Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF9906

Datum uitspraak2003-06-10
Datum gepubliceerd2003-06-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754064-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) [Parketnummer] 's-Gravenhage, 6 juni 2003 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte] [geboortedatum] [geboorteplaats] [adres] De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 mei 2003. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr M. van Strien en zijn raadsman mr M.J.A. Duker, is verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. Als gemachtigde van de benadeelde partij Europol is aanwezig [benadeelde partij]. De officier van justitie mr Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De telastlegging. Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak. De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat ten aanzien van het bij dagvaarding onder 4 telastgelegde niet voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake was van opzet op wederrechtelijke toeëigening zodat verdachte van dit telastgelegde feit zal worden vrijgesproken. Kwalificatieverweer. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat verdachte van het onder 2 telastgelegde feit dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, nu verdachte tijdens zijn dienstverband bij Europol niet in dienst was bij de Nederlandse overheid, hij niet is aan te merken als ambtenaar bedoeld in artikel 376 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dit verweer. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Een deel van de taak van de Staat wordt uitgeoefend door supranationale organisaties. Zulks geldt ook voor het in ’s-Gravenhage zetelende Europol dat werkzaamheden verricht ten dienste van de -onder de Staatszorg van de aangesloten lidstaten vallende- nationale politietaken, waaronder die van Nederland. In ’s-Gravenhage werkzame medewerkers van Europol, zoals verdachte, ontlenen hieraan hun hoedanigheid en vervullen in die zin een tevens binnen de kring van de Nederlandse Staatszorg vallende ambtelijke functie waarop het begrip ambtenaar in artikel 376 van het Wetboek van Strafrecht betrekking heeft. De rechtbank verwerpt mitsdien voornoemd verweer. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Bewijsoverwegingen Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen Specialist Development Limited en Europol nu tussen partijen sprake was van wilsovereenstemming. Dat deze overeenkomst tot stand is gekomen door dwaling en/of bedrog maakt de overeenkomst niet van rechtswege nietig doch vernietigbaar. Niet is gebleken dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is vernietigd. Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat een persoon genaamd C. Jr. B[.] daadwerkelijk bestaat en dat voorzover facturen met die naam zijn ondertekend, verdachte deze valselijk heeft ondertekend. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft, terwijl hij als ambtenaar werkzaam was bij European Drug Unit (EDU)/ Europol, in Engeland de vennootschap Specialist Development Ltd. (SDL) opgericht en via deze vennootschap personeel bij EDU/Europol gedetacheerd, zonder dat EDU/Europol er van op de hoogte was, dat verdachte (indirect) aandeelhouder van SDL was van en binnen die vennootschap de volledige zeggenschap had. Een aanzienlijk deel van de door de EDU/Europol aan SDL betaalde vergoedingen voor het door SDL tewerkgestelde personeel heeft verdachte in eigen zak gestoken. Verdachte heeft op deze manier gehandeld met twee petten op, te weten als ambtenaar werkzaam bij EDU/Europol en als (middellijk) aandeelhouder en feitelijk leidinggever van een bedrijf dat diensten aan EDU/Europol verleende. Daarbij heeft verdachte het middel van valsheid in geschrifte niet geschuwd door het te doen voorkomen alsof een ander dan verdachte zelf feitelijk leidinggevende van SDL was en door zowel een offerte als een factuur van SDL te voorzien van een valse naam. Kennelijk ingegeven door het gemak waarmee EDU/Europol met behulp van SDL op een dwaalspoor kon worden gezet, heeft verdachte vervolgens EDU/Europol voor aanzienlijke bedragen opgelicht door middel van de door hem in de Verenigde Staten opgerichte vennootschap Knowledge Analysis Process Inc. (KAP). Op naam van KAP heeft verdachte facturen opgemaakt voor beweerdelijk door KAP aan EDU/Europol geleverde goederen en diensten, terwijl van dergelijke leveringen (op een enkele uitzondering na) in werkelijkheid geen sprake was. Na ontvangst van deze facturen door EDU/Europol heeft verdachte deze bovendien voor akkoord afgetekend en daarmee binnen EDU/Europol de indruk versterkt dat de leveringen inderdaad hadden plaatsgevonden. Verdachte heeft op deze slinkse wijze EDU/Europol bewogen tot betaling van aanzienlijke bedragen. Door aldus te handelen heeft verdachte op grote schaal misbruik gemaakt van zijn positie binnen EDU/Europol en heeft hij het vertrouwen dat in hem als (Europees) ambtenaar werd gesteld, ernstig beschaamd. Hoewel de rechtbank niet aan de indruk ontkomt dat binnen EDU/Europol sprake was van een gebrekkige controle op de wijze van totstandkoming van overeenkomsten met derden als mede op de goederen en diensten die blijkens facturen worden geleverd, acht de rechtbank het handelen van verdachte uiterst laakbaar. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat EDU/Europol als gevolg van de handelingen van verdachte niet alleen financieel aanzienlijk is benadeeld, maar tevens in haar reputatie is aangetast. Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister is verdachte niet eerder in Nederland voor strafbare feiten veroordeeld. Het hiervoor overwogene alsmede de bovengeschetste context waarin verdachte de feiten heeft gepleegd brengen de rechtbank ertoe, ondanks dat zij minder feiten bewezen acht, een straf op te leggen gelijk aan de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd. De vordering van de benadeelde partij. Europol, gevestigd te 's-Gravenhage, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 694.741, 24. Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op: - factuur met kenmerk OF-041-99, d.d. 03-08-99, documentnummer 660; - factuur met kenmerk SP-005-00, d.d. 01-27-00, documentnummer 670; - factuur met kenmerk RG-026-00, d.d. 05-23-00, documentnummer 680; - factuur met kenmerk RG-039-00, d.d. 11-23-00, documentnummer 688; is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 372.723,39 Voor het meerdere, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: - 14a, 14b, 14c, 57, 225 en 376 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 4 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: Ten aanzien van feit 1 en 3: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; Ten aanzien van feit 2: Als ambtenaar opzettelijk deelnemen aan aannemingen of leveranties waarover hem op het tijdstip van de handeling het toezicht is opgedragen, meermalen gepleegd; verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte te dier zake tot: gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden; bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in verzekering gesteld op : 30 mei 2001, in voorlopige hechtenis gesteld op : 1 juni 2001, welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 8 juni 2001 heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Europol, gevestigd te ’s-Gravenhage, een bedrag van € 372.723,39 met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; bepaalt dat de benadeelde partij Europol voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze het restant van haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Quadekker, voorzitter, O.C.W. van der Veen en Van den Boom, rechters, in tegenwoordigheid van mr Haesen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2003.