Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AG1722

Datum uitspraak2003-06-18
Datum gepubliceerd2003-06-18
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200206751/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 13 maart 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Susteren, thans Echt-Susteren (hierna: het college) geweigerd aan appellant vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een woonhuis op het perceel kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummer […], plaatselijk gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 21 november 2001 heeft het college, in afwijking van het advies van de Bezwaarschriftencommissie Gemeente Echt-Susteren van 4 september 2001, het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.


Uitspraak

200206751/1. Datum uitspraak: 18 juni 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 5 december 2002 in het geding tussen: appellante en het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 maart 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Susteren, thans Echt-Susteren (hierna: het college) geweigerd aan appellant vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een woonhuis op het perceel kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummer […], plaatselijk gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 21 november 2001 heeft het college, in afwijking van het advies van de Bezwaarschriftencommissie Gemeente Echt-Susteren van 4 september 2001, het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 december 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 17 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 6 februari 2003 heeft het college een memorie van antwoord ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2003, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. Ph.W.A.M. van Roy, advocaat te Beek, en het college, vertegenwoordigd door W.A.J. Jansen en C.M.S. Scheepers, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO en dat de bouwvergunning derhalve diende te worden verleend. Daartoe heeft appellante gesteld dat de door de gemeenteraad van Echt-Susteren (hierna: de raad) vastgestelde inrichtingsvisie voor het gebied Sint Janshof/Sint Janswal (hierna: de inrichtingsvisie) voorwaarden stelt aan de afgifte van een bouwvergunning, die gelet op artikel 56, derde lid, van de Woningwet, niet aan de bouwvergunning kunnen worden verbonden. 2.2. Aan de orde is een besluit tot weigering van een bouwvergunning. Artikel 56, derde lid, van de Woningwet, dat betrekking heeft op aan een bouwvergunning te verbinden voorwaarden, is derhalve niet van toepassing. 2.3. Het college heeft kennelijk bedoeld de vrijstelling te weigeren omdat het bouwplan niet past in de inrichtingsvisie. Niet valt in te zien dat het college de inrichtingsvisie niet in de afweging om al dan niet mee te werken aan de vrijstellingsprocedure heeft mogen betrekken. Of de in de inrichtingsvisie genoemde voorwaarde met betrekking tot de aanleg van een openbare groenvoorziening bij de afweging kon worden betrokken kan daarbij in het midden worden gelaten aangezien het bouwplan ook overigens niet in de inrichtingsvisie past. Niet kan dan ook worden staande gehouden dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de gevraagde vrijstelling te weigeren. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Wilbers-Taselaar Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2003 71-439