Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AG0228

Datum uitspraak2003-06-17
Datum gepubliceerd2003-06-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.035456-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de onderhavige situatie is niet sprake van een (rechtstreeks) conflict van wettelijke plichten, maar veeleer een situatie dat verdachte op grond van financiële overwegingen kiest voor de naleving van andere bepalingen dan die gesteld bij en krachtens de Arbeidstijdenregelgeving.


Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT ASSEN STRAFVONNIS van de Economische politierechter in de zaak van het openbaar ministerie tegen: Regionale Ambulancevoorziening Noord B.V., gevestigd te 9401 PJ Assen, Beilerstraat 205. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 03 juni 2003. De verdachte is niet verschenen. Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.C. van Driel advocaat te Assen. Deze is door verdachte uitdrukkelijk gemachtigd om namens haar de verdediging te voeren. De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. de Vries. De vordering houdt in: ten aanzien van feit 1, een twaalftal geldboeten van elk € 110,--. feit 2, een vijftal geldboeten van elk € 110,--, feit 3, een tweetal geldboeten van elk € 110,-- en feit 4, een tweetal geldboeten van elk € 110,--. 1. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2002 tot en met 17 juni 2002, in de gemeente Assen (telkens) de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd dat de werknemer in elke tijdruimte van 7 maal 24 uren ten hoogste 3 bereikbaarheidsdiensten werd opgelegd, immers werd(en) -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 11 mei 2002 te 0.00 uur en eindigde op 18 mei 2002 te 0.00 uur 5, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of die aanving op 31 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 7 juni 2002 te 8.00 uur 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 7 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 14 juni 2002 te 8.00 uur 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 16 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 23 mei 2002 te 8.00 uur 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of die aanving op 23 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 30 mei 2002 te 17.00 uur, 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 10 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 17 juni 2002 te 8.00 uur, 5, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 6 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 13 mei 2002 te 8.00 uur 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of die aanving op 6 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 13 juni 2002 te 8.00 uur, 5, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 3 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 10 juni 2002 te 8.00 uur, 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 1 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 8 mei 2002 te 8.00 uur 5, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of die aanving op 10 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 17 mei 2002 te 8.00 uur 4, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd en/of die aanving op 7 juni 2002 om 8.00 uur en eindigde op 14 juni 2002 te 8.00 uur, 6, althans meer dan 3, bereikbaarheidsdiensten opgelegd; 2. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2002 tot en met 17 juni 2002, in de gemeente Assen, (telkens) de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd, dat de werknemer in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, ten hoogste 3 bijzondere diensten, (een bereikbaarheidsdienst of een aanwezigheidsdienst) werd opgelegd, immers werd(en) -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 1 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 8 mei 2002 te 8.00 uur 5, althans meer dan 3, bijzondere diensten opgelegd en/of die aanving op 27 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 3 juni 2002 te 8.00 uur 4, althans meer dan 3, bijzondere diensten opgelegd en/of die aanving op 8 juni 2002 te 0.00 uur en eindigde op 15 juni 2002 te 8.00 uur 6, althans meer dan 3, bijzondere diensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 6 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 13 mei 2002 te 8.00 uur 5, althans meer dan 3, bijzondere diensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 18 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 25 mei 2002 te 17.00 uur, 6, althans meer dan 3, bijzondere diensten opgelegd; 3. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, gelegen in of omstreeks de periode van 18 maart 2002 tot en met 17 juni 2002, in de gemeente Assen, (telkens) de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd dat de werknemer in een periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste 26 maal een bijzondere dienst (en bereikbaarheidsdienst of een aanwezigheidsdienst) werd opgelegd, immers werd(en) -werknemer [naam werknemer] in een periode van 13 achtereenvolgende weken, welke periode aanving op 18 maart 2002 en eindigde op 16 juni 2002, 34 maal, althans meer dan 26 maal, een bijzondere dienst opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in een periode van 13 achtereenvolgende weken, welke periode aanving op 18 maart 2002 en eindigde op 16 juni 2002, 32 maal, althans meer dan 26 maal, een bijzondere dienst opgelegd; 4. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, gelegen in of omstreeks de periode van 22 mei 2002 tot en met 30 mei 2002, in de gemeente Assen, (telkens) de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd, dat de werknemer in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, ten hoogste 3 maal een aanwezigheidsdienst werd opgelegd, immers werd(en) -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, die aanving op 24 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 30 mei 2002 te 17.00 uur, 5, althans meer dan 3, aanwezigheidsdiensten opgelegd en/of -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, die aanving op 22 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 29 mei 2002 te 17.00 uur, 4, althans meer dan 3, aanwezigheidsdiensten opgelegd; 2. