Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AH8863

Datum uitspraak2003-06-20
Datum gepubliceerd2003-06-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers301/2003 OK
Statusgepubliceerd
SectorOndernemingskamer


Indicatie

Wat het eerste bezwaar van de ondernemingsraad betreft geldt in de eerste plaats dat de omstandigheid dat door het bestreden besluit niet een kostenbesparing van 40% wordt gerealiseerd niet met zich brengt dat het besluit als kennelijk onredelijk zou kunnen worden aangemerkt. NS Reizigers heeft terecht doen betogen dat een besparing van 40% geen voorwaarde voor besluitvorming is geweest maar een eis die is gesteld aan de door de diverse onderdelen van NS Groep te formuleren ideeën. Dienaangaande geldt voorts dat, ook al zou die aan te formuleren ideeën gestelde eis niet of weinig specifiek zijn gemotiveerd, zulks nog niet zonder meer tot het oordeel leidt dat het bestreden besluit in zijn diverse onderdelen niet dan wel onvoldoende zou zijn gemotiveerd. Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat uitvoeriger motivering dienaangaande mogelijk zou zijn geweest, heeft de ondernemingsraad, mede gezien de hem bekende financiële problemen waarin - ook - NS Reizigers verkeert, onvoldoende - specifiek - aangevoerd dat en waarom het bestreden besluit uit een oogpunt van (bedrijfs)economische noodzaak tot kostenbesparingen de toets der kritiek niet zou kunnen doorstaan. (..) Gegeven de noodzaak van bezuinigingen en de - hiervoor als niet onredelijk gekenschetste - wijze waarop gepoogd wordt deze te realiseren, valt zonder nadere toelichting, die de ondernemingsraad niet heeft gegeven, niet in te zien dat het NS Reizigers niet zou vrijstaan in ieder geval tot een - eerste - kostenreductie te komen op de wijze die haar thans voor ogen staat.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM ONDERNEMINGSKAMER BESCHIKKING van 20 juni 2003 in de zaak met rekestnummer 301/2003 OK van DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID NS REIZIGERS B.V., vertegenwoordigd door zijn voorzitter G.L. Wold, gevestigd te Utrecht, VERZOEKER, advocaat en procureur: MR A.B. VAN ELS, t e g e n De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS REIZIGERS B.V., gevestigd te Utrecht, VERWEERSTER, advocaat: MR R.A.A. DUK, procureur: MR B.J.H. CRANS. 1. Het verloop van het geding 1.1 Verzoeker, hierna ook de ondernemingsraad te noemen, heeft bij op 19 maart 2003 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, 1) te verklaren dat verweerster, hierna ook NS Reizigers te noemen, bij afweging van de betrokken belangen niet althans niet zonder nadere maatregelen te treffen in verband met de sociale gevolgen van het besluit in redelijkheid tot het complex van bestreden besluiten van 20 februari 2003 (hierna ook aan te duiden met het besluit) heeft kunnen komen; 2) NS Reizigers de verplichting op te leggen het besluit in te trekken; 3) NS Reizigers te verbieden om - verdere - handelingen te verrichten ter uitvoering van het bestreden besluit; 4) alsmede de onder 2) en 3) genoemde voorzieningen tevens als voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding te treffen. 1.2 Bij op 27 maart 2003 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties heeft NS Reizigers de Ondernemingskamer verzocht om het verzoek van de ondernemingsraad af te wijzen. 1.3 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 3 april 2003. De advocaten hebben de standpunten van partijen nader toegelicht aan de hand van aan de Ondernemingskamer overgelegde pleitnotities en wat mr Van Els betreft tevens onder overlegging van - op voorhand aan de Ondernemingskamer gezonden - nadere producties. Mr Van Els heeft bij die gelegenheid voorts het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingetrokken. 1.4 De inhoud van voormelde stukken van het geding geldt als hier herhaald en ingelast. 