Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF9176

Datum uitspraak2003-05-27
Datum gepubliceerd2003-05-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004127-03
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/004127-03 STRAFVONNIS Uitspraak: 27 mei 2003 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [R.H.A. J.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1978], wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te […], terechtstaande terzake dat: 1. hij in of omstreeks de nacht van 21 op 22 februari 2003 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning van een flatgebouw aan de Grote Beerstraat, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk twee met benzine gevulde en van een brandende lont voorziene flesjes door een ruit van een slaapkamer van die woning en/althans in/tegen de gordijnen en/althans in (een slaapkamer van) die woning gegooid en aldus en in elk geval in die woning opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die woning, althans een slaapkamer van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval daarin brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of voor de inventaris in die woning en/of voor belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning en/of bewoners van belendende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was; 2. hij op of omstreeks 3 februari 2003, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een persoon, genaamd [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans met een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp (een of meerdere) stekende - en/of gooiende beweging(en) in de richting van die [betrokkene 1] gemaakt en/of (daarbij) deze opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je dit mes tussen de ribben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. hij op of omstreeks 8 februari 2003, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en wederrechtelijk een thermopaneruit van de woonkamer van een flatwoning aan de Grote Beerstraat, geheel of ten dele toebehorende aan de Hengelose Bouwvereniging "Ons Belang" en/of een rolgordijn, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 2], in ieder geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk een bierfles tegen - en/of door die ruit en/of (vervolgens) tegen - en/of door dat rolgordijn te gooien; 4. hij op of omstreeks 08 februari 2003, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk en wederrechtelijk een (voorban) van een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1], in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk met een scherp en/of puntig voorwerp in die band te steken of te prikken en/althans (aldus) die band met een scherp en/of puntig voorwerp lek te steken of te prikken; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 3 en 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de nacht van 21 op 22 februari 2003 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk brand heeft gesticht in een woning van een flatgebouw aan de Grote Beerstraat, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk twee met benzine gevulde en van een brandende lont voorziene flesjes door een ruit van een slaapkamer van die woning gegooid en aldus in die woning opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met brandbare stoffen, ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en voor de inventaris in die woning en voor belendende woningen, en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning en bewoners van belendende woningen te duchten was; 2. hij op 3 februari 2003, te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een persoon, genaamd [betrokkene 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes stekende en/of gooiende bewegingen in de richting van die Van de Brug gemaakt en daarbij deze opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd : "Ik steek je dit mes tussen de ribben"; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1 het misdrijf: "Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten zijn", strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 2 het misdrijf: "Bedreiging met zware mishandeling", strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake sub 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met onttrekking aan het verkeer van het beslag; De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal strafbare feiten, waarbij hem met name de brandstichting zeer zwaar dient te worden aangerekend. Door zijn handelen heeft hij welbewust het risico genomen dat bewoners van het betreffende flatgebouw, waaronder zijn eigen zoon, om het leven zouden komen. Het is niet de verdienste van verdachte geweest dat een dergelijk gevolg niet is ingetreden. Brandstichting dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd, temeer nu degenen die daarvan slachtoffer worden, zo zij al niet het leven laten of (ernstig) gewond raken, gedurende lange tijd psychische en emotionele schade kunnen ondervinden. Daarnaast veroorzaakt een dergelijk feit maatschappelijke onrust. Verdachte is hieraan volledig voorbij gegaan, althans hij heeft het ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen belang. Wat er ook zij van mogelijke bedreigingen van de zijde van zijn voormalige partner en haar huidige vriend, deze kunnen een feit als het onderhavige nimmer rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat ter afdoening van de feiten aan verdachte een langdurige gevangenisstraf behoort te worden opgelegd. De rechtbank zal deze vrijheidsstraf hoger doen zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien naar het oordeel van de rechtbank in de eis van de officier van justitie de ernst en het gevaarzettende karakter van de brandstichting onvoldoende tot uiting komen. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met het omtrent verdachte uitgebrachte psychiatrische rapport, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10,27,36b,36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 3 en 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat het sub 1 en 2 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen trui. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Derks, voorzitter, mr. Bloebaum en mr. Veurink, rechters, in tegenwoordigheid van Last, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 mei 2003.