
Jurisprudentie
AH8553
Datum uitspraak2003-06-18
Datum gepubliceerd2003-06-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers194912
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2003-06-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers194912
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Arbeidsrecht
Partijen zijn verdeeld over de vraag of zij per 1 juni 2001 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. Het arbeidscontract geeft aan dat het dienstverband voor bepaalde tijd is aangegaan. Partijen verschillen echter van mening over de achterliggende redenen voor de tijdelijkheid van het contract, en de toelaatbaarheid daarvan.
[EISER] heeft gemeend dat hem na het eerdere tijdelijke contract, als [EISER] voldeed, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangeboden. Volgens artikel 23 lid 2 sub a CAO kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan indien de te verrichten werkzaamheden van tijdelijke aard zijn. Eerst willen bekijken of de werknemer voldoet, alvorens hem een vast contract aan te bieden, maakt de werkzaamheden niet van tijdelijke aard. TNT heeft ook betwist dat dit de achterliggende reden voor de tijdelijkheid van het contract was. Ter onderbouwing van zijn interpretatie stelt [EISER] dat hem gezegd is dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over verlenging omdat dat wel zou lukken als hij zijn werk goed deed. Dit is echter nog geen toezegging, terwijl [EISER] zich overigens slechts beroept op de indruk die hij had, wat hij dacht en hoe het in zijn opvatting zou gaan. [EISER] heeft aldus onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat de reden voor de tijdelijkheid van het contract in het willen beoordelen van zijn werk gelegen was.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
Zaak-/rolnummer: 194912 CV EXPL 03-922
Datum vonnis: 18 juni 2003
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van:
[EISER],
wonende te Heemskerk,
hierna te noemen: [EISER] ,
gemachtigde: C.H. Boeder,
- - tegen - -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TNT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Utrecht,
nevengevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
hierna te noemen: TNT,
gemachtigde: mr. A.E. Vos.
1. Het verloop van de procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk-ken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de dagvaarding van 23 januari 2003, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe-zen en op 19 maart 2003 uitgesproken tussenvonnis waarbij een verschijning van partijen ter terechtzitting is gelast,
- een akte van de kant van [EISER], in verband met deze terechtzitting,
- een antwoordakte van de kant van TNT, met een productie,
- de aantekeningen van de griffier van de verschijning van partijen ter terechtzitting die ingevolge genoemd vonnis op 6 mei 2003 heeft plaatsgevonden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen het volgende vast:
2.1. TNT heeft op 28 maart 2001 de ondernemingsraad van TNT Express Nederland verzocht advies uit te brengen over het voorgenomen besluit tot overheveling van distributie van de zogenaamde grote bel pakketten van TNT Express Nederland naar de business unit PTT Post Pakketservice per 1 juli 2001.
2.2. [EISER] is per 1 juni 2001 als chauffeur in dienst getreden bij TNT.
2.3. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepaling:
artikel 3 Aard/duur dienstverband
lid 1
Het dienstverband is op grond van artikel 23 lid 2 sub a CAO aangegaan voor bepaalde tijd en wel voor de periode van: 1 juni 2001 tot 1 maart 2002. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege zonder dat daartoe opzegging is vereist.
2.4. De op de arbeidsovereenkomst toepasselijke CAO bevat onder meer de volgende bepaling:
Artikel 23 Aard van de arbeidsovereenkomst
1 De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2 In de volgende gevallen kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan:
a indien de te verrichten werkzaamheden van tijdelijke aard zijn, kunnen in maximaal 36 maanden maximaal 3 arbeidsovereenkomsten worden aangegaan met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden. Na de derde arbeidsovereenkomst wordt de direct opvolgende arbeidsovereenkomst vanaf dat tijdstip geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd;
b ter vervulling van functies, die binnen een afdeling worden gereserveerd en waarop werknemers kunnen worden ingezet van een ander bedrijfsonderdeel, die binnen 2 jaar als gevolg van een reorganisatie overcompleet worden. Reservering van deze functies vindt plaats in overleg met de OR. In dit kader kunnen in maximaal 36 maanden maximaal 3 arbeidsovereenkomsten worden aangegaan met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden. Na de derde arbeidsovereenkomst wordt de direct opvolgende arbeidsovereenkomst vanaf dat tijdstip geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd;
(...…)
2.5. Bij brief van 27 juni 2001 heeft de ondernemingsraad van TNT Express Nederland laten weten zich niet te verzetten tegen de onder 2.1 genoemde overheveling.