2. De vaststaande feiten 2.1 NS Reizigers is één van de dochtervennootschappen van NS Groep N.V. Zij houdt zich bezig met het vervoeren van reizigers. Bij haar zijn ongeveer 10.000 personen werkzaam. 2.2 Binnen NS Groep N.V. en haar dochtervennootschappen (hierna gezamenlijk ook NS Groep te noemen) is in de zomer van 2002 een aanvang gemaakt met het AIDA-plan. AIDA staat voor "Aanpakken van Indirecte Diensten en Activiteiten". De doelstellingen van AIDA zijn "een kostenreductie van enkele tientallen miljoenen Euro's" en "het realiseren van een flexibel en efficiënt NS door middel van de benodigde aanpassingen in de organisatie en processen". Gekozen is voor een nieuw model van voorbereiding van dieper in de organisatie verankerde besluitvorming, waartoe een projectgroep is opgericht waarin vertegenwoordigd zijn de directeuren van de verschillende dochtervennootschappen en een adviseur. 2.3 De uitvoering van het plan verloopt in drie fasen. In de eerste fase zal een beperkt aantal onderdelen (units) van NS Groep worden geanalyseerd. In de tweede en derde fase zal het aantal units worden uitgebreid. Iedere fase bestaat uit vier onderdelen: (i) het verzamelen en controleren van gegevens, (ii) het genereren van ideeën (iii) het toetsen van de haalbaarheid en de risico's en (iv) het presenteren van de besluiten aan de projectgroep AIDA. Op deze wijze tracht NS Groep zoveel mogelijk de creativiteit te stimuleren bij het zoeken naar (mogelijke) oplossingen voor de noodzakelijk geachte kostenreductie. 2.4 De ideeën die iedere unit moet presenteren aan de projectgroep AIDA dienen te leiden tot een kostenreductie van in elk geval 40% binnen die unit. De ideeën worden beoordeeld en - eventueel - goedgekeurd door de projectgroep AIDA. De goedgekeurde ideeën dienen vervolgens aan de verschillende directies binnen NS Groep ter uitvoering te worden opgedragen. 2.5 Voorzover er als gevolg van de uitvoering van ideeën sprake zal zijn van personele gevolgen, zal het tot NS Groep behorende Mobiliteitscentrum conform het in 2002 aangenomen Sociaal Plan voor bemiddeling zorgdragen. 2.6 Het plan AIDA is voorgelegd aan de centrale ondernemingsraad (hierna ook COR te noemen). De COR heeft tegen de te volgen aanpak procedure geen bezwaren aangevoerd. 2.7 De door de projectgroep AIDA goedgekeurde ideeën zijn door de directies van de verschillende dochtervennootschappen van NS Groep N.V. overgenomen als voorgenomen besluiten. De advisering op grond van artikel 25 Wet op de ondernemingsraden ten aanzien van deze voorgenomen besluiten is toebedeeld aan de onderscheiden ondernemingsraden van de dochtervennootschappen. 2.8 Door de directie van NS Reizigers is in het kader van de eerste fase van AIDA bij brief van 7 november 2002 over het voorgenomen besluit aan de ondernemingsraad advies gevraagd. Het voorgenomen besluit bestaat uit een veelheid van deelbesluiten. De deelbesluiten hebben betrekking op de onderdelen AIDA Adviesaanvraag Overhead Netwerken (het opheffen van materieelkeuringen, het onderbrengen van huisvesting bij NS Stations Concernhuisvesting, het aanstellen van een netwerkportefeuillehouder, het niet meer maken van punctualiteitanalyses op netwerkniveau, het niet meer maken van railpocketomroepberichten en het alleen nog verspreiden van gerichte informatie), AIDA Adviesaanvraag Overhead Productiegebieden (het toepassen van best practice op de inrichting van de overhead productiegebieden en het beëindigen van assistentieverlening op perrons en stations), AIDA Adviesaanvraag Productie Services Centraal (het inleveren van een vacature bij het secretariaat, het verplaatsen van de backoffice bedrijfskleding, het integreren van functionele informatieteksten bij interne communicatie, het beperken van het aanmaken van nieuwe modellen en het decentraal aanmaken van gebruikersinstructies), AIDA Adviesaanvraag Unit Communicatie NSR (het centraliseren van Full Time Equivalents en het herverdelen van capaciteit, het opheffen van redactiewerkzaamheden en het centraliseren van communicatietaken) en AIDA Adviesaanvraag P&O (het verzilveren van vacatures, het instellen en handhaven van normering, het veranderen van P&O-sturing in de netwerken, het instellen en handhaven van de normering Functiewaardering en het professionaliseren en optimaliseren van de administratie). 