Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF8243

Datum uitspraak2003-05-06
Datum gepubliceerd2003-05-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersParketnummer : 05/091206-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

dat verdachte op of omstreeks 6 mei 2002 te Wageningen, althans in Nederland, opzettelijk een geheim, te weten de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuijn, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door toen aldaar aan S. van der Wouw, die niet gerechtigd was kennis te nemen van bovenbedoelde identiteit die op dat moment slechts bekend was binnen een zeer kleine groep van personen die ambtshalve daarvan op de hoogte waren en waarvan hij in zijn ambt als wethouder van de gemeente Wageningen kennis droeg, bekend te maken.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Politierechter Parketnummer : 05/091206-02 Datum zitting : 22 april 2003 Datum uitspraak : 06 mei 2003 VERKORT VONNIS TEGENSPRAAK in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : Raadsman: mr. D.R. Doorenbos, advocaat te Amsterdam. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd: dat verdachte op of omstreeks 6 mei 2002 te Wageningen, althans in Nederland, opzettelijk een geheim, te weten de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuijn, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door toen aldaar aan S. van der Wouw, die niet gerechtigd was kennis te nemen van bovenbedoelde identiteit die op dat moment slechts bekend was binnen een zeer kleine groep van personen die ambtshalve daarvan op de hoogte waren en waarvan hij in zijn ambt als wethouder van de gemeente Wageningen kennis droeg, bekend te maken; De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd conform de door de officier van justitie ingediende vordering wijziging tenlastelegging. Van deze vordering is hierna een kopie opgenomen als bijlage I a en de inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd. 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 22 april 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. D.R. Doorenbos, advocaat te Amsterdam. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot betaling van een geldboete van € 500,-- . Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd. 3. De beslis-sing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat -kort gezegd- niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is van een geheim, of van een plicht uit hoofde van een ambt of van het vereiste opzet. Daarover het volgende. Het Wetboek van Strafrecht geeft geen definitie van het begrip ambt. Voor de strafrechtelijke invulling daarvan dient aansluiting te worden gezocht bij de door de Hoge Raad gegeven omschrijving van het begrip ambtenaar, inhoudende: "degene die door het openbaar gezag is aangesteld tot een openbare betrekking om een deel van de taak van de staat of van zijn organen te verrichten". De Hoge Raad past deze op zich al ruime definitie zeer ruim toe, zodat daaronder ook het wethouderschap valt. Vervolgens moet worden beantwoord of sprake is van een ambtsgeheim. Voor op moet worden gesteld dat artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht ziet op ambten of beroepen die door hun aard, dus ongeacht een in het bijzonder opgelegde of overeengekomen verplichting tot geheimhouding, zodanige verplichtingen meebrengen voor degenen die zo'n ambt of beroep uitoefenen. Voor deze zaak betekent dit dat moet worden bekeken of uit het ambt van wethouder een geheimhoudingsplicht voortvloeit met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde informatie. In deze strafzaak gaat het om informatie die aan verdachte uitsluitend werd meegedeeld in zijn hoedanigheid van wethouder en welke informatie niet van algemene bekendheid was en ook geen openbaar karakter had en welke, gezien de inhoud, een zeer vertrouwelijk karakter droeg. Het belang dat de overheid bij geheimhouding daarvan had is evident, nu bekendmaking van de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuyn, de door de overheid te nemen maatregelen (gericht op bijvoorbeeld opsporing of handhaving van de openbare orde) zou kunnen ondermijnen en daarmee het gezag van de overheid zou kunnen schaden. Dat een en ander zich achteraf niet heeft voorgedaan doet daar niets aan af. De conclusie is dus dat verdachte uit hoofde van zijn ambt verplicht was de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuyn geheim te houden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of verdachte opzettelijk dat ambtsgeheim heeft geschonden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte door de toenmalige burgemeester Sala in twee telefoongesprekken uitdrukkelijk is gewezen op de vertrouwelijkheid van de informatie. Verdachte heeft bovendien zelf verklaard dat hij -in zijn bewoordingen- wist dat het ging om "hot information". Hij heeft bovendien de volgende dag tijdens de pauze van de vergadering van het college de burgemeester zijn excuses aangeboden over het feit dat hij over de door Sala verstrekte informatie contact had gehad met S. van der Wouw. Daarmee staat vast dat verdachte wist althans op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de desbetreffende informatie geheim diende te blijven. Door na afloop van de telefonische gesprekken met Sala bij een derde met betrekking tot de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuyn navraag te doen en daarbij de naam van Volkert van der G. te noemen heeft verdachte met opzet gehandeld. De bewijsverweren van de verdediging worden dus verworpen en de politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht: dat verdachte op of omstreeks 6 mei 2002 te Wageningen, althans in Nederland, opzettelijk een geheim, te weten de identiteit van de vermoedelijke moordenaar van Pim Fortuyn, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door toen aldaar aan S. van der Wouw, die niet gerechtigd was kennis te nemen van bovenbedoelde identiteit die op dat moment slechts bekend was binnen een zeer kleine groep van personen die ambtshalve daarvan op de hoogte was en waarvan hij in zijn ambt als wethouder van de gemeente Wageningen kennis droeg, bovenbedoelde identiteit bekend te maken; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Enig geheim, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden. Voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de politierechter rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: ? het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 31 januari 2003; · dat met betrekking tot het bewezenverklaarde feit niet van belang is. De politierechter overweegt voorts dat, alhoewel niet gevorderd door de officier van justitie, er geen aanleiding is de gebruikelijke vervangende hechtenis niet op te leggen. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 23, 24, 24c van het Wetboek van Straf-recht. 8. De beslissing De politierechter, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 3 heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het straf-bare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot: betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien (10) dagen. Aldus gewezen door: mr. H.P.M. Kester, als politierechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Bijl , griffier. en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 06 mei 2003.