2.6. Voor afloop van de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2002 heeft TNT [EISER] een arbeidsovereenkomst voor drie maanden aangeboden, die [EISER] heeft geweigerd.
2.7. Na 1 maart 2002 is [EISER] blijven werken; TNT heeft zijn loon doorbetaald.
2.8. Op 10 juni 2002 heeft TNT de ondernemingsraad van TNT Express Nederland opnieuw advies gevraagd, nu inzake reorganisatie van TNT Koerier.
2.9. Op 13 juni 2002 zijn partijen een arbeidsovereenkomst aangegaan voor de periode van 1 juli 2002 tot 1 juli 2003.
2.10. Bij brief van 9 juli 2002 heeft de ondernemingsraad van TNT Express Nederland (positief) advies uitgebracht inzake de onder 2.8 bedoelde reorganisatie.
3. De vordering
3.1 [EISER] vordert het volgende:
- verklaring voor recht dat [EISER] bij TNT in dienst is voor onbepaalde duur en dat deze arbeidsovereenkomst nimmer is geëindigd,
- veroordeling van TNT tot betaling van het loon à € 1.704,58 bruto per maand, vakantietoeslag, overwerktoeslag en toeslag ongebruikelijke tijdstippen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- veroordeling van TNT tot betaling van de kosten van het geding.
3.2 [EISER] heeft het volgende aan zijn vordering ten grond-slag gelegd:
Per 1 juni 2001 is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. Geen van de in artikel 23 lid 2 CAO limitatief opgesomde gronden is van toepassing. [EISER]s werkzaamheden als chauffeur zijn regulier van aard; hij heeft een structurele functie. Mogelijke reorganisatieplannen van TNT ten tijde van het sluiten van deze arbeidsovereenkomst doen daar niet aan af. Op het moment van het sluiten van het eerste arbeidscontract had de functie van [EISER] niet na overleg met de OR de status van gereserveerde functie verkregen.
[EISER] heeft bij indiensttreding de indruk gekregen dat hij voor langere termijn zou kunnen blijven als hij aan de verwachtingen beantwoordde. [EISER] dacht dat hij bij indiensttreding alleen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kreeg om te kijken of hij voldeed aan de eisen die TNT aan haar werknemers stelt.
3.3. De op 13 juni 2002 ondertekende arbeidsovereenkomst is nietig wegens strijd met de CAO. TNT kan zich niet op deze overeenkomst beroepen, aangezien [EISER] handelde in de veronderstelling dat hij voor bepaalde duur in dienst was, welke veronderstelling door toedoen van TNT is ontstaan. Op grond van dwaling vernietigt [EISER], voor zover vereist, deze overeenkomst.
3.4. Subsidiair stelt [EISER] dat de heer [x], transportmanager op de vestiging Schiphol-Rijk waar [EISER] werkzaam is, [EISER] begin juni 2002 op zijn verzoek heeft toegezegd dat hij bij TNT in vaste dienst kwam. Daarna deelde [X] evenwel mede dat hij die toezegging niet had mogen doen en hij [EISER] slechts een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mocht bieden. Toen was echter al wilsovereenstemming bereikt. [X] was vertegenwoordigingsbevoegd, althans heeft TNT die schijn gewekt.
4. Het verweer
4.1. TNT heeft het volgende tegen de vordering aangevoerd:
De toenmalige vestigingsmanager, de heer [Y], heeft in april 2001 met [EISER] besproken dat hij voor bepaalde tijd als chauffeur in dienst kon treden vanwege een hoog ziekteverzuim onder de chauffeurs van de betreffende afdeling, vanwege een groot verloop onder uitzendkrachten op die afdeling en vanwege een op handen zijnde reorganisatie.
Op dat moment moest het advies van de OR nog afgewacht worden maar achter de schermen ging het werk alvast door. Dit betekende dat vacatures niet voor onbepaalde tijd gevuld mochten worden, omdat die functies voor medewerkers gereserveerd moesten blijven. Er is geen sprake van dat [EISER] bij wijze van proef een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gekregen.
4.2. [X] heeft [EISER] in 2002 een contract aangeboden voor bepaalde tijd. [X] heeft daarbij aangegeven dat TNT geen contract voor onbepaalde tijd kon aanbieden, omdat er als gevolg van reorganisatie bij TNT Koerier, een groot aantal overcomplete chauffeurs naar TNT Schiphol-Rijk zouden overkomen. Na de reorganisatie zou kunnen worden bezien of [EISER] een contract voor onbepaalde tijd kon worden aangeboden.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Partijen zijn verdeeld over de vraag of zij per 1 juni 2001 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of voor onbepaalde tijd zijn aangegaan. Het arbeidscontract geeft aan dat het dienstverband voor bepaalde tijd is aangegaan. Partijen verschillen echter van mening over de achterliggende redenen voor de tijdelijkheid van het contract, en de toelaatbaarheid daarvan.
