Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH8667

Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-06-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200300915/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 september 2002 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 augustus 2002, het bestemmingsplan "De Kanten" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 december 2002, no. 862654, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.


Uitspraak

200300915/1. Datum uitspraak: 25 juni 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. [appellant], wonend te [woonplaats], 2. de gemeenteraad van Reusel-De Mierden, appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 2 september 2002 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 augustus 2002, het bestemmingsplan "De Kanten" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 december 2002, no. 862654, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 13 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2003, en appellant sub 2 bij brief van 13 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2003, beroep ingesteld. Appellant sub 1 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 7 maart 2003. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2003, waar appellant sub 1 in persoon, appellant sub 2, vertegenwoordigd door C.A.H. Stolwijk, ambtenaar van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. P.J.M. Aertsen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. 2.2. Met het plan is beoogd de bouw van 19 tot 23 woningen mogelijk te maken aan de westzijde van de bebouwde kom van Hulsel. Op de gronden ten oosten van de Kanten zijn 7 woningen voorzien. De overige woningen zijn voorzien op gronden ten westen van de Kanten en de Reuselsedijk. 2.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het gehele plan. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de voorgestelde bebouwing aan de westzijde van de Kanten en de Reuselsedijk een uitbreiding van bestaand stedelijk gebied betreft waarvoor op grond van het streekplan Noord-Brabant 2002 (hierna: het streekplan) een zogeheten structuurvisiePlus vereist is. Hij constateert dat bij dit plan een structuurvisiePlus ontbreekt en dat geen inventarisatie van de mogelijkheden van inbreiding, herstructurering en intensivering is opgenomen. Gelet hierop komt volgens verweerder de bestemming “Wonen” voor de gronden ten westen van De Kanten en de Reuselsedijk niet voor goedkeuring in aanmerking. Omdat daardoor de bestemming van het op het perceel De Kanten 1 gevestigde agrarische bedrijf gehandhaafd blijft en de voorgestelde bebouwing aan de oostzijde van de Kanten in de hindercirkel van dit bedrijf zou komen te liggen, onthoudt verweerder tevens goedkeuring aan dit deel van het plan. 2.4. Appellanten kunnen zich niet met het besluit van verweerder verenigen. Zij voeren aan dat verweerder de gronden ten westen van De Kanten en de Reuselsedijk ten onrechte als een uitbreidingslocatie heeft aangemerkt. Volgens hen liggen deze gronden in de stedenbouwkundige kom van Hulsel en gaat het hier om een inbreidingslocatie, zodat het streekplanbeleid ten aanzien van uitbreidingslocaties en de daaraan verbonden eisen niet van toepassing zijn. Appellant sub 2 stelt in aanvulling hierop dat uit een ten behoeve van een in voorbereiding zijnde structuurvisiePlus een inventarisatie is gemaakt van locaties in Hulsel die mogelijk voor inbreiding, herstructurering en intensivering in aanmerking komen. Uit die inventarisatie blijkt dat er binnen Hulsel enkele kleinere open plekken zijn die mogelijk kunnen worden benut voor woningbouw, maar dat ook deze aan de rand van de kom liggen. Appellanten stellen voorts nog dat de beëindiging van de op de gronden ten westen van de Kanten en de Reuselsedijk gevestigde agrarische bedrijven leidt tot een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieutechnische situatie in Hulsel. 2.5. Volgens het in het streekplan opgenomen overgangsbeleid wordt - totdat verweerder de uitwerkingsplannen voor de stedelijke en de landelijke regio’s heeft vastgesteld - als beleid voor de verdeling van de woonlocaties gehanteerd het groeiklassebeleid van het Streekplan Noord-Brabant (1992), dat nader is uitgewerkt in de zogenoemde beleidsbrief van verweerder van 24 oktober 2000. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat nog geen uitwerkingsplannen zijn vastgesteld. Het groeiklassebeleid is gericht op versterking van de stedelijke structuur en het open houden van het landelijk gebied. In de beleidsbrief heeft verweerder vermeld dat hij er nadrukkelijk op zal toezien dat, met name in gemeenten in het landelijk gebied, in bestemmingsplannen voor uitbreidingslocaties voor woningbouw, maximaal tot 2005 bestemmingen met een directe bouwtitel worden opgenomen. In het overgangsbeleid bij het streekplan is daaraan toegevoegd dat deze bestemmingen gebaseerd moeten zijn op een zogeheten structuurvisiePlus. Daaronder verstaat het streekplan een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie die door een gemeente of enkele samenwerkende gemeenten wordt opgesteld als kader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. In het overgangsbeleid is verder vermeld dat de toepassing van het groeiklassebeleid voor de woningbouw in alle gevallen gepaard zal gaan met het streven naar zuinig ruimtegebruik door middel van inbreiding, herstructurering en intensivering. De Afdeling ziet geen aanleiding dit beleid onredelijk te achten. 2.5.1. De Afdeling stelt vast dat met het plan is beoogd een oplossing te vinden voor de milieuproblematiek die samenhangt met de aanwezigheid van agrarische bedrijfsbebouwing in de directe nabijheid van woonbebouwing. Tussen partijen is niet in geschil dat de met het plan beoogde sanering van de agrarische bedrijven een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en van het leefmilieu in Hulsel kan betekenen. Uit een ter zitting door verweerder overgelegde luchtfoto blijkt dat het gebied ten westen van de Kanten en de Reuselsedijk, waar de agrarische bedrijven zijn gevestigd, sterk is versteend. De agrarische bedrijfsbebouwing bevindt zich op beperkte afstand van de woonbebouwing. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt waarom in dit geval uitbreiding zou dreigen van bestaand stedelijk gebied ten koste van open landelijk gebied als bedoeld in het groeiklassebeleid. Verweerder heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval het stellen van de voorwaarde van een structuurvisiePlus gerechtvaardigd is. Verweerder heeft evenmin duidelijk gemaakt waarom het ontbreken van een inventarisatie van de mogelijkheden van inbreiding, herstructurering en intensivering, aanleiding geeft goedkeuring aan het plan te onthouden. Het streekplan stelt de beschikbaarheid van een dergelijke inventarisatie niet als voorwaarde voor goedkeuring van een plan als dit. Bovendien heeft verweerder miskent dat als gevolg van het bestreden besluit de huidige ruimtelijk en milieuhygiënisch zeer ongewenste toestand ter plaatse zal voortduren. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen zijn gegrond zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd. 2.6. Ten aanzien van appellant sub 1 dient verweerder op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van appellant sub 2 is niet gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de beroepen gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 17 december 2002, nummer 862654; III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door appellant sub 1 in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 362,07, waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan appellant sub 1; IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (voor appellant sub 1: € 109,00, voor appellant sub 2: € 218,00), vergoedt. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman w.g. Voskamp Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2003 370.