Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF6470

Datum uitspraak2003-03-26
Datum gepubliceerd2003-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-072281-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09-072281-02 rolnummer 0006 's-Gravenhage, 26 maart 2003 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte] geboren op 2[geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 maart 2003. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr J.H. Pelle, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr Van der Leeuw heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, een geldboete van € 5.000,=, subsidiair 100 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straffen het volgende overwogen. Verdachte werd tijdens het besturen van een vrachtwagencombinatie afgeleid en merkte daardoor niet tijdig dat motorrijtuigen die voor hem reden afremden. Tijdens de noodstop die verdachte toen moest maken, kwam hij met zijn vrachtwagencombinatie terecht op de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer en botste vervolgens tegen een auto. Het echtpaar dat in deze auto zat is tengevolge van die botsing overleden. Verdachte is beroepschauffeur en had gezien de omstandigheden ter plaatse (druk verkeer op een smalle weg) meer afstand moeten houden van het voor hem rijdende motorrijtuig. De nabestaanden van de slachtoffers hebben nog steeds te kampen met de ingrijpende gevolgen van het feit. Ter terechtzitting is gebleken dat het gebeurde verdachte diep heeft aangegrepen. Na het ongeval heeft verdachte traumabegeleiding gehad. Ten gunste van verdachte overweegt de rechtbank dat het feit al lang geleden heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij zijn werkzaamheden als beroepschauffeur nog bewuster is gaan uitvoeren. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat na te melden straffen passend en geboden zijn. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht; - 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Beslissing. De rechtbank, verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood; verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 (ÉÉNHONDERD EN TACHTIG) UREN; beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 90 (NEGENTIG) DAGEN; veroordeelt verdachte voorts tot: ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 maanden; bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Van Daal, voorzitter, Raeijmaekers en Van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van Van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2003. parketnummer 09/072281-02