2.9 Bij brief van 18 december 2002 heeft de ondernemingsraad aan de directie van NS Reizigers een aantal vragen gesteld met betrekking tot de voorgenomen besluiten. Bij brief van 20 december 2002 heeft de directie van NS Reizigers deze vragen beantwoord. Op 10 februari heeft de ondernemingsraad een negatief advies uitgebracht met betrekking tot alle voorgenomen besluiten. 2.10 Op 20 februari 2003 heeft de directie van NS Reizigers een aantal onderdelen van het voorgenomen besluit omgezet in definitieve besluiten. 3. De gronden van de beslissing 3.1 Aan zijn verzoek heeft de ondernemingsraad samengevat ten grondslag gelegd dat het bestreden besluit niet, althans niet voldoende is voorzien van cijfermatige motivering en van een uiteenzetting omtrent de (bedrijfs)economische noodzaak van de nagestreefde bezuinigingen, dat vragen van de ondernemingsraad omtrent de gevolgen van het besluit voor de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende zijn beantwoord en dat de maatregelen die zijn genomen in verband met de gevolgen van plan AIDA voor de in de onderneming werkzame personen onvoldoende zijn. 3.2 Voorzover de bezwaren de gevolgde werkwijze waardoor tot besluitvorming kan worden gekomen in het algemeen betreffen, moeten zij buiten beschouwing blijven. Deze is immers een aangelegenheid waaromtrent de COR - die tegen de werkwijze geen bezwaren heeft geuit - het bevoegde adviesorgaan is, nu het gaat om alle onderdelen van NS Groep. 3.3 Bij de beoordeling van de bezwaren van de ondernemingsraad moet het volgende worden vooropgesteld. Ook al is de precieze omvang daarvan - nog - niet te bepalen en ook al hangt deze - mede - af van toekomstige ontwikkelingen, de noodzaak om te komen tot bezuinigingen voor NS Groep in haar geheel alsook voor NS Reizigers in het bijzonder is onomstreden. Gekozen is verder voor bezuinigingen op - uitsluitend - de indirecte kosten. Om tot besluitvorming dienaangaande te komen dienen vanuit de verschillende onderdelen van NS Groep voorstellen in de vorm van ideeën te worden aangedragen en wel zodanig dat indien die ideeën alle zouden worden uitgevoerd tot een kostenbesparing van tenminste 40% zou worden gekomen. Of de voorgestelde ideeën alle zullen leiden tot - voorgenomen - besluiten wordt in de eerste plaats bepaald door de projectgroep AIDA en in de tweede plaats door de directies van de diverse (dochter)vennootschappen van NS Groep, waarbij onder meer maatgevend is of de gewenste kwaliteit van de dienstverlening uitvoering van enig idee toelaat. 3.4 De Ondernemingskamer stelt voorts voorop dat tegen de hiervoor beschreven methode om tot bezuinigingen te geraken in redelijkheid geen bezwaren kunnen bestaan. Dat brengt - als derhalve te aanvaarden gevolg - met zich dat niet enig besluit als resultante van die methode niet uitsluitend op grond van de methode als kennelijk onredelijk kan worden aangemerkt. 3.5 Wat het eerste bezwaar van de ondernemingsraad betreft geldt in de eerste plaats dat de omstandigheid dat door het bestreden besluit niet een kostenbesparing van 40% wordt gerealiseerd niet met zich brengt dat het besluit als kennelijk onredelijk zou kunnen worden aangemerkt. NS Reizigers heeft terecht doen betogen dat een besparing van 40% geen voorwaarde voor besluitvorming is geweest maar een eis die is gesteld aan de door de diverse onderdelen van NS Groep te formuleren ideeën. Dienaangaande geldt voorts dat, ook al zou die aan te formuleren ideeën gestelde eis niet of weinig specifiek zijn gemotiveerd, zulks nog niet zonder meer tot het oordeel leidt dat het bestreden besluit in zijn diverse onderdelen niet dan wel onvoldoende zou zijn gemotiveerd. 