Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF9025

Datum uitspraak2003-05-22
Datum gepubliceerd2003-05-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-190066-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 24-190066-02 Arrest d.d. 22 mei 2003 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank van het arrondissement Assen d.d. 30 september 2002 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Mongolië), zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, blijkens opgave ter terechtzitting thans verblijvende in [adres], verschenen in persoon. Het vonnis waarvan beroep. De politierechter in de rechtbank van het arrondissement Assen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De verdachte is d.d. 30 september 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 8 mei 2003 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging. Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waarin de door de eerste rechter toegelaten wijziging is aangebracht, waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. Het hof heeft ter terechtzitting op de vordering van de advocaat-generaal de tenlastelegging gewijzigd overeenkomstig die vordering, waarvan een fotokopie aan dit arrest is gehecht. Vrijspraak. Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - primair diefstal, subsidiair verduistering, meer subsidiair opzetheling en nog meer subsidiair schuldheling tenlastegelegd. Het hof acht - met de advocaat-generaal - niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het delict diefstal of verduistering. Gelet op de stukken van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan immers niet worden bewezen dat verdachte alle bestanddelen van de delictsomschrijving van artikel 310 of artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht alleen heeft vervuld, zoals deze in het primair respectievelijk subsidiair tenlastegelegde zijn neergelegd. Gelet evenwel op de verklaring van de getuige [getuige] en de observaties van de ambtenaren van politie - inhoudende (kort gezegd) dat verdachte, een Mongool, zich ophield met een man en een vrouw met een Chinees uitziend uiterlijk in het winkelcentrum van Zuidlaren - in combinatie met het aantreffen van de gestolen toiletartikelen bij verdachte en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte - inhoudende dat hij voornoemde man en vrouw met een Chinees uitziend uiterlijk niet kende en hen pas later die dag (voor de eerste maal) ontmoette -, alles in onderling verband bezien, zou naar het oordeel van het hof gekwalificeerde diefstal bewezen kunnen worden. De advocaat-generaal heeft echter expliciet overwogen dit delict niet ten laste te hebben willen leggen, omdat hij dan teveel (juridische) "sprongen" zou moeten maken. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat ook hetgeen aan verdachte meer subsidiair en nog meer subsidiair is tenlastegelegd - te weten opzetheling respectievelijk schuldheling - niet kan worden bewezen. Krachtens het begrip van heling - een begunstigingsmisdrijf - moet immers worden aangenomen dat de omstandigheid dat iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen) door enig misdrijf heeft verkregen, aan diens veroordeling wegens heling in de weg staat (Hoge Raad d.d. 27 september 1994, NJ 1995, 65). Het hof acht niet bewezen hetgeen aldus primair, subsidiair, meer subsidiair en nog meer subsidiair aan verdachte is tenlastegelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld primair, subsidiair, meer subsidiair en nog meer subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij. Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Zwerwer, voorzitter, Weenink en Roes, in tegenwoordigheid van mr. Jongeling als griffier, zijnde mr. Roes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.