Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AG0136

Datum uitspraak2003-06-11
Datum gepubliceerd2003-06-16
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers74284 / HA ZA 02-388
Statusgepubliceerd


Indicatie

De Rechtbank verwerpt de stelling van de gedaagde inhoudende dat een deurwaarder bij het verrichten van incassowerkzaamheden, als vergoeding voor deze werkzaamheden, slechts recht zou hebben op 10% van het geincasseerde bedrag.


Uitspraak

Vonnis : 11 juni 2003 Zaaknummer : 74284 / HA ZA 02-388 De rechtbank Maastricht, sector civiel, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: [De heer E. ], wonende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, eiser in conventie, verweerder in reconventie, procureur mr. J.J.M. Hermans; tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROLLUIKEN [J. ] B.V., gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. J.L.H. Holthuijsen. 1. Het verdere verloop van de procedure Ter voldoening aan het tussenvonnis van 12 december 2002 heeft [E. ] een akte genomen, waarna [J. ] een antwoordakte heeft genomen alsmede zijn eis in reconventie heeft gewijzigd. Tenslotte hebben partijen wederom vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden. 2. De verdere beoordeling In conventie: 2.1 Bij voormeld tussenvonnis, waarbij de rechtbank volhardt, heeft de rechtbank [E. ] in de gelegenheid gesteld om middels het nemen van een nadere akte met eventueel noodzakelijke producties de door hem aan [J. ] toegezonden facturen per afzonderlijk daarop in rekening gebracht bedrag te specificeren en met bescheiden en -voor zover terzake de betrokken kostenpost toepasselijk- een bestede urenverantwoording deugdelijk te onderbouwen. 2.2 De rechtbank is van oordeel dat [E. ] zijn vordering thans afdoende heeft gespecificeerd, mede gelet op het feit dat Jansen de hoogte van de afzonderlijke bedragen in de door hem genomen antwoordakte niet, dan wel niet afdoende, heeft betwist. Jansen heeft immers slechts aangevoerd dat de door [E. ] gevorderde bedragen aan salaris gemachtigde, proceskosten, procedurekosten, nakosten en incassokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu, aangezien partijen geen tariefafspraken hebben gemaakt, ingevolge artikel 7:405 BW slechts het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon is verschuldigd. [J. ] stelt zich op het standpunt dat het zogenaamde "Texels tarief" gebruikelijk is, welk tarief, aldus [J. ], inhoudt dat slechts 10% van het geïncasseerde bedrag voor vergoeding in aanmerking komt. Deze stelling van [J. ] acht de rechtbank echter, noch daargelaten dat de rechtbank het onaannemelijk acht dat het gebruikelijk is dat naast de noodzakelijke verschotten (slechts) 10% van het geïncasseerde bedrag aan de deurwaarder behoeft te worden vergoed en deze bij niet te incasseren bedragen kennelijk zijn werkzaamheden geheel "pro deo" dient uit te voeren, onvoldoende - met name met schriftelijke bescheiden waaruit de hiervoor genoemde stelling blijkt- onderbouwd, weshalve de rechtbank aan deze stelling voorbij zal gaan. 2.3 De door [E. ] bij de proceskosten gevorderde executiekosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, alleen al vanwege het feit dat deze kosten in het geheel niet zijn gespecificeerd. Voorts kan de gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling niet worden toegewezen, aangezien zulks een toekomstige verplichting zou betreffen waaromtrent gelet op het bepaalde in artikel 3:296 BW geen vordering kan worden ingesteld. 2.4 Al het vorenoverwogene brengt met zich dat de vordering van [E. ] dient te worden toegewezen -met dien verstande dat de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de executiekosten niet voor vergoeding in aanmerking komen-, en dat [J. ] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure in conventie dient te dragen. In reconventie: 2.5 Bij antwoordakte van 12 februari 2003 heeft Jansen zijn eis in reconventie gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan op deze eiswijziging echter geen acht worden geslagen, nu de rechtbank reeds in het tussenvonnis van 12 december 2002 bij 3.3 heeft overwogen dat de door [J. ] ingestelde vordering in reconventie dient te worden afgewezen, welke afwijzing een eindbeslissing is. De rechtbank heeft immers uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist dat de door Jansen ingestelde eis in reconventie voor afwijzing gereed ligt. Van een eindbeslissing kan in dezelfde instantie niet meer worden teruggekomen, behoudens indien bijzondere omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de betreffende eindbeslissing zou zijn gebonden (HR 14-12-2001, NJ 2002/57). Van enige hiervoor bedoelde omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zelfs indien en voor zover zij desondanks toch acht zou slaan op de eiswijziging, de (gewijzigde) vordering in reconventie, gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, hoe dan ook dient te worden afgewezen. 2.6 Op grond van het vorenstaande zal de reconventionele vordering worden afgewezen, en dient [J. ] als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure in reconventie te dragen. 3. De uitspraak De rechtbank: In conventie: veroordeelt [J. ] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [E. ] te betalen een bedrag van € 5.278,19, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2002 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt [J. ] in de kosten van het geding aan de zijde van [E. ] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 65,18 aan kosten dagvaarding, € 230,- aan vast recht en € 827,50 voor salaris procureur; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde; In reconventie: wijst het gevorderde af; veroordeelt [J. ] in de kosten van het geding aan de zijde van [E. ] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 165,50 voor salaris procureur. Dit vonnis is gewezen door mr. Laumen, rechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. F.B.