Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF7187

Datum uitspraak2003-03-17
Datum gepubliceerd2003-04-11
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/25441 en 02/26392
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kirgizië / geloofwaardigheid asielrelaas. Eisers zijn afkomstig uit Kirgizië. Eisers hebben in Kirgizië problemen ondervonden, doordat eiser actief was voor de oppositiepartij Ar-Namys. De rechtbank stelt vast dat verweerder het ontbreken van documenten als bedoeld in artikel 31, tweede lid, sub f, Vw 2000 niet langer tegenwerpt en dat verweerder de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap van Ar-Namys evenmin betwijfelt. Verweerder heeft tegengeworpen dat eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over de in Kirgizië gehouden parlementsverkiezingen. Voorts gaat verweerder blijkens de bestreden besluiten uit van de geloofwaardigheid van de door eisers gestelde ondervonden problemen, maar heeft hij deze onvoldoende geacht om eisers toe te laten als vluchteling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het door eisers gestelde en door verweerder niet ongeloofwaardig bevonden patroon van ondervonden problemen niet moet worden aangemerkt als een zodanig zware belasting van eisers door de autoriteiten van hun land dat sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Beroep gegrond.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE Zitting houdende te Zutphen Registratienummers: AWB 02/25441 en 02/26392 Datum uitspraak: 17 maart 2003 UITSPRAAK op het beroep in het geschil tussen: A geboren op [...] 1957, van Kirgizische nationaliteit, eiser, en zijn echtgenote, B geboren op [...] 1961, van Kirgizische nationaliteit, eiseres, mede ten behoeve van de twee minderjarige kinderen, gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen, advocaat te Arnhem en DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE (voorheen: de Staatssecretaris van Justitie) verweerder, gemachtigde: mr. G. Ipenburg, werkzaam bij de IND. 1. Procesverloop Bij afzonderlijke besluiten van 12 maart 2002 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvragen van eisers om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 26 maart 2002 hebben eisers tegen deze besluiten een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Eisers' beroep is behandeld ter zitting van 20 januari 2003, waar eisers en hun gemachtigde, alsmede de gemachtigde van verweerder zijn verschenen. 2. Motivering 2.1 Op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) kan, voor zover van belang, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling: a. die verdragsvluchteling is; b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Onder verdragsvluchteling wordt, voor zover van belang, verstaan: elke persoon die uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen. 2.2 Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. 2.3 Het asielrelaas van eisers luidt - zakelijk weergegeven - als volgt. Eisers zijn afkomstig uit Kirgizië. Eiser was in zijn land actief voor de politieke oppositiepartij Ar-Namys ("partij van eer"). Eisers hebben daardoor problemen gekregen, die aanleiding hebben gevormd Kirgizië te verlaten. Eiser is bij een demonstratie op 5 april 2000 opgepakt en mishandeld. Ook ontvingen eisers voortdurend dreigtelefoontjes en werden eisers telkens lastig gevallen door mannen, al dan niet in uniform, die een pasje lieten zien en stelden van politie te zijn. Zij controleerden eisers' paspoorten huisregistratie en vroegen eiseres bij afwezigheid van eiser naar zijn verblijfplaats. Eiseres heeft op 23 februari 2000 over de voortdurende controles geklaagd bij het wijkbureau. Op 1 maart 2000 is haar geantwoord dat geen onderzoek zou volgen. Voorts is op 22 mei 2001 brand gesticht in de woning van eisers. Daarnaast is eiser een paar dagen voor 14 juni 2001 opgeroepen om op genoemde datum te verschijnen bij het openbaar ministerie, waar hem te verstaan werd gegeven dat hij moest ophouden met zijn activiteiten en dat het beter was dat hij het land zou verlaten. Op 19 juli 2001 is eiser, toen hij andermaal demonstreerde, gearresteerd en 15 dagen vastgehouden. Vervolgens is eiser op 16 augustus 2001 mishandeld door politieagenten. Eiser heeft daarvan aangifte gedaan, die echter niet in behandeling is genomen. Daarop heeft eiser besloten zijn land te verlaten. Eiseres is op 8 augustus 2001 op haar werk ontslagen vanwege eisers politieke activiteiten. Ook is gedreigd haar kinderen te ontvoeren. Op 8 september 2001 hebben eisers hun land verlaten. 2.4 De rechtbank stelt voorop dat ingevolge vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de vaststelling of en in hoeverre bij de beoordeling van een asielrelaas wordt uitgegaan van de door de vreemdeling in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten tot de verantwoordelijkheid van verweerder behoort. Die vaststelling kan door de rechtbank slechts terughoudend worden getoetst. 