Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF8472

Datum uitspraak2003-04-22
Datum gepubliceerd2003-05-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
ZaaknummersParketnummer: 06/080116-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/080116-02 Uitspraak d.d.: 22 april 2003 Vord. na voorw. veroord.:06/070649-01 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [maand] 1971, wonende te [woonplaats], [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2003. De tenlastelegging Aan verdachte is het volgende tenlastegelegd: 1. hij, in of omstreeks de periode van 1 februari 2002 tot en met 15 maart 2002, in de gemeente(n) Epe en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (een) wapen(s) van de categorie II onder 7 als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en/of onderdelen en/of hulpstukken van dat/die wapen(s), te weten een hoeveelheid springstof en/of een oefenslagpijpje, althans een ontstekingsmechanisme, in elk geval (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen en/of zaken door vuur en/of door ontploffing, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 26 lid 1 Wet wapens en munitie 2. hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2001 tot en met 15 maart 2002, in de gemeente Epe en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of bereid en/of verwerkt en/of vervaardigd, althans (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) hoeveelheid/heden van in elk geval meer dan 30 gram van (een) materia(a)l(en) bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub d van de Opiumwet, vermeld op de bij die wet behorende lijst II; art 11 lid 1 Opiumwet art 3 lid 1 ahf/ond B Opiumwet Ontvankelijkheid van de officier van justitie Door de raadsman is aangevoerd dat er ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, nu de verdachte geen toestemming heeft gegeven voor het openen van de in de auto van verdachte aangetroffen attachékoffer, terwijl er op dat moment evenmin sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een andersoortig strafbaar feit dan waarvoor verdachte reeds was aangehouden (overtreding van artikel 3 van de Opiumwet). De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de ten processe gebleken feiten en omstandigheden valt op te maken dat verdachte heeft bewilligd in het inzien van de bewuste attachékoffer en dat hij er evenmin op uit was om zaken te bemantelen. Uit de stukken komt onder meer naar voren dat verdachte op 15 maart 2002 toestemming heeft gegeven voor het doorzoeken van zijn auto in verband met softdrughandel. Daarbij is in de auto van verdachte een attachékoffer aangetroffen met onder andere een hoeveelheid weed en diverse andere goederen in verband met de mogelijke softdrugshandel. Bij de invrijheidstelling van verdachte is in samenspraak met verdachte gekeken naar goederen die niet relevant waren voor het onderzoek, teneinde deze aan hem te doen teruggeven. Daarbij is door verdachte aangegeven dat hij de zich in de koffer bevindende kneedbare springstof had ontvangen samen met het kennelijke ontstekingsmechanisme. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat in casu sprake is van een onrechtmatige bewijsgaring. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij in de periode van 1 februari 2002 tot en met 15 maart 2002 in de gemeenten Epe en Apeldoorn en elders in Nederland, een wapen van de categorie II onder 7 als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en een hulpstuk van dat wapen, te weten een hoeveelheid springstof en een oefenslagpijpje, voorhanden heeft gehad; 2. hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2001 tot en met 15 maart 2002, in de gemeente Epe en elders in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en/of hoeveelheden van in elk geval meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub d van de Opiumwet, vermeld op de bij die wet behorende lijst II. Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II; feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich onder meer heeft schuldig gemaakt aan het op bedrijfsmatige wijze verhandelen van softdrugs, ondanks dat hij op 7 september 2001 nog terzake soortgelijke Opiumwetfeiten was veroordeeld en terzake daarvan nog in een proeftijd liep. Daarnaast heeft verdachte zich - juist in een periode waarin binnen de Molukse gemeenschap grote onrust was over de zorgelijke ontwikkelingen op de Molukken - ingelaten met het voorhanden hebben van onder andere springstof (vergelijkbaar met Semtex), waarvan algemeen bekend is dat dit geavanceerd explosief materiaal betreft dat bij allerlei gevaarzettende en criminele activiteiten kan worden ingezet. De rechtbank heeft voorts gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals ter zitting aangevoerd. Zij ziet daarin aanleiding om te volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Inbeslaggenomen voorwerpen De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vat-baar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn die geheel of grotendeels door middel van het onder 2 bewezen-verklaarde zijn verkregen, danwel met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan of voorbereid. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van ver-dachte. Vordering tenuitvoerlegging De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van 4 februari 2003 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 26 november 2001 (parketnummer 06/070649-01) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van oordeel, dat - gelet op de persoon en/of omstandigheden van de veroordeelde - de bij vonnis vastgestelde proeftijd met één (1) jaar moet worden verlengd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II; feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde straf-baar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdnegenenzestig (169) dagen. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot honderdtwintig (120) dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht - te weten 49 dagen -, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat,. indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vier maanden. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen, nog niet terugge-ge-ven voorwerpen, als aangegeven onder de navolgende nummering op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 1. een bruinkleurige attachékoffer 2. een zwartkleurige rekenmachine CASIO fraction; 3. een houten maalapparaat voor hennep 4. een zwartkleurige map/schrijfgerei 5. een vleesmes LE CHEF 6. zeventig sealbacks (2 grote en de rest kleine soorten) 7. honderd grijskleurige visitekaartjes 8. een grijskleurige telefoonautomaat SIEMENS GSM M35, pincode 1037 9. een blauwkleurige telefoonautomaat SIEMENS GSMM35 10. een grijskleurige telefoonautomaat NOKIA 3310 11. een grijskleurige telefoonautomaat K NOKIA 3310 (stuk voor onderdelen) 12. een grijskleurige telefoonautomaat MOTOROLA klapmodel (voor onderdelen) 13. Nederlandse valuta ad euro 20,-- (1 eurobiljet van 10,-- en 2 eurobiljetten van 5,--) 14. zes zilveren munten (4 van f 10,--, 1 van f 50,-- ,1 van f 0,10) ter waarde van euro 40,84 18 Nederlandse valuta ( 4 zakjes ad 1,75, 7,30, 33,37 en 12,75) ter waarde van euro 55,17 19 Nederlandse valuta ad f 17,05 (euro 7,71) Verlengt de proeftijd als vermeld in het bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 26 november 2001 met een termijn van 1 jaar. Heft op het -geschorste- bevel tot voorlo-pige hechtenis. Aldus gewezen door mrs. Van Beuge, voorzitter, Knoop en Vaandrager, rech-ters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2003.