Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF6901

Datum uitspraak2003-01-20
Datum gepubliceerd2003-04-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
ZittingsplaatsMaastricht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 03/1511 BEPTDN
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opvang / bevoegdheid vreemdelingenrechter. De beslissing van het COA tot overplaatsing van verzoeker en zijn familieleden van een aanvullende opvang voor asielzoekers naar een asielzoekerscentrum is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Blijkens de nota van toelichting op de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 wordt de mededeling (aanzegging) aan de asielzoeker dat hij de opvangvoorzieningen in een ander opvangcentrum krijgt aangeboden, en aldus wordt overgeplaatst niet als een beschikking in de zin van de Awb aangemerkt. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.


Uitspraak

Voorzieningenrechter van de Rechtbank ‘s-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer zittinghoudende te Maastricht __________________________________________________ UITSPRAAK ingevolge artikel 8:83, derde lid, artikel 8:1 en artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 7.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 __________________________________________________ Reg.nr : AWB 03/1511 BEPTDN Inzake : A, verzoeker. Gemachtigde, mr. C.L.J.M. Wilhelmus, advocaat te Sittard, tegen : het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Op onbekende datum heeft verweerder beslist verzoeker, geboren op [...] 1972, zijn echtgenote B, geboren op [...] 1978, en hun zoon C op 7 januari 2002 over te plaatsen naar het Asielzoekerscentrum D. Hiertegen hebben verzoeker en zijn echtgenote op 7 januari 2003 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift heeft mede betrekking op de minderjarige kinderen van verzoeker. Op 7 januari 2003 heeft verzoeker, mede namens zijn echtgenote en hun minderjarige kinderen, de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt het aangevallen besluit te schorsen. II. OVERWEGINGEN Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) kan onze minister regels stellen met betrekking tot verstrekkingen aan asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid. Artikel 7 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (Rva) bepaalt het volgende: 1. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bepaalt in welk centrum een asielzoeker wordt geplaatst en is bevoegd een asielzoeker naar een ander centrum over te plaatsen. 2. Na overplaatsing van een asielzoeker naar een ander centrum worden de in artikel 5, eerste lid, bedoelde verstrekkingen in dit andere centrum aangeboden. De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag gesteld of de beslissing van het COA om verzoeker en zijn overige familieleden over te plaatsen van de Aanvullende opvang voor asielzoekers (AVO) E naar het Asielzoekerscentrum D een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Hiertoe wordt het volgende overwogen. In de nota van toelichting op de Rva (Staatscourant 1997, nr. 246) wordt in het algemene gedeelte het volgende opgemerkt: „In artikel 7 is onderscheid aangebracht tussen de plaatsing van een asielzoeker in een centrum en de overplaatsing van de asielzoeker van het ene naar het andere centrum. De mededeling (aanzegging) aan de asielzoeker dat hij de opvangvoorzieningen in een ander opvangcentrum krijgt aangeboden, en aldus wordt overgeplaatst wordt niet als een beschikking in de zin van de Awb aangemerkt aangezien de aanzegging slechts tot gevolg heeft dat de opvangvoorzieningen op een ander plaats worden aangeboden. Aan de plaatsing in een centrum vanuit een Aanmeldcentrum ligt wel een beschikking ten grondslag. De toelichting op artikel 7 van de Rva vermeldt onder meer het volgende: „Een plaatsingsbesluit is een beschikking in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld conform de artikelen 8:1 en 7:1 van de Awb. Het beschikkingkarakter van het besluit vloeit mede voort uit het feit dat het besluit beoogt het recht op de verstrekkingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, in te laten gaan, dit ongeacht de plaats (het centrum) waar de verstrekkingen worden aangeboden. De beslissing van het COA tot plaatsing in een centrum moet worden onderscheiden van de beslissing tot overplaatsing van de asielzoeker van het ene centrum naar een ander centrum. De beslissing van het COA tot overplaatsing (met andere woorden, de aanzegging aan de asielzoeker om naar een ander opvangcentrum te gaan) brengt mee dat vanaf de in deze beslissing genoemde datum de in artikel 5 bedoelde verstrekkingen niet meer in het eerste centrum worden aangeboden maar in het andere. Alleen in dit andere centrum zal de betrokken asielzoeker de verstrekkingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, kunnen ontvangen. Feitelijk betekent de beslissing tot overplaatsing niet meer dan dat de asielzoeker de verstrekkingen niet meer in het eerste centrum toegekend krijgt. De opvangvoorzieningen worden aldus niet stopgezet en zijn aanspraak op de voorzieningen blijft in volle omvang bestaan. Een afzonderlijke beslissing tot beëindiging behoeft hier dan ook niet aan ten grondslag te liggen." Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat de beslissing tot overplaatsing van verzoeker en zijn overige familieleden niet als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. Immers, verzoeker en zijn gezin worden overgeplaatst van het opvangcentrum in E naar het opvangcentrum in D. De voorzieningenrechter is derhalve (kennelijk) onbevoegd om van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennis te nemen. Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:83, derde lid, Awb beslist de voorzieningenrechter mitsdien als volgt. II. BESLISSING De voorzieningenrechter: verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen. Aldus gedaan door mr. R.E. Bakker in tegenwoordigheid van mr. drs. P.M. van den Brekel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2003 door mr. Bakker voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier. w.g. P. van den Brekel w.g. R.E. Bakker Voor eensluidend afschrift: de wnd. griffier: Verzonden op: 20 januari 2003 Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.