3.6 Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat uitvoeriger motivering dienaangaande mogelijk zou zijn geweest, heeft de ondernemingsraad, mede gezien de hem bekende financiële problemen waarin - ook - NS Reizigers verkeert, onvoldoende - specifiek - aangevoerd dat en waarom het bestreden besluit uit een oogpunt van (bedrijfs)economische noodzaak tot kostenbesparingen de toets der kritiek niet zou kunnen doorstaan. Gegeven die noodzaak en gezien de omstandigheid dat de ondernemingsraad niet heeft aangegeven dat het besluit de kwaliteit van de dienstverlening - onaanvaardbaar of onevenredig - aantast, valt ook niet in te zien welke - verdere - cijfermatige motivering NS Reizigers nader aan haar besluit ten grondslag had moeten leggen. In dit verband kan er niet aan worden voorbijgegaan dat de ondernemingsraad in dit geding niet dan wel uiterst summier heeft gesteld dat, waarom en welke van de onderscheiden - specifieke - besluiten die onderdeel vormen van het complex van besluiten als kennelijk onredelijk hebben te gelden. 3.7 Het eerste bezwaar van de ondernemingsraad tegen het bestreden besluit kan toewijzing van zijn verzoek dan ook niet dragen. 3.8 Wat het tweede bezwaar betreft heeft de ondernemingsraad nader uiteengezet dat hem onvoldoende duidelijk is geworden of de in het kader van het plan AIDA te realiseren kostenbesparingen voldoende zullen zijn om tot een definitieve oplossing van de financiële problemen waarin NS Reizigers verkeert te komen. Met NS Reizigers, die heeft doen zeggen dat inderdaad niet is uit te sluiten dat verdere bezuinigingen noodzakelijk zijn en dat zulks eerst kan worden vastgesteld nadat de met het plan AIDA te realiseren kostenbesparingen zijn gehaald, moet worden vastgesteld dat zulks er niet toe leidt dat het voorliggende besluit kennelijk onredelijk zou zijn. Gegeven de noodzaak van bezuinigingen en de - hiervoor als niet onredelijk gekenschetste - wijze waarop gepoogd wordt deze te realiseren, valt zonder nadere toelichting, die de ondernemingsraad niet heeft gegeven, niet in te zien dat het NS Reizigers niet zou vrijstaan in ieder geval tot een - eerste - kostenreductie te komen op de wijze die haar thans voor ogen staat. In dit verband verdient nog opmerking dat niet valt in te zien dat de ondernemingsraad méér informatie nodig had om de adviesaanvraag zoals die is gedaan, te analyseren en te beoordelen. 3.9 Het bezwaar van de ondernemingsraad ten slotte dat met het oog op de personele gevolgen van het plan AIDA getroffen maatregelen onvoldoende zou zijn, faalt eveneens. NS Reizigers heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het van toepassing zijnde en nog onlangs gemoderniseerde Sociaal Plan naar zijn inhoud een adequate, in de eerste plaats op herplaatsing in de NS Groep gerichte regeling bevat ten behoeve van de werknemers wier arbeidsplaats komt te vervallen. Dat het Mobiliteitscentrum dat met de uitvoering daarvan is belast niet op zijn taak berekend zou zijn vanwege het met de uitvoering van plan AIDA gemoeide grote aantal werknemers, heeft de ondernemingsraad tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door NS Reizigers niet aannemelijk gemaakt. 3.10 De slotsom van het vorenoverwogene is dat kan niet worden gezegd dat NS Reizigers bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het verzoek van de ondernemingsraad dient derhalve te worden afgewezen. 4. De beslissing De Ondernemingskamer: Wijst het verzoek van de ondernemingsraad af. Deze beschikking is gewezen door mr Willems, voorzitter, mr Den Boer en mr Scheltema, raadsheren, Den Hoed RA en mr Van Maanen, raden, in tegenwoordigheid van mr Tijhuis, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2003. coll.: