Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF7609

Datum uitspraak2003-04-16
Datum gepubliceerd2003-04-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
ZaaknummersParketnummer: 06/086001-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN werkstraf 240 uren voor fraudeur Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/086001-02 Uitspraak d.d.: 16 april 2003 tegenspraak / dnip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [plaats] op [maand] 1953, wonende te [adres,woonplaats] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2003. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. B.V. [A.] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1996 tot en met 06 juli 1999 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) (op naam van BV [A]) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen , te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over de de/het (kalender) ja(a)r(en) 1996 en/of 1997, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, immers heeft BV [A.] (telkens) opzettelijk op (de) bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte(n) over genoemd(e) (kalender)ja(a)r(en) (telkens) een te hoog bedrag aan kosten en/of aftrekposten en/of een te laag belastingbedrag vermeld en/of doen laten vermelden, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 51 lid 2 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht art 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen 2. B.V. [A.] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1998 tot en met 18 oktober 2000 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) (op naam van BV [A]) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen , te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over de de/het (kalender) ja(a)r(en) 1998 en/of 1999, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, immers heeft B.V. [A.] (telkens) opzettelijk op (de) bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte(n) over genoemd(e) (kalender)ja(a)r(en) (telkens) een te hoog bedrag aan kosten en/of aftrekposten en/of een te laag belastingbedrag vermeld en/of doen laten vermelden, terwijl het/de feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht 3. hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1996 tot en met 3 mei 1999 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (op naam van dhr [C] gestelde) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting premie volksverzekeringen over de/het ja(a)r(en) 1996 en/of 1997 (op naam van dhr [C]), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op (de) bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte(n) over genoemd(e) ja(a)r(en), (telkens) een te laag bedrag aan inkomsten, althans (telkens) een te laag belastbaar inkomen opgegeven, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; art 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen 4. hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1998 tot en met 26 februari 2001 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (op naam van dhr [C] gestelde) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting premie volksverzekeringen over de/het ja(a)r(en) 1998 en/of 1999 (op naam van dhr [C]), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk op (de) bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte(n) over genoemd(e) ja(a)r(en), (telkens) een te laag bedrag aan inkomsten, althans (telkens) een te laag belastbaar inkomen opgegeven, terwijl het/de feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven; art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen 5. B.V. [A.], in of omstreeks de periode van 01 augustus 1997 tot en met 26 september 1997 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen in verband met de Wet op de Omzetbelasting 1968, te weten (een) (op naam van B.V. [A]) aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak augustus 1997, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, immers heeft B.V. [A.] opzettelijk op (de) bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte(n) over genoemd(e) tijdvak(ken) een te hoog bedrag aan voorbelasting en/of een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting belasting en/of een te laag bedrag aan terug te betalen omzetbelasting vermeld en/of doen laten vermelden, terwijl daarvan (telkens) het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 51 lid 2 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht art 68 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen 6. B.V. [A.], op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 1998 tot en met 3 maart 1998 en/of 01 juni 1998 tot en met 29 september 1998 en/of 01 januari 1999 tot en met 26 februari 1999 en/of 01 januari 2000 tot en met 25 februari 2000 en/of 01 juni 2000 tot en met 31 augustus 2000 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen in verband met de Wet op de Omzetbelasting 1968, te weten (een) (op naam van B.V. [A]) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de/het tijdvak(ken) januari 1998 en/of juni tot en met juli 1998 en/of augustus 1998 en/of januari 1999 en/of januari 2000 en/of juni tot en met juli 2000, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, immers heeft B.V. [A.] (telkens) opzettelijk op (de) bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte(n) over genoemd(e) tijdvak(ken) (telkens) een te hoog bedrag aan voorbelasting en/of een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting belasting en/of een te laag bedrag aan terug te betalen omzetbelasting vermeld en/of doen laten vermelden, terwijl het/de feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht 7. hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 08 november 1996 tot en met 27 april 2000 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) het kasboek en/of de grootboekrekening kleine kas (1/D21-1 en/of 1/D/22-1 en/of 1/D25-1 en/of 1/D26-1) en/of de grootboekrekening afdrachten loonbelasting + premie (1/D20-3) en/of de grootboekrekening afdrachten omzetbelasting (1/D21-2 en/of 1/D22-2 en/of 1/D25-1 en/of 1/D26-1), in elk geval een grootboekrekening - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het op die grootboekrekening vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of heeft doen laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft verdachte (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid, in het genoemde kasboek en/of de genoemde grootboekrekening(en) vermeld dat een bedrag(en) aan belasting zijn/is afgedragen terwijl in werkelijkheid dit (deze) bedrag(en) niet en/of niet geheel zijn/is afgedragen, en/of een kopie aangifte omzetbelasting aangiftetijdvak januari 1998 (1/D24-1) en/of een kopie aangifte loonbelasting eindafrekening 1e kwartaal 1998 (1/D19-1), in elk geval een kopie aangifte - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het op die kopie aangifte vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of heeft doen laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid, op genoemde aangifte omzetbelasting een bedrag van 3.150 aan voorbelasting en/of een bedrag van 8.219 aan totaal te betalen vermeld en/of op genoemde aangifte loonbelasting een bedrag van 28.250 aan totaal loonbelasting en/of een bedrag van 10.190 aan totaal te betalen vermeld terwijl in werkelijkheid dit (deze) bedragen niet en/of niet geheel zijn/is afgedragen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat voor zover het bovenstaande op een of meer onderde(e)l(en) niet tot een bewezenverklaring mocht leiden, B.V. [A.] op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 08 november 1996 tot en met 27 april 2000 in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) het kasboek en/of de grootboekrekening kleine kas (1/D21-1 en/of 1/D/22-1 en/of 1/D25-1 en/of 1/D26-1) en/of de grootboekrekening afdrachten loonbelasting + premie (1/D20-3) en/of de grootboekrekening afdrachten omzetbelasting (1/D21-2 en/of 1/D22-2 en/of 1/D25-1 en/of 1/D26-1), in elk geval een grootboekrekening - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het op die grootboekrekening vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of heeft doen laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft B.V. [A] (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid, in het genoemde kasboek en/of de genoemde grootboekrekening(en) vermeld dat een bedrag(en) aan belasting zijn/is afgedragen terwijl in werkelijkheid dit (deze) bedrag(en) niet en/of niet geheel zijn/is afgedragen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; art 51 lid 2 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht Ontvankelijkheid van de officier van justitie Namens verdachte is aangevoerd dat er is sprake is geweest van schending van een goede procesorde, nu het uitgevoerde boekenonderzoek niet kan worden gekwalificeerd als (onderdeel van het) controleonderzoek, maar moet worden aangemerkt als opsporingsonderzoek, in het kader waarvan verdachte op zijn zwijgrecht had moeten worden gewezen, dan wel dat verdachte tijdens het controleonderzoek ten onrechte niet op zijn zwijgrecht is gewezen. Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie om die reden niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank is niet gebleken dat het controle-onderzoek plaatsvond met het uitsluitende doel van opsporing. Het verweer ten aanzien van het zwijgrecht van verdachte tijdens het controle-onderzoek passeert de rechtbank, nu haar niet gebleken is van verklaringen van verdachte in dat stadium. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 1. B.V. [A.] op tijdstippen in de periode van 01 januari 1996 tot en met 06 juli 1999 in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk een (op naam van BV [A]) bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen , te weten een aangifte voor de vennootschapsbelasting over het (kalender)jaar 1996 en 1997, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft BV [A.] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte over genoemd (kalender)jaar telkens een te hoog bedrag aan kosten en aftrekposten en een te laag belastingbedrag vermeld, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven,aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven; 2. B.V. [A.] op tijdstippen in de periode van 01 januari 1998 tot en met 18 oktober 2000 in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk een (op naam van BV [A]) bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de vennootschapsbelasting over het (kalender) jaar 1998 en 1999, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft B.V. [A.] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur de belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte over genoemd (kalender)jaar telkens een te hoog bedrag aan kosten en aftrekposten en een te laag belastingbedrag vermeld, terwijl de feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven; 3. hij,op tijdstippen in de periode van 01 januari 1996 tot en met 3 mei 1999 in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (op naam van dhr [C] gestelde) aangiften voor de inkomstenbelasting premie volksverzekeringen over het jaar 1996 en 1997 (op naam van dhr [C]), onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte over genoemd jaar, telkens een te laag bedrag aan inkomsten opgegeven, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven; 4. hij, op tijdstippen in de periode van 01 januari 1998 tot en met 26 februari 2001 in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (op naam van dhr [C] gestelde) aangifte voor de inkomstenbelasting premie volksverzekeringen over het jaar 1998 en 1999 (op naam van dhr [C]), onvolledig heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte over genoemd jaar, telkens een te laag bedrag aan inkomsten opgegeven, terwijl de feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven; 5. B.V. [A.], in de periode van 01 augustus 1997 tot en met 26 september 1997 in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen in verband met de Wet op de Omzetbelasting 1968, te weten een (op naam van B.V. [A]) aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak augustus 1997, onjuist heeft gedaan,immers heeft B.V. [A.] opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte over genoemd tijdvak een te hoog bedrag aan voorbelasting en een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting belasting, terwijl daarvan telkens het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven; 6. B.V. [A.], op tijdstippen in de periode van 01 januari 1998 tot en met 3 maart 1998 en 01 juni 1998 tot en met 29 september 1998 en 01 januari 1999 tot en met 26 februari 1999 en 01 januari 2000 tot en met 25 februari 2000 en 01 juni 2000 tot en met 31 augustus 2000 in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen in verband met de Wet op de Omzetbelasting 1968, te weten een (op naam van B.V. [A]) aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvakken januari 1998 en juni tot en met juli 1998 en januari 1999 en januari 2000 en juni tot en met juli 2000, onjuist heeft gedaan,immers heeft B.V. [A.] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen/Belastingdienst Ondernemingen te Apeldoorn ingeleverde aangifte over genoemd tijdvak telkens een te hoog bedrag aan voorbelasting en een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting belasting vermeld, terwijl de feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven; 7.hij op tijdstippen in de periode van 08 november 1996 tot en met 27 april 2000 in de gemeente Apeldoorn, een kopie aangifte loonbelasting eindafrekening 1e kwartaal 1998 (1/D19-1), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het op die kopie aangifte vermelde, te dienen vervalst, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op genoemde aangifte loonbelasting een bedrag van 28.250 gulden aan totaal loonbelasting en een bedrag van 10.190 gulden aan totaal te betalen vermeld terwijl in werkelijkheid deze bedragen niet zijn afgedragen, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; EN dat B.V. [A.] op tijdstippen in de periode van 08 november 1996 tot en met 27 april 2000 in de gemeente Apeldoorn, telkens de grootboekrekening kleine kas (1/D21-1 en 1/D/22-1 en 1/D25-1 en 1/D26) en de grootboekrekening afdrachten loonbelasting + premie (1/D20-3) en de grootboekrekening afdrachten omzetbelasting (1/D21-2 en 1/D22-2 en 1/D25-1 en 1/D26), elk zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van het op die grootboekrekening vermelde te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft doen laten opmaken, immers heeft B.V. [A.] telkens valselijk en in strijd met de waarheid, in de genoemde grootboekrekeningen vermeld dat een bedrag aan belasting is afgedragen terwijl in werkelijkheid dit bedrag niet is afgedragen, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven; Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Verweer strafbaarheid van het onder 7 tenlastegelegde Namens verdachte is aangevoerd dat, nu weliswaar sprake is geweest van onjuiste boekingen in een subadministratie, maar deze onjuiste boekingen niet hebben geleid tot onjuistheid in de winstverantwoording of in de beschrijving van de fiscale verplichtingen in de privé-sfeer, de feiten geen strafbaar feit opleveren in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en verdachte aldus dient te worden ontslagen van rechtsvervolging. De rechtbank verwerpt dit verweer aangezien het door de verdediging kennelijk geduide "nadeelvereiste" geen bestanddeel meer van het genoemde wetsartikel vormt. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; feiten 2 en 6: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; feit 3: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd; feit 4: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd; feit 5: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; feit 7 primair (onderdeel 2): valsheid in geschrift en; feit 7 subsidiair: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, terwijl verdachte tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich jarenlang ten koste van de gemeenschap heeft verrijkt door privé-uitgaven als zakelijke kosten te boeken en ontvangsten van debiteuren niet te verantwoorden. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij andere personen bij zijn laakbare handelen heeft betrokken. Van enig inzicht bij verdachte in de ernst van de door hem gepleegde feiten is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 22c, 22d, 51 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 (oud) en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten las-te gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; feiten 2 en 6: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; feit 3: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd; feit 4: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd; feit 5: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging; feit 7 primair (onderdeel 2): valsheid in geschrift en; feit 7 subsidiair: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, terwijl verdachte tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar. · Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer ge-legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. · Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen. Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor de eerste zestig dagen in voorarrest doorgebracht 2 uur per dag in mindering wordt gebracht. Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Semeijn en Collenteur, rech-ters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2003. Mr. Semeijn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.