen een voorrangskruising opgereden (terwijl hij gelet op de bij die kruising aanwezige verkeerstekens, te weten: haaietanden op de weg en/of het verkeersbord B6, voorrang had moeten verlenen) en - hierbij tegen een snorfiets en de bestuurder van die snorfiets aangereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994. Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Subsidiair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl door het ongeval een ander wordt gedood en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Strafmotivering De advocaat-generaal mr Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest en tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van acht jaren. Voorts legt hij een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen over en vordert hij onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen cocaïne, het basepijpje en het mes, en teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen telefoonkaarten en sigaretten. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft, nadat hij een aantal dagen en nachten nauwelijks had geslapen, overstuur het huis van zijn ex-vriendin verlaten. Hij is gaan autorijden en is, overmand door vermoeidheid, tegen een stoeprand opgereden waarbij hij een klapband heeft opgelopen. Nadat hij deze band had verwisseld is de verdachte toch wederom gaan rijden. Kort voor de dodelijke aanrijding reed de verdachte slingerend, heeft hij met zijn hoofd uit het raam en boven de passagiersstoel gehangen. Hij is een voorrangskruising opgereden zonder voorrang te verlenen aan een snorfietser. De verdachte heeft geen vaart geminderd. Hij voelde slechts glas in zijn gezicht. Even later is de verdachte met de auto tegen een boom tot stilstand gekomen. De verdachte had een hoge concentratie - 0,12 milligram per liter bloed - cocaïne in zijn bloed. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister was hij meermalen ter zake van Wegenverkeerswetvergrijpen veroordeeld. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, alle signalen en waarschuwingen negerend, toch weer achter het stuur is gekropen. Die keuze van de verdachte heeft een leven geëist. Hij heeft de nabestaanden onherstelbaar leed aangedaan. Die zullen de rest van hun leven de nabijheid en de steun van het slachtoffer moeten missen. De verdachte heeft ter terechtzitting berouw getoond. Het hof heeft acht geslagen op de rapportage omtrent verdachtes persoonlijkheid. Van de rapporten deelt het hof niet de conclusie van psycholoog [naam] dat het feit de verdachte in enigszins verminderende mate is toe te rekenen. Naar het oordeel van het hof kan het feit in strafrechtelijke zin volledig aan de verdachte worden toegerekend, omdat hij zelf heeft verkozen in korte tijd veel cocaïne te gebruiken en daarna te gaan rijden ondanks opgelopen slaaptekort en onvoldoende voeding. Het hof is van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Daarnaast is een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen van de maximale duur op zijn plaats. Beslag De voorwerpen, vermeld onder de nummers 1, 2 en 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Ten aanzien van de voorwerpen vermeld onder de nummers 4 en 5 op de hiervoor bedoelde lijst zal het hof - indien dit nog niet is geschied - de teruggave gelasten aan de verdachte. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c en 36d van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede op artikel 13a van de Opiumwet. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN. Bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van VIJF JAREN. Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen vermeld onder de nummers 1, 2 en 3 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Gelast de teruggave van de voorwerpen vermeld onder de nummers 4 en 5 op de hiervoor bedoelde lijst - indien dit nog niet is geschied - aan de verdachte. Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Van Rijnberk en Korvinus, in bijzijn van de griffier mr De Vries. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2003.