
Jurisprudentie
AH8555
Datum uitspraak2003-06-27
Datum gepubliceerd2003-06-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers204243
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2003-06-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers204243
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Arbeidsrecht; concurrentiebeding.
De vraag of er sprake is van een overgang van onderneming kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven. Vanaf het moment dat Webasto Hollandia werd ingebracht in het overkoepelend concern Webasto Product International BV is het tussen Vermeulen Hollandia en [EISER] geldende concurrentiebeding zwaarder gaan drukken, omdat dit een wezenlijk ruimer bereik - de internationale markt - heeft gekregen dan de nationale markt waarvan bij het aangaan van het beding sprake was.
Uitspraak
Rechtbank Haarlem
sector kanton, locatie Haarlem
zaak/rolnummer: 204243/VV EXPL 03-147
datum uitspraak: 27 juni 2003
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
in de zaak van
[EISER]
te [WOONPLAATS]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen [EISER]
gemachtigde mr. M.K. de Menthon Bake
--tegen--
de besloten vennootschap met beperkte aansrpakelijkheid
WEBASTO PRODUCT INTERNATIONAL NL B.V.
te Haarlem
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen Webasto
gemachtigde mr. C.J.M. Oosterveer
In conventie en in reconventie
De procedure
[EISER] heeft Webasto op 28 mei 2003 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juni 2003, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. Webasto heeft een vordering in reconventie ingesteld.
De feiten
1. [EISER] is op 1 april 2000 bij de rechtsvoorganger van Webasto, Vermeulen Hollandia Nederland B.V. (hierna: Vermeulen Hollandia) in dienst getreden in de functie van Accountmanager Nederland.
2. In de op 2 maart 2000 door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen, waarbij het [EISER] is verboden om zonder schriftelijke toestemming van Vermeulen Hollandia binnen een periode van 1 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst direct of indirect gelijke of soortgelijke zaken te bedrijven als Vermeulen Hollandia bedrijft.
3. [EISER] is tevens uit hoofde van de arbeidsovereenkomst gebonden aan een geheimhoudingsplicht.
4. In 1998 zijn de aandelen in Vermeulen Hollandia gekocht door Webasto AG, de Duitse moedermaatschappij van het destijds eveneens in Nederland opererende Webasto. Vermeulen Hollandia heeft aanvankelijk nog enige jaren onder eigen naam gehandeld. In 2001 is haar naam gewijzigd in Webasto Hollandia Nederland B.V. (hierna: Webasto Hollandia).
5. Op 24 december 2002 is Webasto Hollandia ondergebracht in de moedermaatschappij Webasto Product International B.V.
6. Webasto Product International B.V. houdt zich blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken bezig met "de handel in en reparatie van verwarmings-, airconditioning- en ventilatie apparatuur voor de carosserie-, weg en railtransport in Nederland, alsmede het verlenen van de daarmee verband houdende services; handel en reparatie van verwarmingsapparatuur voor de scheepsmarkt; importeren van schuif- en kanteldelen".
7. [EISER] heeft Webasto op 25 april 2003 mondeling doen weten per 1 juni 2003 in dienst te zullen treden van Inalfa Roof Systems B.V. (hierna: Inalfa).
8. De bedrijfsomschrijving van Inalfa luidt volgens de Kamer van Koophandel en Fabrieken:
" Het vervaardigen of doen vervaardigen van alsmede de handel in daksystemen voor auto's en vrachtwagens en andere producten, zowel voor eigen rekening als voor rekening van derden".
9. Webasto heeft [EISER] op 28 april 2003 op non actief gesteld
10. Bij brief van 29 april 2003 heeft [EISER] zijn dienstbetrekking bij Webasto opgezegd per 31 mei 2003.
11. [EISER] is op 1 juni 2003 in dienst getreden bij Inalfa.
In conventie
De vordering
[EISER] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) schorsing van het tussen [EISER] en Vermeulen Hollandia overeengekomen concurrentiebeding. [EISER] baseert zijn vordering op de volgende stellingen:
Primair
Het concurrentiebeding is vervallen, aangezien zich tot twee keer toe wijzigingen hebben voorgedaan in het werkgeverschap van [EISER], zonder dat er sprake is van een overgang van onderneming in de zin van de artikelen 7:762 e.v. BW. Het concurrentiebeding had, om van kracht te blijven, opnieuw moeten worden vastgelegd. Nu dit niet is gebeurd, heeft het concurrentiebeding geen werking meer tussen partijen.
