Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH8790

Datum uitspraak2003-06-25
Datum gepubliceerd2003-06-30
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersRolnummer 0100170
Statusgepubliceerd


Indicatie

..... acht het hof voldoende aannemelijk dat bij het onderhavige evenement sprake is geweest van een windhoos, althans van een windkracht, sterker dan windkracht 10, als gevolg waarvan de feesttent is ingewaaid. Nu tevens moet worden aangenomen dat een tent als de onderhavige tegen een dergelijk windkracht niet bestand is, zelfs als die tent goed is geschraagd en verankerd, moet de conclusie luiden dat B. Vip M in het leveren van het haar opgedragen bewijs is geslaagd.


Uitspraak

Arrest d.d. 25 juni 2003 Rolnummer 0100170 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: B. VIP M. Nederland B.V., gevestigd te Enschede, appellante in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: B. VIP M., procureur: mr G. Machiels, tegen 1. De Kast B.V., gevestigd te Veenwouden, verder ook alleen aan te duiden als: De Kast, 2. Hannover International Insurance N.V., gevestigd te Rotterdam, 3. Nederlandse Assuradeuren Groep B.V., gevestigd te Amsterdam, geïntimeerden in het principaal appel en appellanten in het incidenteel appel, in eerste aanleg: eisers, hierna gezamenlijk te noemen: De Kast c.s., procureur: mr G. Rol. De inhoud van het tussenarrest d.d. 18 september 2002 wordt hier overgenomen. Het verdere procesverloop. Bij voormeld tussenarrest werd aan B.Vip M een bewijsopdracht verstrekt. B.Vip M heeft in dat kader drie getuigen doen horen, wier verklaringen bij proces-verbaal zijn vastgelegd. De Kast c.s. hebben afgezien van contra-enquete. Nadat beide partijen nog een conclusie na enquete hadden genomen hebben zij de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest. De verdere beoordeling. In het principaal appel 1. Bij voormeld tussenarrest werd B. Vip M toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de onderhavige schade ook zou zijn ontstaan indien de betreffende feesttent deugdelijk in de grond verankerd en geschoord zou zijn geweest. 2. Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft B. Vip M als getuigen doen horen de heren [getuige 1] van de vennootschap onder firma [firma] (die van de Oranjevereniging opdracht had gekregen tot het bouwen van de feesttent), [getuige 2] (die door [getuige 1] was ingeschakeld om een gedeelte van de tent te plaatsen; [getuige 1] heeft zelf het andere gedeelte van de tent door zijn personeel laten plaatsen) en [getuige 3], van beroep meteoroloog. 3. Getuige [getuige 1] verklaarde voor zover hier van belang, dat het door hem geplaatste gedeelte van de tent 30 meter lang en 20 meter breed was; dat dit gedeelte is blijven staan en dat (alleen) het door [getuige 2] geplaatste gedeelte is ingewaaid; dat hij pas voor het eerst ter plaatse is gekomen "toen de zaak plat lag". Op de vraag of het door hem geplaatste gedeelte van de tent beter was verankerd dan dat van [getuige 2] antwoordde de getuige ontkennend. Volgens hem was zijn tentgedeelte waarschijnlijk alleen daarom niet ingewaaid, omdat zich op de vloer daarvan een hoeveelheid gevulde biervaten bevond, die aan die vloer extra stabiliteit hebben gegeven. 4. Getuige [getuige 2] verklaarde, voor zover hier van belang, dat het door hem opgezette, voorste, gedeelte van de tent een lengte van 75 meter en een breedte van 20 meter had, waarbij de voorkant (van 20 meter) loodrecht op de windrichting stond; dat de bevestiging van de spantvoeten met pennen, zoals door hem gedaan, voldoende was voor de stabiliteit van de tent tot windkracht 10; dat in het onderhavige geval de windkracht/windhoos sterker is geweest dan windkracht 10 en dat daartegen geen tent bestand is. 5. Getuige [getuige 3] verklaarde ondermeer: "Ik heb voor ik hier naar toe ging kennis genomen van een officieel meteorapport vanuit Leeuwarden, waaruit het volgende blijkt. Op 13 september 1997 trok tussen 19.00 uur en 20.00 uur een lijn met onweersbuien over Noord-Nederland, met name ook over de regio Tjeukemeer, waar zoals u mij zegt, de feesttent stond die is ingewaaid. Het ging in dit geval niet om zomerse onweersbuien, maar om buien waarbij een windkracht voorkomt van gemiddeld ongeveer 75 km per uur, dat wil zeggen 20 `a 21 meter per seconde. Denkbaar is dat in het kader van zulke buien ook windstoten plaatsvinden en zelfs een windhoos behoort tot de mogelijkheden....... Ik kan u wel zeggen dat als er ter plaatse sprake is geweest van een windhoos, niet kan worden verwacht dat een daardoor getroffen tent overeind blijft, zelfs niet als die zeer goed is geschraagd en aan de grond verankerd." 6. Beoordeling van het bijgebrachte bewijs. 6.1. Het hof overweegt allereerst, dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] met de nodige terughoudendheid moeten worden gehanteerd; zij zijn als de tentenbouwers immers tot op zekere hoogte belanghebbenden bij de beoordeling van het geschil. Dat laatste geldt niet voor (de verklaring van) getuige [getuige 3]. Waar de getuigen het over eens zijn en wat ook na enquete door De Kast c.s. niet bestreden wordt is dat een tent als de onderhavige niet overeind blijft als die door een windhoos wordt getroffen, zelfs als die tent goed geschraagd en verankerd is. Voorts verdient opmerking dat De Kast c.s. in haar conclusie na enquête niet expliciet hebben gereageerd op de stelling van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] dat geen tent tegen een windhoos bestand is. Uit het navolgende zal blijken dat voldoende aannemelijk is geworden dat in dit geval wel degelijk sprake is geweest van een windhoos, althans van een sterkere wind dan windkracht 10. 