2.5 Voor zover eisers stellen dat zij verdragsvluchteling zijn, moet voorop worden gesteld dat de situatie in Kirgizië niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als verdragsvluchteling behoren te worden aangemerkt. Eisers zullen aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hen persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin kunnen rechtvaardigen. 2.6 Verweerder heeft zich bij de bestreden besluiten op het standpunt gesteld dat eisers dit niet aannemelijk hebben gemaakt. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op onder meer de volgende overwegingen. Eiser heeft niet geloofwaardig verklaard over de parlementsverkiezingen van 20 februari 2000. Verweerder heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat eisers verklaring dat een tweede ronde niet is toegelaten door de Kirgizische autoriteiten op gespannen voet staat met informatie uit openbare bron, waaruit blijkt dat de verkiezingen op 20 februari 2000 op 12 maart 2000 een tweede ronde heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij negatieve aandacht staat van de Kirgizische autoriteiten. De verklaring van eiser dat hij op 14 juni 2001 bij het openbaar ministerie moest verschijnen, leidt niet tot vluchtelingschap. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiser slechts over zijn gedrag is berispt en dezelfde dag huiswaarts kon keren. Dat hij tijdens een demonstratie is opgepakt en verhoord, leidt verweerder evenmin tot de conclusie dat eiser in de bijzondere negatieve aandacht staat, nu eiser zonder voorwaarden is vrijgelaten en eisers bovendien met een visum hun land zonder problemen hebben kunnen verlaten. De verklaring van eisers dat alle feiten en omstandigheden samen wel reden zijn voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, volgt verweerder niet en evenmin de verklaring van eiseres dat zij is ontslagen vanwege de politieke activiteiten van eiser. 2.7 De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat verweerder eisers het ontbreken van documenten als bedoeld in artikel 31, tweede lid, sub f, van de Vw 2000 niet (langer) tegenwerpt en evenmin de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap van Ar-Namys betwijfelt. Hoewel verweerder eiser heeft tegengeworpen dat hij ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over de op 20 februari 2000 in zijn land gehouden parlementsverkiezingen, gaat verweerder blijkens de bestreden besluiten voorts uit van de geloofwaardigheid van de door eisers gestelde ondervonden problemen, maar heeft hij deze onvoldoende geacht om eisers toe te laten als vluchteling. 2.8 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onder de gegeven omstandigheden onvoldoende gemotiveerd waarom eisers niet in aanmerking zijn gebracht voor een verblijfsvergunning op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a dan wel b, van de Vw 2000. De rechtbank overweegt daarbij dat verweerder met name niet, althans onvoldoende kenbaar, heeft gemotiveerd waarom het door eisers' gestelde patroon van ondervonden problemen, waaronder controles in de woning en bedreigingen, arrestaties op 5 april 2000 en 19 juli 2001, alsmede een zware mishandeling op 16 augustus 2001, niet moet worden aangemerkt als een zodanig zware belasting van eisers door de autoriteiten dat sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Voorts stelt de rechtbank vast dat eisers in hun zienswijze van 21 februari 2002 grieven hebben aangevoerd tegen de overweging in de voornemens dat eisers hun land met een visum, gecontroleerd en zonder problemen hebben kunnen verlaten en dat verweerder daarop in de bestreden besluiten, hoewel hij genoemde overweging daarbij heeft gehandhaafd, in het geheel niet is ingegaan. 2.9 Gezien het voorgaande dienen de bestreden besluiten vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen, waarbij de rechtbank niet onvermeld laat dat de gegrondverklaring van het beroep niet zonder meer tot de conclusie leidt dat de door verweerder te nemen besluiten - mede gelet op hetgeen ter zitting aan de orde is geweest - dienen te leiden tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de voet van artikel 29, eerste lid, Vw 2000. 2.10 Nu het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van hun beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Met toepassing van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting en wegingsfactor 1). Mitsdien dient als volgt te worden beslist. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden besluiten van 12 maart 2002; - draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak; - veroordeelt verweerder in de kosten van rechtsbijstand van eiser tot een bedrag van € 644,-- te betalen door de Staat der Nederlanden aan eisers. Aldus gegeven door mr. J.G.J. Roelvink en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2003 in tegenwoordigheid van mr. M.P. Schutte als griffier. Rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak dient te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Afschrift verzonden op: 19 maart 2003