Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF6673

Datum uitspraak2003-02-13
Datum gepubliceerd2003-04-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.060178-00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een periode van jaren feitelijk leiding gegeven aan het opzettelijk ontduiken van de Regeling minimumprijs bij invoer (MIP) betreffende de invoer van krenten en rozijnen vanuit een niet-Europese Unie land naar een land aangesloten bij de Europese Unie. Door zijn handelen heeft verdachte de doelstellingen van de MIP, te weten versterking van de concurrentiepositie van communautaire producten en bevordering van de stabiliteit van de Europese markt, gefrustreerd en door het niet betalen van de heffingen heeft verdachte de Nederlandse Staat benadeeld. Voorts heeft verdachte opdracht gegeven pandlijsten te vervalsen, waardoor de kredietverstrekker (ING Bank) aan Dried Fruit Nederland BV een hoger krediet heeft verstrekt dan zij bij een juiste voorstelling van zaken zou hebben gedaan en waardoor de ING Bank uiteindelijk benadeeld is.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer: 14.060178-00 Datum uitspraak: 13 februari 2003 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], (ook geschreven als [verdachte]), geboren te [geboorteplaats en geboorteland] op [geboortedatum], wonende te [adres en woonplaats], Zwitserland, overigens is de geadresseerde niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2003. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat 1. Dried Fruit Nederland BV op een of meer na te noemen tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 1994 tot en met 30 november 1998 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van (een) vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat Dried Fruit Nederland B.V. bij haar aangifte ten invoer heeft overgelegd en/of heeft doen overleggen aan de douane: a) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 24 januari 1994, nr. PX-2889-3 (bijlage D274-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 2 februari 1994 (zie bijlage D 230/01 en/of AH 64) en/of b) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 31 januari 1994, nr. PX-2890-5 (bijlage D276-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 8 februari 1994 (zie bijlage D230/1 en AH 65) en/of c) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 11 januari 1994, nr. PX-2889-2 (bijlage D278-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 17 januari 1994 (zie bijlage D230/01 en/of AH 66) en/of d) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 29 maart 1995, nr. PX-2955-3 (bijlage D279-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 10 april 1995 (zie bijlage 231/01 en/of AH 67) en/of e) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 25 april 1995, nr. PX-2908-6 (bijlage D281-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 4 mei 1995 (zie bijlage D 231/01 en/of AH 68) en/of f) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 17 juni 1996, nr. PX-2982-12 (bijlage D282-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 19 juni 1996 (zie bijlage D 232/02 en/of AH 69) en/of g) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 16 september 1996, nr. PX-3057-7 (bijlage D286-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op of omstreeks 2 oktober 1996 (zie bijlage D 232/03 en/of AH 70) en/of h) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 21 mei 1997, nr. PX-3119-2 (bijlage D288-01) (door Slavenburg & Huyser BV) op of omstreeks 6 juni 1997 (zie bijlage D 234 en/of AH 71) en/of i) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 10 november 1998, nr. PX-3208-1 (bijlage D293-01) (door Van den Meerendonk BV) op of omstreeks 11 november 1998 (zie bijlage D 236/03 en/of AH 74), teneinde de op die factu(u)r(en) vermelde goederen in te voeren, in ieder geval teneinde die vermelde goederen onder een douaneregeling te plaatsen en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de op die factu(u)r(en) aangegeven waarde van de goederen hoger lag dan de in werkelijkheid door Dried Fruit Nederland B.V. voor die goederen betaalde waarde, in ieder geval te hoog was, zulks terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of ander, althans alleen, in de gemeente Opmeer en/of Rotterdam, althans in Nederland in bovengenoemde periode tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en); 2. de rechtspersoon Dried Fruit Nederland B.V. op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 18 mei 1998 tot en met 26 november 1998 te Opmeer en/of te Rotterdam, althans elders in Nederland telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) a) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 18 mei 1998 en/of een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 18-05-1998, behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 213 bij het proces-verbaal) en/of b) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 03-06-1998 en/of een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 03-06-1998 behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 214 bij het proces-verbaal) en/of c) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 19-11-1998 en/of een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 19-11-1998 behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 215 bij het proces-verbaal) en/of d) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 26-11-1998 en/of een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 26-11-1998 behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 216 bij het proces-verbaal), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft die rechtspersoon en/of diens mededader(s) (telkens) valselijk - de onder a) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 228.132,42, althans met een geldbedrag verhoogd en/of op het onder a) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980427, 980495 en/of 980496 (met een totaalbedrag van fl. 228.132,42) en/of - de onder b) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 436.404,06, althans met een geldbedrag verhoogd en/of op het onder b) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980495, 980496, 980528, 980558, 980559 en/of 980560 (met een totaalbedrag van fl. 436.404,06) en/of - de onder c) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 497.638,02, althans met een geldbedrag verhoogd en/of op het onder c) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980937, 980938, 980946, 980947, 980953, 980954 en/of 980955 (met een totaalbedrag van fl. 497.638,02) en/of - de onder d) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 497.638,02, althans met een geldbedrag verhoogd en/of op het onder d) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980937, 980938, 980946, 980947, 980953, 980954 en/of 980955 (met een totaalbedrag van fl. 497.638,02), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de gemeente Opmeer en/of de gemeente Rotterdam in bovengenoemde periode tot dat/die feiten opdracht heeft gegeven en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging(en). Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VOORVRAGEN Ontvankelijkheid van de officier van justitie De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd: 1. dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in zijn vervolging ten aanzien van het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde nu - kort gezegd - de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is verstreken. 2. dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is zijn vervolging ten aanzien van het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde nu - kort gezegd - dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 gestelde het volgende. Op 9 november 1999 heeft het eerste verhoor van verdachte door de Douanerecherche in Zwitserland plaatsgevonden. Op 29 september 2000 is het proces-verbaal gesloten. Op 25 september 2001 heeft het parket aan de rechter-commissaris laten weten geen nadere wensen ten aanzien van het gerechtelijk vooronderzoek te hebben, zodat dit - naar de mening van het openbaar ministerie - gesloten kon worden. Op diezelfde datum heeft mr. Krans, destijds de raadsvrouw van verdachte, de rechter-commissaris verzocht het gerechtelijk vooronderzoek niet te sluiten. Op 31 december 2001 heeft mr. Krans de rechter-commissaris verzocht twee getuigen te horen. Op 4 januari 2002 heeft mr. Krans verzocht nog een tweetal getuigen te horen. Op 18 februari 2002 heeft de rechter-commissaris de vier door de raadsvrouw opgegeven getuigen gehoord. Op 2 april 2002 heeft mr. Krans de rechter-commissaris op diens verzoek meegedeeld geen verdere onderzoekswensen te hebben en akkoord te gaan met de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek. Op 4 april 2002 heeft de rechter-commissaris het gerechtelijk vooronderzoek gesloten. Op 15 april 2002 is de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek bij gewone brief aan verdachte betekend. Op 30 mei 2002 en op 13 juni 2002 bleek een geplande zittingsdatum niet haalbaar, omdat mr. Krans op genoemde data verhinderd was. Op 20 juni 2002 is mr. Krans bericht dat de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek niet juist betekend was. Op 8 augustus 2002 heeft de Raadkamer het openbaar ministerie een nieuwe termijn van twee maanden verleend om de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek te betekenen. Op 29 augustus 2002 is de mededeling betekening sluiting gerechtelijk vooronderzoek naar Zwitserland verzonden. Op 11 september 2002 is de mededeling sluiting gerechtelijk vooronderzoek betekend aan de griffie. Op 30 oktober 2002 is de dagvaarding betekend aan de griffie. Op 13 november 2002 is de dagvaarding eveneens betekend aan de echtgenote - tevens schriftelijk gemachtigde - van verdachte. Op 30 januari 2002 is de zaak ter terechtzitting behandeld. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor omschreven termijn - in zijn totaliteit bezien - weliswaar onwenselijk lang is geweest, maar dat er, gelet op de bovengeschetste omstandigheden, geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet dan ook worden verworpen. De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2 gestelde het volgende. De raadsvrouw van verdachte heeft onvoldoende feiten aangevoerd op grond waarvan de gestelde gelijkheid kan blijken. Het gevoerde verweer is derhalve onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet dan ook worden verworpen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij niet ontvankelijk is ten aanzien van het als feit 1 onder i ten laste gelegde, nu dit feit valt onder het bereik van artikel 48 lid 1 en lid 3 van de Douanewet, en artikel 48 lid 4 van de Douanewet strafvervolging op grond van artikel 225 Wetboek van Strafrecht uitsluit, indien het feit terzake waarvan de verdachte kan worden vervolgd zowel valt onder artikel 48 lid 1 en lid 3 van de Douanewet als onder artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte zich bij deze zienswijze van de officier van justitie aangesloten. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Het als feit 1 onder i ten laste gelegde feit wordt strafbaar gesteld bij artikel 48 lid 1 onder a van de Douanewet juncto artikel 48 lid 3 van de Douanewet. In artikel 48 lid 4 is bepaald dat strafvervolging op grond van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht is uitgesloten wanneer een feit valt onder eerdergenoemde bepalingen van de Douanewet. Nu de officier van justitie het als feit 1 onder i ten laste gelegde feit op grond van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht vervolgt, is zij ten aanzien van de vervolging van dit feit niet ontvankelijk. De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn vervolging ten aanzien van feit 1 onder i. De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging - met uitzondering van hetgeen als feit 1 onder i is ten laste gelegd - en dat er geen redenen zijn tot schorsing van de vervolging. 3. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1. Dried Fruit Nederland BV op na te noemen tijdstippen gelegen in de periode van 01 januari 1994 tot en met 30 november 1998 te Rotterdam telkens opzettelijk gebruik heeft doen maken van valse facturen, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat Dried Fruit Nederland B.V. bij haar aangifte ten invoer heeft doen overleggen aan de douane: a) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 24 januari 1994, nr. PX-2889-3 (bijlage D274-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 2 februari 1994 (zie bijlage D 230/01 en AH 64) en b) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 31 januari 1994, nr. PX-2890-5 (bijlage D276-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 8 februari 1994 (zie bijlage D230/1 en AH 65) en c) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 11 januari 1994, nr. PX-2889-2 (bijlage D278-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 17 januari 1994 (zie bijlage D230/01 en AH 66) en d) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 29 maart 1995, nr. PX-2955-3 (bijlage D279-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 10 april 1995 (zie bijlage 231/01 en AH 67) en e) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 25 april 1995, nr. PX-2908-6 (bijlage D281-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 4 mei 1995 (zie bijlage D 231/01 en AH 68) en f) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 17 juni 1996, nr. PX-2982-12 (bijlage D282-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 19 juni 1996 (zie bijlage D 232/02 en AH 69) en g) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 16 september 1996, nr. PX-3057-7 (bijlage D286-01) (door CMI Container Masters Nederland BV) op 2 oktober 1996 (zie bijlage D 232/03 en AH 70) en h) een factuur van Prodexco S.A., gedateerd 21 mei 1997, nr. PX-3119-2 (bijlage D288-01) (door Slavenburg & Huyser BV) op 6 juni 1997 (zie bijlage D 234 en AH 71), teneinde de op die facturen vermelde goederen in te voeren en bestaande die valsheid hierin dat de op die facturen aangegeven waarde van de goederen hoger lag dan de in werkelijkheid door Dried Fruit Nederland B.V. voor die goederen betaalde waarde, zulks terwijl verdachte in Nederland in bovengenoemde periode feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedragingen; 2. de rechtspersoon Dried Fruit Nederland B.V. op tijdstippen gelegen in de periode van 18 mei 1998 tot en met 26 november 1998 in Nederland telkens a) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 18 mei 1998 en een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 18-05-1998, behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 213 bij het proces-verbaal) en b) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 03-06-1998 en een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 03-06-1998 behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 214 bij het proces-verbaal) en c) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 19-11-1998 en een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 19-11-1998 behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 215 bij het proces-verbaal) en d) een pandlijst ter zake van verpanding van vorderingen aan de ING bank, d.d. 26-11-1998 en een overzicht openstaande posten debiteuren d.d. 26-11-1998 behorend bij deze pandlijst (Bijlage D 216 bij het proces-verbaal), elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft die rechtspersoon telkens valselijk - de onder a) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 228.132,42 verhoogd en op het onder a) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980427, 980495 en 980496 (met een totaalbedrag van fl. 228.132,42) en - de onder b) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 436.404,06 verhoogd en op het onder b) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980495, 980496, 980528, 980558, 980559 en 980560 (met een totaalbedrag van fl. 436.404,06) en - de onder c) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 497.638,02 verhoogd en op het onder c) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980937, 980938, 980946, 980947, 980953, 980954 en 980955 (met een totaalbedrag van fl. 497.638,02) en - de onder d) vermelde pandlijst met een bedrag van fl. 497.638,02 verhoogd en op het onder d) vermelde overzicht bij de debiteur Oasis Trading (U.K.) LTD een aantal openstaande facturen vermeld, genummerd 980937, 980938, 980946, 980947, 980953, 980954 en 980955 (met een totaalbedrag van fl. 497.638,02), zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte in de gemeente Opmeer of de gemeente Rotterdam in bovengenoemde periode tot die feiten opdracht heeft gegeven. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: ten aanzien van feit 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen en ten aanzien van feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven. 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN. De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte heeft gedurende een periode van jaren feitelijk leiding gegeven aan het opzettelijk ontduiken van de Regeling minimumprijs bij invoer (MIP) betreffende de invoer van krenten en rozijnen vanuit een niet-Europese Unie land naar een land aangesloten bij de Europese Unie. Door zijn handelen heeft verdachte de doelstellingen van de MIP, te weten versterking van de concurrentiepositie van communautaire producten en bevordering van de stabiliteit van de Europese markt, gefrustreerd en door het niet betalen van de heffingen heeft verdachte de Nederlandse Staat benadeeld. Voorts heeft verdachte opdracht gegeven pandlijsten te vervalsen, waardoor de kredietverstrekker (ING Bank) aan Dried Fruit Nederland BV een hoger krediet heeft verstrekt dan zij bij een juiste voorstelling van zaken zou hebben gedaan en waardoor de ING Bank uiteindelijk benadeeld is. De rechtbank acht dit ernstige feiten. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 8 november 2000, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf op haar plaats is. De rechtbank zal - rekening houdend met het tijdsverloop tussen het plegen van de bewezen verklaarde feiten en het moment van behandeling ter terechtzitting - deze vrijheidsstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen, met hieraan verbonden een proeftijd De rechtbank is van oordeel dat tevens een geldboete behoort te worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte. 8. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht. 9. BESLISSING De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende beslissing. De rechtbank: Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk ten aanzien van het als feit 1 onder i tenlastegelegde. Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden. Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een geldboete van 45.000,- ( vijfenveertigduizend) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 360 dagen. Dit vonnis is gewezen door mr. H.T. van Voorst, voorzitter, mr. H.E.C. de Wit en mr. B.A.E.G. Geel-Cieraad, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2003.