[EISER] heeft gemeend dat hem na het eerdere tijdelijke contract, als [EISER] voldeed, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangeboden. Volgens artikel 23 lid 2 sub a CAO kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan indien de te verrichten werkzaamheden van tijdelijke aard zijn. Eerst willen bekijken of de werknemer voldoet, alvorens hem een vast contract aan te bieden, maakt de werkzaamheden niet van tijdelijke aard. TNT heeft ook betwist dat dit de achterliggende reden voor de tijdelijkheid van het contract was. Ter onderbouwing van zijn interpretatie stelt [EISER] dat hem gezegd is dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over verlenging omdat dat wel zou lukken als hij zijn werk goed deed. Dit is echter nog geen toezegging, terwijl [EISER] zich overigens slechts beroept op de indruk die hij had, wat hij dacht en hoe het in zijn opvatting zou gaan. [EISER] heeft aldus onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat de reden voor de tijdelijkheid van het contract in het willen beoordelen van zijn werk gelegen was.
5.2. TNT stelt behoefte aan (minstens) een extra chauffeur te hebben gehad wegens ziekteverzuim, en de moeilijkheden die het met zich bracht uitzendkrachten ter vervanging in te zetten. Bij vervanging wegens ziekte zijn de werkzaamheden in principe tijdelijk van aard, er vanuit gaande dat de zieke werknemer(s) na herstel de werkzaamheden hervat(ten). Deze grond is derhalve in overeenstemming met artikel 23 lid 2 sub a CAO. [EISER] stelt dat deze reden hem niet is medegedeeld (net zo min als de andere twee), maar heeft niet gemotiveerd betwist dat deze reden aan het slechts aanbieden van een tijdelijk contract ten grondslag lag. Nu deze reden in overeenstemming is met het in het arbeidscontract vastgelegde beroep op artikel 23 lid 2 sub a CAO, moet het ervoor gehouden worden dat TNT een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kon aangaan. De vraag welke rol reorganisatie speelde kan derhalve bij het beoordelen van het karakter van de per 1 juni 2001 aangegane arbeidsovereenkomst buiten beschouwing blijven.
5.3. Zijn stelling dat de op 13 juni 2002 aangegane arbeidsovereenkomst nietig is wegens strijd met de CAO heeft [EISER] niet nader onderbouwd. Nu op grond van het hierboven overwogene tussen partijen geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gold, kan niet gezegd worden dat [EISER] dwaalde bij het aangaan op 13 juni 2002 van een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De conclusie moet zijn dat partijen op 13 juni 2002 opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn aangegaan.
5.4. [EISER] stelt subsidiair dat [X] hem begin juni 2002 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft aangeboden. [X] heeft dit ontkend. Onbetwist is dat wegens reorganisatie sinds voorjaar 2001 binnen TNT de instructie gold dat geen nieuw personeel voor onbepaalde tijd in dienst mocht worden genomen. De in 2001 begonnen reorganisatie was nog niet afgerond toen in 2002 een volgende reorganisatie werd gestart. De functie van [EISER] was en bleef dus gereserveerd voor werknemers die door de verschillende reorganisaties overcompleet werden. Onder die omstandigheden is het niet aannemelijk dat [X] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan [EISER] heeft aangeboden.
De enkele stelling van [EISER] dat een dergelijk aanbod zou zijn gedaan is voorts, tegenover de eenduidige ontkenning door [X], en de reeds geruime tijd durende reorganisatie bij TNT, onvoldoende om [EISER] toe te laten tot bewijs van deze stelling. Aan het bewijsaanbod van [EISER] wordt daarom voorbijgegaan.
5.5. De conclusie moet zijn dat niet is komen vast te staan dat [EISER] bij TNT in dienst is getreden voor onbepaalde duur. De vordering tot een dienovereenkomstige verklaring voor recht is derhalve niet toewijsbaar.
5.6. De verplichting tot betaling van het loon ad € 1.704,58 bruto per maand volgt reeds uit de arbeidsovereenkomst, zoals TNT ook heeft erkend, zodat dit deel van de vordering evenmin toewijsbaar is.
5.7. [EISER] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proces-kosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [EISER] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van TNT tot en met vandaag worden begroot op € 400,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Gerritsen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.