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. 3. BEWEZENVERKLARING De politierechter acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en waarbij de inhoud van genoemde geschriften slechts is gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen, wettig bewezen en hij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, gelegen in de periode van 1 mei 2002 tot en met 17 juni 2002, in de gemeente Assen telkens de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd dat de werknemer in elke tijdruimte van 7 maal 24 uren ten hoogste 3 bereikbaarheidsdiensten werd opgelegd, immers werden -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 11 mei 2002 te 0.00 uur en eindigde op 18 mei 2002 te 0.00 uur 5 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en die aanving op 31 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 7 juni 2002 te 8.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 7 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 14 juni 2002 te 8.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 16 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 23 mei 2002 te 8.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en die aanving op 23 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 30 mei 2002 te 17.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 10 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 17 juni 2002 te 8.00 uur 5 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 6 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 13 mei 2002 te 8.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en die aanving op 6 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 13 juni 2002 te 8.00 uur 5 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 3 juni 2002 te 8.00 uur en eindigde op 10 juni 2002 te 8.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in de tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 1 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 8 mei 2002 te 8.00 uur 5 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en die aanving op 10 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 17 mei 2002 te 8.00 uur 4 bereikbaarheidsdiensten opgelegd en die aanving op 7 juni 2002 om 8.00 uur en eindigde op 14 juni 2002 te 8.00 uur 6 bereikbaarheidsdiensten opgelegd; 2. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, gelegen in de periode van 1 mei 2002 tot en met 17 juni 2002, in de gemeente Assen, telkens de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd, dat de werknemer in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, ten hoogste 3 bijzondere diensten, een bereikbaarheidsdienst of een aanwezigheidsdienst werd opgelegd, immers werden -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 1 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 8 mei 2002 te 8.00 uur 5 bijzondere diensten opgelegd en die aanving op 27 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 3 juni 2002 te 8.00 uur 4 bijzondere diensten opgelegd en die aanving op 8 juni 2002 te 0.00 uur en eindigde op 15 juni 2002 te 8.00 uur 6 bijzondere diensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 6 mei 2002 te 8.00 uur en eindigde op 13 mei 2002 te 8.00 uur 5 bijzondere diensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren die aanving op 18 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 25 mei 2002 te 17.00 uur 6 bijzondere diensten opgelegd; 3. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, gelegen in de periode van 18 maart 2002 tot en met 17 juni 2002, in de gemeente Assen, telkens de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd dat de werknemer in een periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste 26 maal een bijzondere dienst en bereikbaarheidsdienst of een aanwezigheidsdienst werd opgelegd, immers werden -werknemer [naam werknemer] in een periode van 13 achtereenvolgende weken, welke periode aanving op 18 maart 2002 en eindigde op 16 juni 2002, 34 maal een bijzondere dienst opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in een periode van 13 achtereenvolgende weken, welke periode aanving op 18 maart 2002 en eindigde op 16 juni 2002, 32 maal een bijzondere dienst opgelegd; 4. verdachte, als werkgever, op verschillende tijdstippen, gelegen in de periode van 22 mei 2002 tot en met 30 mei 2002, in de gemeente Assen, telkens de arbeid niet zodanig heeft georganiseerd, dat de werknemer in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, ten hoogste 3 maal een aanwezigheidsdienst werd opgelegd, immers werden -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, die aanving op 24 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 30 mei 2002 te 17.00 uur 5 aanwezigheidsdiensten opgelegd en -werknemer [naam werknemer] in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, die aanving op 22 mei 2002 te 17.00 uur en eindigde op 29 mei 2002 te 17.00 uur, 4 aanwezigheidsdiensten opgelegd; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. 4. KWALIFICATIES Het bewezene levert respectievelijk op: 1. overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 5:12 lid 1 van de Arbeidstijdenwet in verbinding met artikel 5:27 lid 3 van het Arbeidstijdenbesluit (ambulancezorg), meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de Economische delicten. 2 en 3, telkens: overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 5:12 lid 1 van de Arbeidstijdenwet in verbinding met artikel 5:27 lid 4 van het Arbeidstijdenbesluit (ambulancezorg), meermalen gepleegd, telkens strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de Economische delicten. 4. overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 5:12 lid 1 van de Arbeidstijdenwet in verbinding met artikel 4.8:1 lid 3 van het Arbeidstijdenbesluit, meermalen gepleegd telkens strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de Economische delicten. 5. STRAFBAARHEID Verdachte is van mening dat zij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat zij de feiten heeft begaan, daartoe door overmacht gedwongen. Zij heeft daartoe betoogd dat zij zich dient te houden aan de regels van de Wet ambulancevervoer en het Eisenbesluit ambulancevervoer welke regels ervan uitgaan dat binnen vijftien minuten na melding van de calamiteit de ambulance ter plaatse moet zijn. Met de huidige personeelsbezetting kan verdachte hieraan slechts voldoen als zij aan haar personeel structureel meer diensten oplegt dan wat op grond van de Arbeidstijdenregelgeving is toegestaan. Verdachte heeft een fasenplan opgesteld waarmee zij op langere termijn kan voldoen aan zowel de eisen van de Arbeidstijdenregelgeving als aan de eisen voortvloeiende uit de regeling bij en krachtens de Wet ambulancevervoer. Hiertoe dient verdachte over meer personeel te beschikken, waartoe echter de benodigde financiering ontbreekt. De zorgverzekeraars, waarmee verdachte in onderhandeling is, kunnen op dit moment niet hieraan tegemoet komen. Verdachte kiest, gegeven deze financiële achtergrond, voor het voldoen aan de regels, gesteld bij of krachtens de Wet ambulancevervoer, boven de regels, voortvloeiende uit de Arbeidstijdenregelgeving. De politierechter verwerpt het overmachtsverweer en overweegt daartoe het volgende. In de onderhavige situatie is niet sprake van een (rechtstreeks) conflict van wettelijke plichten, maar veeleer een situatie dat verdachte op grond van financiële overwegingen kiest voor de naleving van andere bepalingen dan die gesteld bij en krachtens de Arbeidstijdenregelgeving. De Arbeidstijdenregelgeving kent specifieke bepalingen voor de ambulancezorg. Deze bepalingen zijn helder en voor verdachte kon duidelijk zijn wat in financiële zin de consequenties van deze regelgeving voor haar zijn. Verdachte heeft -kennelijk- ervoor gekozen om ambulancevervoer te verrichten hetzij met een -gelet op de afspraken in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst- te beperkte door de zorgverzekeraars toegekende vergoeding hetzij met -gelet op de door de zorgverzekeraars toegekende vergoeding- te ruimhartige afspraken in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst hetzij met een combinatie van deze factoren. Wat hiervan ook zij, het is de keuze van verdachte om onder deze omstandigheden ambulancevervoer te verrichten. Daar komt nog bij dat namens verdachte ter terechtzitting is aangegeven dat niet bekend is of met de aandeelhoudster van verdachte is gesproken over een financiële ondersteuning met het oog op de naleving van de arbeidstijdenregelgeving. De politierechter stelt verder vast dat niet is gebleken dat verdachte binnen haar financiële mogelijkheden -hetzij door een andere wijze van inroostering hetzij door het treffen van andersoortige maatregelen- al het mogelijke heeft gedaan om te komen tot een situatie die zoveel mogelijk recht doet aan de eisen die de arbeidstijdenregelgeving stelt. De economische politierechter wijst er in dit verband op dat verdachte -ondanks een eerdere waarschuwing, bij brief van 3 april 2002- eerst na de periode waarin de bewezen verklaarde feiten zich hebben voorgedaan is overgegaan tot het samenvoegen van een tweetal standplaatsen waardoor (blijkens de ter terechtzitting overgelegde mede namens verdachte aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gerichte brief van 27 mei 2003) een aanzienlijke aanrijtijdswinst wordt behaald en problemen met de Arbeidstijdenwet worden voorkomen en het ontwikkelen van een nieuwe dienstenstructuur waardoor de aanwezigheidsdienst de minimale vorm van paraatheid wordt en bereikbaarheidsdiensten worden omgezet naar parate/aanwezigheidsdiensten. Niet valt in te zien dat verdachte hiertoe niet eerder heeft kunnen overgaan. De conclusie moet dan ook zijn dat het verweer van verdachte niet kan slagen en dat de bewezen verklaarde feiten strafbare feiten zijn, terzake waarvan verdachte strafbaar is. 6. STRAFMOTIVERING De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten. - De omstandigheden waaronder deze zijn begaan. - De eis van de officier van justitie. - De inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatie-register d.d. 6 november 2002, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De politierechter is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat in dit geval een geldboete aangewezen is. De politierechter heeft bij de vaststelling van de op te leggen geldboeten rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de politierechter dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen. 7. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN: De politierechter heeft mede gelet op de artikelen 23, 24 en 62 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de politierechter gelet op de artikel 1 van de Wet op de Economische delicten. 8. DE BESLISSING VAN DE ECONOMISCHE POLITIERECHTER LUIDT: verklaart bewezen, dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan. Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: ten aanzien van feit 1: betaling van twaalf geldboeten ten bedrage van elk € 110,00; ten aanzien van feit 2: betaling van vijf geldboeten ten bedrage van elk € 110,00; ten aanzien van feit 3: betaling van twee geldboeten ten bedrage van elk € 110,00; ten aanzien van feit 4: betaling van twee geldboeten ten bedrage van elk € 110,00; Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, economische politierechter in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter op 17 juni 2003.-