Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF8469

Datum uitspraak2003-05-13
Datum gepubliceerd2003-05-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/031309-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 31309-02. STRAFVONNIS Uitspraak: 13 mei 2003. De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [M. K. N.], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum 1983], wonende te [woonplaats], [adres], terechtstaande terzake dat: hij op of omstreeks 20 oktober 2001 te Lattrop, gemeente Denekamp, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Korenmorsweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met die door hem bestuurde personenauto over de Korenmorsweg gereden, en/of heeft hij, verdachte, gekomen ter hoogte van een -gezien zijn rijrichting- naar links verlopende bocht in die weg, terwijl ter plaatse een bord J3 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst aanduidende: "bocht naar links", dat door hem bestuurde motorrijtuig onvoldoende snelheid verminderd doch die bocht met een (zeer) hoge snelheid, althans met een snelheid welke (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse is gaan inrijden en/of is ingereden en (vervolgens) dat door hem bestuurde motorrijtuig (sterk) heeft afgeremd en (vervolgens) de macht over het stuur is verloren en/of niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/of vervolgens niet behoorlijk het verloop van het voor hem bestemde weggedeelte van die weg is blijven volgen doch met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen een -gezien zijn rijrichting- rechts in de berm van genoemde weg staande boom is aangereden of gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een wervelbreuk onder in de rug en/of een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten het linkerbeen uit de kom, kom(bekken) gebroken, en/of een gebroken schaambeen en/of een gebroken kaak en/of een ander (genaamd [slachtoffer 3]), zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 20 oktober 2001 te Lattrop, gemeente Denekamp, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Korenmorsweg, en gekomen ter hoogte van een -gezien zijn rijrichting- naar links verlopende bocht in die weg, terwijl ter plaatse een bord J3 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst aanduidende: "bocht naar links", die bocht met een (zeer) hoge snelheid, althans met een snelheid welke (veel) te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse is gaan inrijden en/of is ingereden en (vervolgens) dat door hem bestuurde motorrijtuig (sterk) heeft afgeremd en (vervolgens) de macht over het stuur is verloren en/of niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/of vervolgens niet behoorlijk het verloop van het voor hem bestemde weggedeelte van die weg is blijven volgen doch met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen een -gezien zijn rijrichting- rechts in de berm van genoemde weg staande boom is aangereden of gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 20 oktober 2001 te Lattrop, gemeente Denekamp, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Korenmorsweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend, met die door hem bestuurde personenauto over de Korenmorsweg gereden, en heeft hij, verdachte, gekomen ter hoogte van een -gezien zijn rijrichting- naar links verlopende bocht in die weg, terwijl ter plaatse een bord J3 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst aanduidende: "bocht naar links", met dat door hem bestuurde motorrijtuig onvoldoende snelheid verminderd doch die bocht met een snelheid welke te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse ingereden en vervolgens dat door hem bestuurde motorrijtuig (sterk) afgeremd en is hij vervolgens de macht over het stuur verloren en niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem werden vereist en vervolgens niet behoorlijk het verloop van het voor hem bestemde weggedeelte van die weg blijven volgen doch met dat door hem bestuurde motorrijtuig tegen een -gezien zijn rijrichting- rechts in de berm van genoemde weg staande boom gebotst, waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een wervelbreuk onder in de rug en een ander genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten het linkerbeen uit de kom, kombekken gebroken en een gebroken schaambeen en een gebroken kaak en een ander genaamd [slachtoffer 3], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf: "Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994", strafbaar gesteld bij artikel 175 van die wet, meermalen gepleegd; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis en tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 9 maanden, proeftijd 2 jaren; De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf waardoor drie personen ernstig gewond zijn geraakt. Verdachte is in zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig te kort geschoten. Verdachte is nog maar kort in het bezit van zijn rijbewijs. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij al behoorlijk veel rijervaring heeft door de vele reeds door hem gemaakte kilometers. Naar het oordeel van de rechtbank overschat verdachte -ook nu nog- zijn rijvaardigheden ten tijde van het ongeval. Het bovenstaande blijkt ook reeds uit de verklaring van verdachte dat hij wel goed bekend was met deze weg. Ondanks die bekendheid is verdachte niet in staat gebleken op verantwoorde wijze zijn auto op die weg te besturen. Zijn stellingen over de onmogelijkheid om een forse snelheid te bereiken worden door de aanwezige foto's over het kort voor de botsing afgelegde traject geloochenstraft. De verklaring die slachtoffer [slachtoffer 1] bij de politie heeft afgegeven onderstreept enerzijds dat verdachte zeer snel reed en anderzijds dat verdachte ook toentertijd in zijn onvoorzichtigheid en zelfoverschatting niet gevoelig was voor kritiek op zijn rijgedrag. Bij de vaststelling van na te melden straf zal de rechtbank ook mee wegen de omstandigheid dat het feit reeds langere tijd geleden heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft, ook rekening houdend met die lange duur, geen 140 uren, maar 70 uren werkstraf gevorderd. Ook de rechtbank is van oordeel dat, zonder die lange periode tussen datum, delict en zitting, een werkstraf van 140 uren geïndiceerd zou zijn. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een geringer aantal uren matiging dat tijdsverloop voldoende compenseert, zodat de op te leggen straf hoger dient te zijn dan geëist. Naast de op te leggen werkstraf acht de rechtbank het geboden de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Die bijkomende straf kan voorwaardelijk zijn, nu verdachte niet eerder is veroordeeld en gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De na te melden straf en bijkomende straf zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c,22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en art. 179 Wegenverkeerswet 1994. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot: Een taakstraf, te weten de werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 100 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen. Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden. Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Teekman, voorzitter, mr. Berg en mr. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 mei 2003.