Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF6956

Datum uitspraak2002-12-16
Datum gepubliceerd2003-04-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/04290 PV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Belanghebbende heeft niet voldaan aan haar identificatieplicht omdat door vier werknemers valse paspoorten zijn overgelegd. Het Hof komt tot de conclusie dat belanghebbende in redelijkheid heeft kunnen menen dat de documenten echt waren en dat de naheffingsaanslag naar het anoniementarief dient te vervallen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Zesde Enkelvoudige Belastingkamer PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak in het beroep van X BV te Z, belanghebbende tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen te P, hierna de inspecteur, gedagtekend 16 oktober 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting over het jaar 2000. Het beroep is behandeld ter zitting van 2 december 2002. Belanghebbende noch haar gemachtigde, hoewel op de voorgeschreven wijze opgeroepen, is ter zitting verschenen. Beslissing Het Hof - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden uitspraak; - vernietigt de naheffingsaanslag; - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot het beloop van € 483 en wijst de Staat aan dit bedrag aan belanghebbende te voldoen; en - gelast de Staat het betaalde griffierecht ad € 204,20 aan belanghebbende te vergoeden. Gronden 1. Belanghebbende exploiteert sinds 1 januari 2000 een onderneming waarvan de activiteiten hoofdzakelijk bestaan uit het uitlenen van personeel op het gebied van agrarische werkzaamheden en het (doen) uitvoeren van schoonmaak- en sloopwerkzaamheden. Enig aandeelhouder van belanghebbende is A. 2. In maart 2001 is door de belastingdienst bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld waarbij de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffing over het jaar 2000 is onderzocht. In 2000 had belanghebbende twaalf personeelsleden in dienst. Geconstateerd werd dat bij vier werknemers verzuimd is de identiteit vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (verder WID). De desbetreffende werknemers hebben valse paspoorten overlegd aan de belanghebbende. Bij drie werknemers was dat een vals Grieks paspoort en bij één werknemer een vals Nederlands paspoort. De Griekse paspoorten bevatten de drukfout "Dit paspoort bevat (32) de nummerde biadzijden" (onderstreping door het Hof). In het vervalste Nederlandse paspoort staan in de zogenaamde onderregels "gesloten" cijfers vier terwijl in een echt paspoort op die onderregels "open" cijfers vier staan. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd (ad ƒ 37.178), waarbij hij ter zake van de hiervoor genoemde vier werknemers is uitgegaan van de toepassing van het zogenaamde anoniementarief van 60%. 3. In geschil is of de inspecteur terecht het anoniementarief (ex artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964, hierna de Wet) heeft toegepast waarvoor beslissend is of belanghebbende heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet. 4.1. De inspecteur stelt dat belanghebbende wist, althans had moeten onderkennen, dat de overgelegde documenten en verklaringen vals waren. De inspecteur stelt daartoe onder meer dat van een werkgever/inhoudingsplichtige verwacht mag worden dat hij of zij zich op de hoogte laat stellen van de verplichtingen die het in dienst nemen van personeel met zich meebrengt en dat dit des te meer geldt als de werkgever/inhoudingsplichtige een uitzendbureau is en zeker als het uitzendbureau voornamelijk buitenlands personeel uitleent, zoals belanghebbende. Een nog grotere alertheid mag volgens de inspecteur worden verwacht bij het uitlenen van personeel aan de agrarische sector in functies van eenvoudige aard. Daarbij is volgens de inspecteur van algemene bekendheid dat in die sector van valse paspoorten gebruikt worden gemaakt. Ook is volgens de inspecteur van algemene bekendheid wat de fouten in de valse Griekse paspoorten en Nederlandse paspoorten zijn. Belanghebbende is - gesteld dat geen sprake was van bewuste kennis - ernstig tekortgeschoten in de op haar rustende onderzoeksplicht ten aanzien van de overgelegde paspoorten. 4.2. Belanghebbende betwist deze stellingen en stelt zich zakelijk weergegeven op het standpunt dat zij er te goeder trouw van uitging dat de overgelegde paspoorten juist waren. Het is haar niet opgevallen dat de paspoorten van de vier werknemers vals waren en zij stelt voorts dat de belastingdienst aan de desbetreffende werknemers sofi-nummers heeft toegekend onder meer op basis van de vervalste paspoorten. Kennelijk is het de belastingdienst ook niet opgevallen dat de paspoorten vals waren. Daarom is volgens haar de toepassing van het anoniementarief onterecht. 5. Vaststaat dat de vier werknemers valse documenten hebben overgelegd. Desalniettemin heeft het Hof geen aanleiding om reeds op voorhand te twijfelen aan de juistheid van de stelling van belanghebbende dat zij in dezen te goeder trouw was. Met de door de inspecteur ingenomen algemene stellingen heeft de inspecteur, naar 's Hofs oordeel, niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende redelijkerwijs moest onderkennen dat sprake was van vervalste documenten, dan wel dat op haar een verdergaande onderzoeksplicht rustte. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat het in casu niet gaat om in het oog springende afwijkingen, dat de onderhavige fouten niet van overheidswege aan werkgevers/inhoudingsplichtigen (bijvoorbeeld door middel van folders of anderszins) bekend zijn gemaakt en voorts dat belanghebbende onweersproken heeft gesteld dat de belastingdienst aan de vier werknemers op deze paspoorten sofi-nummers heeft verstrekt. Naar 's Hofs oordeel heeft belanghebbende in redelijkheid kunnen aannemen dat de documenten echt waren. De inspecteur heeft het tegendeel geenszins aannemelijk gemaakt; voor zijn stelling dat de onderhavige fouten van algemene bekendheid zijn heeft hij geen concreet bewijs aangedragen. Alsdan is er geen plaats voor de toepassing van het zogenaamde anoniementarief. De naheffingsaanslag dient daarom te vervallen. Het beroep is gegrond. 6. Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en wel tot een bedrag van € 483, uitgaande van het bedrag van € 322 vermenigvuldigd met de factor 1,5 voor proceshandelingen en factor 1 voor het gewicht van de zaak. De uitspraak is gedaan op 16 december 2002 door mr. Den Boer, in tegenwoordigheid van mr. Koning als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal door het lid van de belastingkamer en de griffier ondertekend. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm. Vervanging U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak is een griffierecht verschuldigd. Na het verzoek tot vervanging ontvangt U van de griffier een nota griffierecht. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.