6.2. Het rapport van GAB Robins Takkenberg BV d.d. 27 maart 1998 (productie 2 bij conclusie van antwoord), uitgebracht in opdracht van Delta Lloyd Schadeverzekering NV houdt in als conclusie: "op 13 september 1997 stort de tent van verzekerde [getuige 2] in, na getroffen te zijn door een windhoos".... 6.3. Het rapport van Burggraaff Experts & Taxateurs BV d.d. 29 september 1997 (productie 3 bij conclusie van antwoord), uitgebracht in opdracht van Avero Schadeverzekering NV, vermeldt ondermeer: Onder de kop Schadegebeurtenis: "Op zaterdagavond 13 september 1997 rond 20.00 uur werd ongeveer 70 meter van de feesttent tijdens een korte maar zeer hevige valwind weggeblazen" 6.4. Een gedeelte uit de rapportage van de expert van Hoogehuys (productie 4 bij conclusie van antwoord) houdt onder het hoofd "bevindingen" ondermeer in: "Gebleken is dat op 13 september 1997 tijdens extreme weersomstandigheden een gedeelte van de ter plaatse opgestelde tent min of meer in de lucht is gevlogen. Kort voor 20.00 uur 's avonds deed één en ander zich voor tijdens, wat getuigen omschreven als, een windhoos..... Wel is door de politiediensten geconstateerd dat op de bewuste avond sprake is geweest van buitengewoon extreme weersomstandigheden die wellicht als een plaatselijke windhoos kunnen worden omschreven.... Daar het een tentconstructie betreft van 100 meter lengte achten de betrokken politiediensten het (voor) mogelijk dat ook het traject dat afgelegd is door de betrokken windhoos van invloed is geweest op welk tentgedeelte het zwaarst te lijden heeft gehad onder deze omstandigheden." 6.5. Een als bijlage van laatstgenoemd rapport gevoegde brief van het KNMI te De Bilt d.d. 1 oktober 1997 vermeldt onder meer: "Rond 19.45 uur (opmerking hof: op 13 september 1997) naderde te Delfstrahuizen vanuit het westen een bui die gepaard ging met zeer donkere lucht. Daarna begon de wind sterk toe te nemen tot extreme waarden. Een precieze schatting van de opgetreden windsnelheden valt niet te geven. Op het dichtstbijgelegen KNMI-station Stavoren werd tussen 19.00 en 20.00 uur een gemiddelde uurlijkse windsnelheid bereikt c.a. 11 m/s. De windsnelheid tijdens de sterkste stoten was daar c.a. 21 m/s. Afgaande op diverse verklaringen van autoriteiten en getuigen en het overzicht dat KNMI meteorologen op grond hiervan hebben samengesteld, komt het KNMI tot de conclusie dat de in Delfstrahuizen opgetreden windsnelheden aanmerkelijk hoger zullen hebben gelegen. Er was sprake van een extreme en dus zeldzame situatie". 6.6. Op grond van het door de gehoorde getuigen verklaarde, in onderling verband en samenhang beschouwd met hetgeen is overwogen in r.o. 6.1 t/m 6.5, acht het hof voldoende aannemelijk dat bij het onderhavige evenement sprake is geweest van een windhoos, althans van een windkracht, sterker dan windkracht 10, als gevolg waarvan de feesttent is ingewaaid. Nu tevens moet worden aangenomen dat een tent als de onderhavige tegen een dergelijk windkracht niet bestand is, zelfs als die tent goed is geschraagd en verankerd, moet de conclusie luiden dat B. Vip M in het leveren van het haar opgedragen bewijs is geslaagd. 7. Grief III in principaal appel slaagt derhalve en daarmee ook grief IV, die een sequeel is van grief III en daarom geen afzonderlijke behandeling behoeft. Dit betekent dat de vorderingen van De Kast c.s. alsnog dienen te worden afgewezen. In het incidenteel appel. 8. Bij voormeld tussenarrest had het hof reeds geoordeeld dat de grieven II en III in het incidenteel appel falen. Naar aanleiding van grief I overwoog het hof dat, voor het geval de vorderingen van De Kast c.s. voor toewijzing in aanmerking zouden komen, de buitengerechtelijke incassokosten werden begroot op € 1.543,85. Nu deze voorwaarde niet wordt vervuld vinden De Kast c.s. ook geen baat bij deze grief. De slotsom Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, behoudens voor zover daarbij de overeenkomst die op 2 augustus 1996 tussen De Kast en B. Vip M is gesloten, is ontbonden. De Kast c.s. zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De beslissing het gerechtshof: in het principaal en incidenteel appel: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden waarvan beroep, voor zover daarbij de overeenkomst die op 2 augustus 1996 tussen De Kast en B. Vip M is gesloten, werd ontbonden; vernietigt dat vonnis voor het overige en in zoverre opnieuw rechtdoende: wijst de vorderingen af; veroordeelt De Kast c.s. in de kosten van beide instanties en begroot die aan de zijde van B. Vip M tot aan deze uitspraak in eerste aanleg op € 1.057,31 aan verschotten en € 1.542,-- aan salaris voor de procureur; in hoger beroep op € 2.707,14 aan verschotten en op € 4.921,-- aan salaris voor de procureur. Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Zuidema en Meijeringh, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites als griffier ter openbare zitting van dit hof van woensdag 25 juni 2003.