Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF9070

Datum uitspraak2003-04-29
Datum gepubliceerd2003-05-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
ZaaknummersParketnr.: 06.010051-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Verdachte heeft zich tijdens zijn huwelijk met het slachtoffer schuldig gemaakt aan verkrachting. Teneinde zijn dominante positie kracht bij te zetten, heeft hij zich eveneens schuldig gemaakt aan mishandeling en wederrrechtelijke vrijheidsberoving van zijn echtgenote. Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnr. 06.010051-02 Uitspraak d.d.: 29 april 2003 Tegenspraak VERKORT VONNIS In de zaak tegen [verdachte], geboren op [maand] 1968 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 15 januari 2003 en 16 april 2003. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 1995 tot 1 september 1998 te [plaats], althans in de gemeente Epe, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachto[slachtoffer A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte (telkens) - zijn penis in de vagina en/of mond van die [slachtoffer A] gebracht en/of geduwd en/of - zich laten pijpen door die [slachtoffer A] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) - misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en/of uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht en/of - die [slachtoffer A] heeft mishandeld en/of vernederd en/of gekleineerd en/of geïntimideerd en/of - zich tegenover die [slachtoffer A] dominant en/of agressief en/of dwingend heeft gedragen, waardoor die [slachtoffer A] zich niet (meer) kon of durfde te verzetten tegen de seksuele verlangens van verdachte en/of (aldus) voor die [slachtoffer A] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997 te [plaats], althans in de gemeente Epe, opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk - de deur van een (slaap)kamer van een woning (gelegen aan de [adres]), waarin voornoemde [slachtoffer A] zich bevond, dicht te doen en/of op slot te draaien en/of af te sluiten en/of - (zodoende) die [slachtoffer A] tegen haar zin op te sluiten en/of vast te houden in die (slaap)kamer van voornoemde woning; 3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 1996 tot en met 24 augustus 1999 te [plaats], althans in de gemeente Epe, (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (zijnde de echtgenote van verdachte) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of de keel van die [slachtoffer A] heeft dichtgeknepen, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1999 tot en met 30 juni 1999, althans in de periode van 1 januari 1999 tot en met 24 augustus 1999 te [plaats], althans in de gemeente Epe, opzettelijk [sla[slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk - voornoemde [slachtoffer B] tegen haar zin in zijn, verdachtes, woning (gelegen aan de [adres]) vast te houden en/of - in voornoemde woning de doorgang van de woonkamer (waar die [slachtoffer B] en verdachte zich bevonden) naar de eetkamer te versperren en/of - die [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op een stoel (staande in de woonkamer van verdachtes woning) (terug) te drukken/duwen en/of - (zodoende) die [slachtoffer B] te beletten om die kamer en/of woning te verlaten. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 t/m 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 december 1995 tot 1 september 1998 te [plaats], telkens door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachto[slachtoffer A] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte - zijn penis in de vagina en mond van die [slachtoffer A] gebracht en/of geduwd en - zich laten pijpen door die [slachtoffer A] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte telkens - misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of emotionele en/of geestelijke overwicht en uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht en - die [slachtoffer A] heeft mishandeld en vernederd en gekleineerd en geïntimideerd en - zich tegenover die [slachtoffer A] dominant en agressief en dwingend heeft gedragen, waardoor die [slachtoffer A] zich niet kon of durfde te verzetten tegen de seksuele verlangens van verdachte en aldus voor die [slachtoffer A] telkens een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. hij in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997 te [plaats], opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk - de deur van een slaapkamer van een woning gelegen aan de [adres], waarin voornoemde [slachtoffer A] zich bevond, dicht te doen en op slot te draaien en af te sluiten en - zodoende die [slachtoffer A] tegen haar zin op te sluiten en vast te houden in die slaapkamer van voornoemde woning; 3. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 1996 tot en met 24 augustus 1999 te [plaats], telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] zijnde de echtgenote van verdachte op/tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt en geschopt en getrapt en de keel van die [slachtoffer A] heeft dichtgeknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 4. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1999 tot en met 30 juni 1999, te [plaats], opzettelijk [sla[slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk - voornoemde [slachtoffer B] tegen haar zin in zijn, verdachtes, woning gelegen aan de [adres] vast te houden en - in voornoemde woning de doorgang van de woonkamer waar die [slachtoffer B] en verdachte zich bevonden naar de eetkamer te versperren en - die [slachtoffer B] meermalen, met kracht op een stoel staande in de woonkamer van verdachtes woning terug te drukken/duwen en - zodoende die [slachtoffer B] te beletten om die kamer of woning te verlaten. Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: - feit 1: verkrachting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht; - feit 2 en 4 telkens: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht; - feit 3: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn echtgenote, strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht; Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting enerzijds in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door zijn overwicht ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn toenmalige echtgenote, waarbij hij gedurende een aantal jaren achtereen haar belangen ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen lustgevoelens, waarbij hij geweld niet heeft geschuwd. Verdachte heeft, door te handelen als bewezen verklaard, het slachtoffer een trau-matische ervaring bezorgd. Daarnaast heeft verdachte, om zijn dominante positie kracht bij te zetten, zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van meerdere personen. Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking de tijdsduur die inmiddels is verstreken sinds het plegen van de onderhavige delicten en de omstandigheid dat verdachte, voor zover bekend, niet heeft gerecidiveerd. De rechtbank acht een dagbehandeling zoals voorgesteld, hoe wenselijk wellicht ook, thans niet geïndiceerd. De rechtbank is daarbij van oordeel dat er een kans bestaat dat verdachte bij de uitvoering van een dagbehandeling in een sociaal isolement komt te verkeren, hetgeen een dergelijke behandeling mogelijk niet ten goede zal komen. Nu echter blijkens de stukken en het ter zitting verhandelde met enige vorm van behandeling in het geheel nog geen aanvang is gemaakt, heeft de rechtbank bij de straftoemeting er uitdrukkelijk voor gekozen een werkstraf op te leggen van zodanige duur, dat er ruimte overblijft voor de reclassering om als alternatief voor een dagbehandeling, in het kader van een aan een voorwaardelijke gevangenisstraf te koppelen bijzondere voorwaarde, trainingen aan verdachte aan te bieden, waarbij gedacht kan worden aan agressie-regulatietraining en/of sociale vaardigheidstraining. Vordering tot schadevergoeding - De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van EURO 4.538,-- (tot op heden) gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 1 t/m 3 ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs-middelen en hetgeen verder ter terecht-zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer. - De benadeelde partij [sla[slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schade-vergoeding ten bedrage van EURO 227,-- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Overige toepasselijke wetsartikelen De strafoplegging is behalve op de hiervoor al vermelde artikelen gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 5 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot: - een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoerge-legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. dan wel de navolgende bijzon-dere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Geeft de reclassering Nederland te Zutphen de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen. - een taakstraf te weten een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen. Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor de eerste zestig dagen in voorarrest doorgebracht 2 uur per dag in mindering wordt gebracht en voor de overige dagen 1 uur per dag. - Veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer A], waarvan de adresgegevens bekend zijn bij justitie, (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van EURO 4.538,--, vermeerderd met betaling van kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van EURO 4.538,--, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 90 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. De rechtbank verstaat daarbij dat, indien en voor zover ver-oordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slacht-offer, daarmee zijn verplichting jegens de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voorzover veroordeelde aan de benadeel-de partij heeft betaald, daarmee zijn ver-plichting tot betaling aan de Staat van het betreffende bedrag komt te vervallen. - Verklaart de vordering van de benadeelde partij [sla[slachtoffer B] niet-ontvankelijk. Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mrs. Elders en Welbergen, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2003.