
Jurisprudentie
AH8633
Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200203313/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200203313/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 juli 2001 heeft verweerder het verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen jegens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Star Potato B.V.” (hierna: Star Potato) gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 6 mei 2002, verzonden op 8 mei 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Uitspraak
200203313/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Echt,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2001 heeft verweerder het verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen jegens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Star Potato B.V.” (hierna: Star Potato) gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 6 mei 2002, verzonden op 8 mei 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 14 juni 2002, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2002, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 juli 2002.
Bij brief van 13 augustus 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2003, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. C. Scheepers, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Star Potato, vertegenwoordigd door J.A.S. Roebroek, gemachtigde, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat het op 1 oktober 2000 in werking getreden Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer op de door Star Potato gedreven inrichting van toepassing is, ten gevolge waarvan de vergunningplicht voor deze inrichting is vervallen.
2.2. Appellanten betogen dat het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) niet op de inrichting van toepassing is. Subsidiair menen appellanten dat, ook indien het besluit van toepassing is, verweerder niet had mogen afzien van de toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen, dan wel de toepassing daarvan niet had mogen beperken tot het begassen van de aardappelen en het openhouden van de poorten. Naar de mening van appellanten treedt er behalve hinder ten gevolge van het begassen ook geluidhinder, geurhinder, stofhinder en overlast ten gevolge van ongedierte en afvalwater op.
2.3. De Afdeling stelt onder verwijzing naar haar uitspraak van heden, no. 200203311/1, vast dat het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer op de onderhavige inrichting van toepassing is en dat voorschrift 7 van de bij besluit van 17 januari 1995 aan Star Potato verleende vergunning, welk voorschrift betrekking heeft op de begassing van de aardappelen, niet geldt als nadere eis. Verweerder heeft derhalve terecht gesteld ten aanzien van dit laatste voorschrift na de inwerkingtreding van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer niet langer tot toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen bevoegd te zijn.
Met betrekking tot de aspecten geluid, lucht en gedrag zijn diverse voorschriften als nadere eis blijven gelden. Ingevolge het als nadere eis geldende voorschrift 26 waren ten tijde van het bestreden besluit voor de inrichting equivalente geluidgrenswaarden van kracht van 45, 40 en 35 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Bij een controle van 7 juni 2000 heeft verweerder onder meer geconstateerd dat in de inrichting mogelijk geluidhinder optrad ten gevolge van vervoersbewegingen op het terrein van de inrichting. Voorts heeft verweerder Star Potato bij brief van 3 juli 2001 doen weten diverse malen, onder andere op 28 mei 2001, stank- en geluidoverlast te hebben geconstateerd ten gevolge van het openstaan van de loodspoorten. Star Potato heeft verweerder op 8 mei 2001 een aanvraag om een revisievergunning doen toekomen, welke aanvraag, nu het Besluit op de inrichting van toepassing is, is aangemerkt als een melding op grond van artikel 6, tweede lid, van het besluit. In deze aanvraag heeft Star Potato onder meer te kennen gegeven dat de inrichting per dag door 20 vrachtwagens wordt bezocht. Verweerder heeft Haskoning Nederland BV Milieu opdracht gegeven tot het opstellen van een advies ten aanzien van onder meer het aspect geluid. Blijkens dit advies, gedateerd 20 december 2001, levert genoemd aantal vervoersbewegingen een geluidbelasting op van 49 dB(A).
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de ingevolge de nadere eis geldende equivalente geluidgrenswaarden werden overtreden ten tijde van het nemen van het besluit dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Verweerder was derhalve in zoverre bevoegd tot de toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen. Nu verweerder in het bestreden besluit het bezwaar tegen het besluit van 3 juli 2001 ongegrond heeft verklaard, omdat hij zijns inziens niet bevoegd was, is het bestreden besluit reeds in zoverre in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat vereist dat een besluit berust op een draagkrachtige motivering.
Ten aanzien van de overige door appellanten gestelde vormen van hinder is niet gebleken van zodanige overtredingen dat verweerder niet in redelijkheid van de toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen heeft kunnen afzien.
2.4. Het beroep zal gedeeltelijk gegrond worden verklaard en het besluit zal in zoverre worden vernietigd.
2.5. Verweerder zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt van 6 mei 2002 voorzover dit de ongegrondverklaring van het bezwaar ten aanzien van geluidhinder betreft;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Echt in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Echt te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat de gemeente Echt aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 109,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.J. Overdijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Overdijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2003
320.