Daarnaast heeft het concurrentiebeding geen rechtskracht meer, aangezien het zwaarder is gaan drukken door de opname van Webasto Hollandia in het overkoepelende concern van Webasto. Het concurrentiebeding had ook daarom opnieuw moeten worden vastgelegd.
Subsidiair
Het concurrentiebeding wordt niet overtreden. In de eerste plaats moet de tekst van het concurrentiebeding beperkt worden uitgelegd. Vermeulen Hollandia bestaat niet meer. Alleen daarom reeds kan [EISER] geen gelijke of gelijksoortige zaken bedrijven.
In de tweede plaats zijn Webasto en Inalfa geen concurrerende bedrijven. Zowel wat betreft de afzetmarkt als de klantenkring verschillen beide ondernemingen van elkaar. Zo richt Webasto zich op de zogenoemde "after-market", omdat zij zich met de na-inbouw van open daken bezighoudt, terwijl Inalfa daksystemen ontwikkelt, ontwerpt en vervaardigt. Zo er al sprake is van concurrentie tussen Webasto en Inalfa, dan is dat slechts op concernniveau. Het concurrentiebeding heeft echter alleen betrekking op (de rechtsvoorganger van) Webasto en niet op haar zuster- of moedervennootschappen.
Daarbij komt dat de werkzaamheden die [EISER] voor Webasto heeft verricht van geheel andere aard zijn dan die hij voor Inalfa zal gaan verrichten. Bij Webasto hield [EISER] zich voornamelijk bezig met de verkoop van eindproducten op de Nederlandse aftermarket. De functie van [EISER] bij Inalfa is uitsluitend gericht op de zogenoemde "Original Equipment Market (hierna: OEM) in Frankrijk, waarbij hij als intermediair tussen Inalfa, Inalfa France en Peugeot en Citroën fungeert.
Aangezien [EISER] geen gespecialiseerde kennis bij Webasto heeft opgedaan en hij geen kennis heeft van bedrijfsgeheimen van Webasto en Webasto evenmin heeft geïnvesteerd in zijn opleiding en deskundigheid, is het belang dat Webasto heeft bij de handhaving van het concurrentiebeding ondergeschikt aan het belang dat [EISER] heeft bij de opheffing daarvan. Bij Webasto krijgt [EISER] namelijk onvoldoende mogelijkheden om zijn internationale ambities te verwezenlijken. Inalfa, daarentegen, biedt hem, zowel inhoudelijk als financieel, ruimschoots carrièremogelijkheden.
Het verweer
Webasto heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
In reconventie
De vordering
Webasto vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) 1) [EISER] te verbieden in dienst te treden dan wel werkzaam te zijn voor Inalfa, 2) [EISER] te bevelen de inbreuk op het geheimhoudingsbeding te staken en gestaakt te houden en 3) [EISER] te bevelen de bedrijfsgegevens die vallen onder het geheimhoudingsbeding aan Webasto af te geven, een en ander telkens op straffe van een dwangsom van € 447,-- per dag. Webasto stelt daartoe het volgende.
Webasto en Inalfa zijn op het gebied van inbouwdaken respectievelijk de eerste en de tweede op de wereldranglijst. Er is dus sprake van een concurrentiepositie. [EISER] beschikt vanuit zijn functie bij Webasto over een ruime kennis van de consument, het garagebedrijf en de importeur. Hij kan deze kennis ten gunste van Inalfa gebruiken. Zo is het mogelijk dat Webasto Peugeot voor de aftermarket als klant zal verliezen.
[EISER] is contractueel gebonden aan een geheimhoudingsplicht ter zake van alle bijzonderheden betreffende het bedrijf van Webasto. [EISER] heeft op 22 april 2003 een kopie van de harde schijf van zijn laptop laten maken. Op die cd staan offertes, correspondentie en bedrijfsgegevens van Webasto. [EISER] dient zich aan zijn geheimhoudingsplicht te houden en alle bedrijfsgegevens die nog in zijn bezit zijn, direct aan Webasto te retourneren.
Het verweer
[EISER] heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
In conventie en in reconventie
De beoordeling van het geschil
De vorderingen zijn beide gebaseerd op hetzelfde feitencomplex en hangen zozeer met elkaar samen, dat zij zich lenen voor een gezamenlijke behandeling.
Webasto betwist dat de overname van Vermeulen Hollandia door Webasto niet als overgang van onderneming dient te worden aangemerkt. Zij stelt daartoe, dat bij de overname de activiteiten van Vermeulen Hollandia naar Webasto zijn overgegaan, zodat er wel degelijk sprake is van een overgang van onderneming in arbeidsrechtelijke zin. Dat de naamswijziging pas later is doorgevoerd doet daaraan volgens Webasto niet af.
De vraag of er sprake is van een overgang van onderneming, zoals Webasto stelt en [EISER] betwist, kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven.
Afgezien van de kwestie dat de aandelen in Vermeulen Hollandia reeds door Webasto waren overgenomen, op het moment dat [EISER] bij haar in dienst trad, zodat de vraag of er in 1998 sprake was van een overgang van onderneming voor de beoordeling van het onderhavige geschil niet relevant is, staat in ieder geval vast, dat vanaf het moment dat Webasto Hollandia werd ingebracht in het overkoepelend concern Webasto Product International NL B.V, - of deze inbreng nu wel of niet als overgang van onderneming heeft te gelden - het tussen Vermeulen Hollandia respectievelijk Webasto Hollandia en [EISER] geldende concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken, omdat het concurrentiebeding daardoor een wezenlijk ruimer bereik, te weten de internationale markt, heeft gekregen dan de nationale markt waarvan bij het aangaan van het beding sprake was.
Op grond van het voorgaande is het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter vooralsnog aannemelijk te achten, dat [EISER] met zijn stelling, dat het tussen hem en Vermeulen Hollandia overeengekomen concurrentiebeding zijn rechtskracht heeft verloren, in een bodemprocedure het gelijk aan zijn zijde zal vinden.
Dit leidt ertoe dat de vordering in conventie tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden toegewezen en de vordering sub 1 in reconventie zal worden geweigerd.
[EISER] heeft betwist het tussen hem en Webasto geldende geheimhoudingsbeding te hebben geschonden of te zullen schenden. Hij heeft aangevoerd, dat hij in alle openheid heeft gevraagd om een kopie van de relevante bedrijfsgegevens, omdat hij zijn werk voor Webasto in de avonduren thuis wilde afronden. Bovendien heeft hij volgens zijn zeggen de CD-ROM achtergelaten op het kantoor van Webasto en heeft hij geen andere bedrijfsgegevens van Webasto in zijn bezit.
Webasto heeft als reactie op het verweer van [EISER] haar stellingen ter zake niet nader onderbouwd, zodat het verweer van [EISER] doel treft en de vorderingen sub 2 en 3 zullen worden geweigerd.
De proceskosten komen voor rekening van Webasto omdat deze in het ongelijk is gesteld.
Beslissing
De kantonrechter, bij wijze van voorlopige voorziening:
In conventie
- schorst het tussen [EISER] en Vermeulen Hollandia overeengekomen concurrentiebeding met ingang van 1 juni 2003, totdat in de door [EISER] aanhangig te maken bodemprocedure onherroepelijk uitspraak is gedaan op zijn vordering primair voor recht te verklaren dat de door hem per 1 juni 2003 voor Inalfa te verrichten en/of uitgevoerde werkzaamheden niet onder de werking van dat concurrentiebeding vallen, subsidiair op zijn vordering ex artikel 7:653 lid 2 BW;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.
In reconventie
- weigert de gevorderde voorlopige voorziening;
In conventie en in reconventie
- veroordeelt Webasto tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [EISER] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd, en bepaalt dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in art. 9, 1e lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968 omdat [EISER] de hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en dit nadrukkelijk verklaart, en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd:
exploot € 68,20
vastrecht € 87,00
salaris gemachtigde € 360,00;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.