Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF8837

Datum uitspraak2003-01-10
Datum gepubliceerd2003-05-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVerzet
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/9264
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet / volmacht. Eerder heeft de rechtbank het beroep met toepassing van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemachtigde van opposant niet heeft verklaard dat hij bepaaldelijk is gevolmachtigd door opposant om namens hem beroep in te stellen. Dit verzet is behandeld ter openbare zitting. Het verzet is hierbij gegrond verklaard. De zittingsplaats Zutphen heeft hierbij, in navolging van andere zittingsplaatsen, het standpunt ingenomen dat, wanneer expliciet wordt verklaard c.q. blijkt dat de advocaat-gemachtigde gemachtigd is, dat sindsdien voldoende wordt geacht. Verzet gegrond.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Zitting houdende te Zutphen Registratienummer: Awb 02/9264 UITSPRAAK met toepassing van artikel 8:55 Awb in het geding tussen: A geboren op [...] 1978 van Soedanese nationaliteit opposant gemachtigde: mr R.M.J. Lanting, advocaat te Deventer, en DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE, geopposeerde. 1. Procesverloop Namens opposant heeft mr. R.M.J. Lanting bij brief van 5 juli 2002 tijdig verzet gedaan tegen de uitspraak van de rechtbank, verzonden op 24 mei 2002, waarbij het beroep van opposant van 4 februari 2002 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de gemachtigde van opposant niet heeft verklaard dat hij bepaaldelijk is gevolmachtigd door opposanten om namens hen beroep in te stellen, zoals bedoeld in artikel 70 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank op 29 november 2002, waar mr. Lanting verscheen. 2. Motivering Uitsluitend ter beoordeling staat de vraag of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling van het beroep van 4 februari 2002 is overgegaan. Opposant stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn gemachtigde heeft nagelaten te verklaren bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn. Een redelijke toepassing van de wet brengt in dit specifieke geval met zich dat het verzet gegrond wordt verklaard. Daartoe wordt het volgende overwogen. De zittingsplaats Zutphen heeft aanvankelijk het standpunt ingenomen dat uit het bepaalde in artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voortvloeit dat een advocaat-gemachtigde bij het instellen van beroep dient te verklaren dat hij door zijn cliënt bepaaldelijk gevolmachtigd is tot het instellen van het beroep. Niet in geschil is dat opposantens gemachtigde zulks in het onderhavige geval niet heeft verklaard ook niet na de aan hem geboden herstelmogelijkheid. Deze zittingsplaats heeft vervolgens in het najaar 2002 in navolging van andere zittingsplaatsen haar voornoemde standpunt verlaten. Voldoende wordt sindsdien geacht dat expliciet wordt verklaard c.q. blijkt dat de advocaat-gemachtigde gemachtigd is. In het onderhavige geval heeft de gemachtigde van opposanten in de beroepschriften verklaard dat hij gemachtigd is. Daarmee is voldaan aan de uit artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voortvloeiende eis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Ingevolge artikel 8:55, zevende lid, van de Awb vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Hieruit volgt dat het reeds ingestelde beroep de schorsende werking behoudt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank, recht doende: verklaart het verzet gegrond. Aldus gegeven door mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2003 in tegenwoordigheid van M. Beeren als griffier. Afschrift verzonden op: 14 januari 2003 Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.